Weeszondag
Ik zal geen wezen laten; Ik kom weder tot u (Joh. 14:18).
Ons is nodig ontdekt te worden aan onze verlorenheid in misdaad en zonde. Een wees te worden, ja, te staan zonder God in de wereld, zonder Jezus als Borg, zonder de Geest als Trooster. Wat voelen we ons dan nameloos eenzaam en verlaten en ellendig.
Dan, bij het vooruitzicht van ons leed, eeuwig God te moeten missen, krimpt ons hart ineen en wordt de bange klacht geboren: verlaten en ellendig ga ik mijn weg. O God, aanschouw mijn smart. Ja, dan wordt geweld gedaan op het Koninkrijk van God. Och, dat Gij de hemelen scheurdet … Zie in gunst op mij van boven, wees mij toch genadig, Heere.
Zó alleen zullen wij wees worden en van die wezen staat geschreven: Immers zal een wees bij U ontfermd worden.
De Heere openbaart Zich in Christus aan de ziel door de Heilige Geest om ons aan te nemen, ons te stellen onder Zijn hoede. Niemand had medelijden met u, maar Ik zag u en Ik breidde Mijn vleugel over u uit. Ja, dan alleen worden wij getroost in onze smart, dan leeft ons hart door de gunstbewijzen des Heeren in die Borg. Deze Borg was minder dan een wees. Want Hij werd óók van God verlaten.
Zo eindigt onze vervreemding van God en krijgen wij weer een thuis, maar niet op aarde. Wij worden doortrekkers naar de eeuwige heerlijkheid. In die zin zijn wij geen wees meer, maar opgenomen in Gods huisgezin.
De vraag moet worden beantwoord of dan de discipelen wezen waren tussen Hemelvaart en Pinksteren. We noemen immers de zondag na Hemelvaart de weeszondag. Waren ze toen wezen? Ja én nee. Ten dele, voor zover de volheid van de Geest nog niet was uitgestort. En ja, in zover Jezus nog niet ten volle woonde in hun ziel. Zij gevoelden een leegte die om vervulling vroeg. Daarom waren zij volhardende in bidden en smeken en weken niet uit de tempel. Maar geen wezen omdat de Geest reeds in rijke mate Zich openbaarde in hun hart. Denk maar eens aan de paasavond toen zij vrede vonden; toen Hij op hen blies en zei: Ontvangt de Heilige Geest.
Wonderlijk is het toch, wees te zijn en toch ook weer niet, maar rijk begenadigd. Waren er maar veel van zulke wezen in het armenhuis van de genade. Geen wezen gelaten. Hij laat hen niet als wezen achter. En dat blijft Jezus nog zeggen tot Zijn Kerk in strijd en lijden.
Uit: Dagelijks manna, Dagboek bij de Bijbel, ds. I. Kievit (1887-1954). © 2015 Den Hertog B.V., Houten).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's