Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandse Hervormde Kerk anno 2004

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandse Hervormde Kerk anno 2004

17 minuten leestijd

Voorwaar, ik zal c/e tent mijner woning niet binnengaan,noch de sponde mijner legerstede beklimmen,voorwaar, ik zal aan mijn ogen geen slaap gunnen,noch sluimering aan mijn oogleden,totdat ik voor den HERE een plaats gevonden heb,een woning voor den Machtige Jakobs ...(Psalm 132, een psalm van David)

Daartoe gedreven door droefheid en zorg wil ik hier in de kolommen van Ecclesia een lied aanheffen Een lied van dankbare herinnering aan de Nederlandse Hervormde Kerk, als ons aller moeder, en afstammend van apostelen, presbyters, kerkvaders en kerkvorsten. De Nederlandse Hervormde Kerk, die in haar nationaal en historisch bestaan vele eeuwen omspant: de eeuw van de Hervorming, van de Stadhouderlijke Republiek, van de Verlichting, van de verdwazing van de Jakobijnse Patriotten, van de Restauratie, van het Reveil,van de Afscheiding en de Doleantie, van de Duitse bezetting en de bevrijding. De Kerk van Willem van Oranje en Marnix van Sint Aldegonde, de generatie van Arminius en Gomarus, van Voetius en Coccejus, van Revius, Jan Luyken en Anna Maria Schuurman, van de generatie van Bilderdijk, de Clercq en Da Costa, van Groen van Prinsterer en Beets, van Hoedemaker en Haitjema, van Noordmans en Van der Leeuw, van Gravemeyer, Koopmans en Miskotte, en van zovelen, zovelen meer

De Nederlandse Hervormde Kerk, ons aller moeder, wier gelaat doorgroefd is door diepe rimpels van zorgen, moeite en strijd, waardoor zij gelijkenis vertoont met het schilderij van Rembrandt's moeder: oud en eerbiedwaardig, voornaam en teer, ontheven aan de maalstroom van de tijd, vol mededogen met de kinderen, klein- en achterkleinkinderen die aan haar schoot ontsprongen zijn. De Kerk, ons aller moeder, wier geloof, hoop en gebed het gedreun en stemmenrumoer van het driftige tijdsgebeuren overstijgt De kerk, die met een milde glimlach van wijsheid en vermaan antwoordt op de eisen, de kritiek en beschuldigingen, die tot haar gericht worden De Kerk, ons aller moeder, die de eeuwen en de eeuwigheid stelt tegenover de koortsachtige, hete adem van de actualiteit. De Kerk, ons aller moeder, die met het sacrament van de Doop elke nieuwe generatie inlijft in de gemeenschap der heiligen, die tijd en eeuwigheid, aarde en hemel omspant.

Die Kerk, die slechts geestelijk gekend wordt en die nochtans als culturele, historische, nationale grootheid onder ons aanwezig is' Nederlandse Hervormde Kerk, Vaderlandse Kerk, Planting Gods.

Ja, wie zou niet lyrisch worden, wanneer het tot hem doordringt welk mysterie, welk geheimenis die Kerk is? V^ie zou niet aanheffen een lied van eerbied, liefde en dankbaarheid voor haar, ons aller moeder? Vvtint dit staat vóór alles vast: de Nederlandse Hervormde Kerk is geen menselijk maaksel, zij is uit God. In haar naam duidt zij aan: de door God uit de wereld geroepenen, provincie-gewijs in hun gezamenlijkheid, hun eenheid, hun verbondenheid, hun historische gestalte.

De kerkelijke aflaatstrijd tussen Luther en de bisschop van Mainz en diens verfoeilijke aflaotprediker Tetzel maakte een sluimerend conflict met de paus acuut. De ontdekking van de augustijner monnik, dat de Bijbel openbaringskarakter heeft en daardoor vulkanisch en eruptief blijkt te zijn, deed paus Leo in Luther een potentieel gevaar voor de Kerk zien. In Augsburg (1518) werd Luther daarom voor de pauselijke legaat ter verantwoording geroepen. Daar kwam het tot een botsing tussen beiden over de vraag of het gezag van de Heilige Schrift uitgaat boven dot van Paus en Concilies.

Luther heeft zich toen geroepen geweten en met al de hem door God geschonken gaven als dienaar van Christus, als "geschworener doctor der Heiligen Schrift", te stellen tegenover Paus en keizer: "Ik ben door de woorden der Schrift gebonden in mijn geweten en gevangen in Gods Woord; herroepen kan en wil ik niets, want het is onjuist en gevaarlijk iets tegen het geweten te doen. God heipe mij, Amen." ? Teruggekeerd in zijn logement riep hij uit: "Ich bin hindurch, ich bin hindurch! Luther's daad was als geloofsdaad de moedige trotsering van paus, kardinalen en legaten als antibijbelse, antichristelijke macht en de terugleiding tot de Heilige Schrift en daarmee tot de apostolische Ecclesia Het was een exodus uit de geschiedenismochten naar de schaapskooi van de Goede Herder, tot het Evangelie, tot het hemelburgerschap

Dat kon met tot een persoonlijke ervaring beperkt blijven. Evenals op de eerste Pinksterdag "zetten de tongen van vuur zich op een ieder van hen ..." (Handelingen 2 vers 3).

Zó vond óók in de Lage Landen een continuering plaats van de apostolische katholiciteit. Zó werd het beleden, eerst op het Convent te Wezel in 1568 en daarna op de Synode te Embden in 1571, waar men in een schier uitzichtloze situatie eendrachtig het fundament en de orde van de Kerk vaststelde. In deze uitlandige herbergen is de Nederlandse Hervormde Kerk geboren.

Zij is dus geenszins een bedenksel van mensen, geen voortbrengsel van vernieuwingsdrang, geen tijdsverschijnsel, maar het ontspruiten van het uitgestrooide zaad van het Woord Gods, van de Heilige Schrift, door de Heilige Geest ingegeven en verklaard. De Bijbel in de landstaal overgezet was daartoe het gezegende instrument. En daarnaast de rondtrekkende predikers, die als leerlingen uit de Geneefse Academie van Calvijn en Beza de Schrift uitlegden als oorkonde van de weg, die de Drieënige God met de mens gaat. Aldus werden de gelovigen bijeenvergaderd en gevormd tot gemeenten, classes en synoden, en zo tot de landskerk van De Zeven Verenigde Nederlanden. Tot de Nederlandse Hervormde Kerk in de volle en diepe zin des woords als volkskerk is zij echter eerst geworden door de publieke belijdenis van haar geloof. Want noch de Bijbel alléén, noch ook de bijbelse prediking en het bijbelse geloof geven de bijeenvergaderde gemeente het karakter van Kerk. Het begrip Kerk heeft van oudsher sinds Constantijn de Grote een uitgesproken publiekrechtelijk, een nationaal, een staatsvormend karakter.

Er is in dit opzicht, speciaal wat het belijden van de Kerk betreft, veel onkunde en misverstand. Niet zelden hoort men de redenering, dat niet 'de leer' maar 'het leven' de Kerk tot Kerk maakt. Dit impliceert de meerwaarde van de praktische vroomheid boven die van het geloof. Alsof de Kerk als geestelijke, mystieke grootheid ooit gekend zou kunnen worden uit haar doen en laten, uit haar goede werken! Dat beweren is een vooruitgrijpen op de voleinding, als zij in werkelijkheid geworden is wat zij nu nog slechts in gelcof en hope is. In haar geloofsbelijdenis stijgt zij uit boven de gebrekkigheid, de armzaligheid van haar levenspraxis, en spreekt zij over de volle rijkdom, die zij in het Evangelie ontvangen heeft. Zij spreekt het uit, publiekelijk, met haar eigen woorden te midden van het eigen volk en de eigen natie, ten teken dat het Woord Gods een levend en werkzaam Woord is; een Woord dat leven wekt en indaalt in iedere tijd, in iedere taal, in ieder land en volk, om hen te richten op het Hemelrijk. Eerst door haar belijden zijn de bijeenvergaderde

Eerst door haar belijden zijn de bijeenvergaderde gemeenten in de volle zin des woords Kerk geworden. Haar belijden is haar proclamatie, haar zelfstandigheidoorkonde, haar identiteitsverklaring, haar mondigheidsakte. Plechtig spreekt zij uit, dat God voor haar geen bange vraag meer is, maar dat zij Hem kent. En zij spreekt dat uit, niet in geheimtaal, niet in tongen, maar in klare zinnen, weloverwogen, theologisch doordacht, en met moedige afwijzingen van meningen, die ermee in strijd zijn. Zij spreekt erin uit, dat het geloof het leven der mensheid is. Eerst in dat geloof is er sprake van Nederlandse Hervormde Kerk, waar haar historie zó nauw verbonden is met de Nederlandse geschiedenis, dat de leuze opkwam: Kerk - Oranje - Vaderland.

Deze plaats als lands- en volkskerk heeft de Nederlandse Hervormde Kerk zich dus niet verworven door het zwaard, niet door macht en geweld, maar zij heeft die verkregen op geestelijke wijze: door de prediking van het Evangelie en door in leer en leven ernst maken met haar geloof. Het is de Nederlandse versie van Luthers: Een vaste burcht is onze God ...

Echter niet te ontkennen is, dat er in haar geschiedenis perioden zijn geweest van dorheid, vervlakking en geesteloosheid. Perioden waarin het zout smakeloos was geworden. Sterker nog: perioden, waarin de Kerk zich zó zeer vereenzelvigde met de tijdgeest en met de publieke opinie, dat zij allengs meer vervreemdde van haar eigen verleden en zij haar belijdenis verloochende, omdat zij niet wilde zijn een zoutend zout en een lichtend licht; geen stad op een berg gebouwd (Mattheus 5). Dat de Nederlandse Hervormde Kerk deze tijden van smadelijk identiteitsverlies, van zelfvervreemding, toch telkens weer te boven is gekomen en haar allure, haar invloed en gezag als lands- en volkskerk weer heeft herkregen, is niet te danken aan reorganisaties en vernieuwingen, maar louter en alleen op geestelijke wijze, namelijk door zich zelf in haar belijdenis te hervinden als die zij in haar historische ontwikkeling geworden was.

Geen treffender illustratie daarvan is te vinden dan het 19^ eeuwse Reveil. Indien ooit, don was toen de Kerk "zeer klein en als tot niets geworden" (Ned. Gel. Belijdenis, art. 27). Het liberalisme overheerste de publieke opinie. Het had de hogere klassen van de samenleving en bijna zonder uitzondering politici, predikanten, geleerden en letterkundigen in zijn greep. De Kerk was een exponent geworden van de tijdgeest, de geest der Verlichting. Maar toen was er het wonder van het Reveil, door de vrome, fijnzinnige Zwitser A. Vinet eens zó omschreven:

"Het Reveil sluit een tijdperk van ongeloof, meer nog, van onverschilligheid en geestelijke dorheid af. Men kon het omschrijven als een terugkeer van het Christendom tot zijn bron, tot een scherper begrip van de Evangelische leer, tot een strengere en bredere toepassing van de christelijke beginselen in het menselijk leven. Na tijden van verval en ongeloof heeft het schier uitgebluste geloof zijn fakkel weer ontstoken; de overtuiging ('s openlijker en scherper belijnd aan de dag getreden, hiet geloof, dat vervallen was tot een staat van collectief en op maatschappelijke en politieke vooruitgang gefixeerd geloof is weer een persoonlijke zaak geworden en daardoor tot een levend geloof Vele, tot inkeer gekomen, zielen hebben het goede deel gekozen, dat van hen niet zal worden weggenomen" {Liberté religieuse et Questions Ecclésiastiques, p. 583).

In de jaren van het Reveil is er in allerlei vorm slechts één strijd gestreden: de strijd voor het behoud van de historische, vaderlandse Kerk als geestelijke, mystieke grootheid tegenover het opdringende ongeloof; tegenover een Kerk, die gedeformeerd was tot een religieus getinte maatschappelijke vereniging tot nut en ontwikkeling van het algemeen. Het Reveil was de strijd voor de Nederlandse Hervormde Kerk als het geestelijk ferment van het Nederlandse volk, de Nederlandse natie, de Nederlandse staat en historie. Het is de leerschool bij uitstek geworden voor de Kerk in het ontkersteningproces, dat sinds de revoluties van 1789 en 1848 Europa overspoelde. De desastreuze gevolgen van dat proces voor Kerk, staat en samenleving zijn door de geesten van het Reveil onderkend, voorzien en profetisch voorzegd. Zij waren het ook (men denke slechts aan Groen van Prinstere's Adres aan de Hervormde Synode en aan de Hervormde Gemeenten) die de Nederlandse Hervormde Kerk de weg hebben gewezen om weer te zijn en te blijven een pilaar en vastigheid der Waarheid. "Wij mogen niet zwijgen", aldus Groen, "er zijn tijden en omstandigheden, waarin het zwijgen een soort van medeplichtigheid wordt... Wij moeten strijden, wij moeten in de Kerk blijven en niet door ons vertrek de mening doen postvatten, dat ons geloof en onze leer niet dezelfde is als die der Kerk, waarvan wij tot op heden lidmaten waren ... Onze grote opgave is om kloekheid aan lijdzaamheid te paren."

Aldus Guillaume Groen van Prinsterer, de meest gezaghebbende stem van het Reveil in de 19® eeuw. Een stem die opkwam voor het behoud van de Nederlandse Hervormde Kerk als het geestelijke ferment van het Nederlandse volk, de Nederlandse natie, de Nederlandse staat. En het is nu dof geestelijke ferment, dat onder invloed van secularisatie en progressiviteit hoe langer hoe meer teloor is gegaan, en dat haar heden op nóg acuter heeft vervreemd van haar historie, haar belijdenis, haar geestelijke, culturele en politieke erfgoed uit het Reveil en de Hervorming.

Niet meer in de Kerk als geestelijke, mystieke grootheid, als ons aller moeder, wier geloof, hoop en liefde het driftig tijdgebeuren overstijgt, en die de eeuwen en de eeuwigheid stelt tegenover de hete adem van de progressiviteit en wier sacrament van de Doop elke nieuwe generatie inlijft in de gemeenschap der heiligen die hemel en aarde omspant, ? niet meer daar weet de mens van deze tijd zich thuis. Waar hij naar hunkert en streeft, is een nieuwe, andere vorm van religiositeit, die aansluit op het eigentijdse levensgevoel en wereldbeeld, waarin de nadruk valt op vrijheid, mondigheid, zelfontplooiing, authenticiteit. Wat hij zoekt en verlangt, is niet meer een Kerk van geborgenheid en gerechtigheid, maar een Kerk die past in deze dynamische tijd. Een Kerk, die God kent als de Schepper van de menselijke vrijheid, die vrijheid schept en haar geen beperkingen oplegt. Groen voorzag de ideologieën!

In zijn ouderdom heeft Groen op een Europees congres in Amsterdam (1867) van de Evangelische Alliantie er zijn diepe zorg nog een keer over uitgesproken in een rede: La nationalité religieuse en rapport avec la Hollande et I'Alliance Evangélique.

Omdat ik deze rede van eminent, actueel belang acht voor Kerk en natie; ja, haar beschouw als het geestelijk testament van Groen van Prinsterer als onze kerkvader uit del 9e eeuw, citeer ik er de gewichtigste passages uit in Nederlandse vertaling. Ik meen de thans in een algemeen secularisatieproces wegzinkende Kerk geen groter dienst te kunnen bewijzen dan om hen in rapport te houden met de Vaderlandse Kerk.

Groen begon met te wijzen op het uitzonderlijk karakter van de Nederlandse nationaliteit. Zij is net als de Geneefse geboren uit de Hervorming. Zij is vrucht van het geloof. Zij is een schepping van het Evangelie in de strijd tegen een afgoderij.

"Eerst was er de Nederlandse Kerk, geboren uit het bloed der martelaren. Uit de Kerk is de Nederlandse Staat ontstaan. De Prins van Oranje, ondersteund door zijn broers en geholpen door velen uit België, uit Frankrijk, uit Engeland, die hier een wijkplaats zochten, heeft Kerk en volk verdedigd. Zo is allengs uit inheemse en uitheemse christenen de Nederlandse Nationaliteit ontstaan, verbonden door het vuur van de beproeving, geheiligd door het Woord van God, en geroepen om de banier van de vrijmachtige genade van de Here Jezus Christus hoog te houden. Een vaste burcht is onze God!

"Bij de verdere ontwikkeling van de Nederlandse Natie is veel hulp en steun ontvangen van de talloze réfugiés, die vanwege nieuwe vervolgingen hier binnenstroomden Niet alleen vanwege hun kunde en i|ver, maar ook omdat zij de Natie eraan herinnerden, dot vrijheid van geloof een zeldzaam en kostbaar goed is Zo is de Nederlandse Staat een tijdlang geweest een middelpunt van Protestants leven en een haard van zendingsijver en ondersteuningshulp voor naburige landen Men zou zelfs kunnen zeggen, dat Nederland toen geweest is een tweede vaderland voor de Protestantse christenheid Waar men ook de Hollandse vlag zag, de vlag van het HUIS van Oranje, daar beschouwde men die als het embleem van het geloof en de vrijheid De Hollandse vlag en de wapenspreuk Je maintiendrai! Ik zal handhaven! waren het devies van vrijheid van geweten, vrijheid om de Heilige Schrift te lezen, vri|heid om God te gehoorzamen

"Zo is het een tijdlang geweest. Het is nu niet mijn opdracht om hier te schetsen hoe de situatie in Nederland thans is Gi| weet het maar al te goed. Maar in naam van dat voorgeslacht aan wie dit kleine uithoekje op aarde zo onuitsprekelijk dierbaar was, zeg ik U: Broeders en Zusters, wanneer gij teruggekeerd zult zijn in uw land, bidt dan voor Holland, bidt voor zijn Kerk, die Kerk die eertijds zo getrouw, zo schitterend was, dat zij toch mag afschudden het |uk van die kunstmatige en verwerpelijke eenheid, waarbij de godslastering het Evangelie verdraagt, echter op voorwaarde dat ook het Evangelie de godslastering verdraagt. Bidt voor Holland, bidt dat de herleefde kracht van het evangelisch geloof het mag bevri|den van een wet, die tal van christelijke ouders verplicht hun kinderen te zenden naar een school, waaruit de Bijbel verbannen is, waar de historie vertekend is, waar het christelijk onderwijs wordt beschouwd als sectarisch, en waar de vrije moraal als vanzelfsprekend wordt aanvaard.

"Weet echter wel, wat gij, diepzinnige filosofen, knappe politici, weldoeners van het moderne Europa, bereikt zult hebben als gij uw droombeelden ten volle zult hebben verwerkelijkt Gi| zult don voor U zien Naties, voor zo ver men dan nog van Naties kan spreken, die volkomen ontwricht zijn, verworden tot een willoze schare, tot massa's, tot onaanspreekbare menigten, tot samenklonteringen van geestloze individuen, tot losse atomen, tot stof dot modder is geworden Gi| zult dan te maken hebben met een onregeerbare materie, die nog slechts dienstig is voor tweeerlei gebruik, namelijk om te worden recruten óf voor de anarchie, óf voor de dictatuur Recruten, die gij nog slechts kunt weiden op de grazige weiden van genotzucht en criminaliteit, om ze te gelegenertijd te gebruiken als slachtvee op de slagvelden Gi| zult dan voor U ziende onbeheersbare gruwelen van een nieuwe barbarij, die gepaard gaan met de geraffineerde uitvindingen van de moderne techniek

"Het is deze crisis, waarin thans de Naties verkeren Het is deze crisis, die U ook uw taak aanwijst. Wat kon zi| anders zijn don weerstand bieden aan die opdringende stroom van systematisch ongeloof^ Wat anders don versterking van een christelijke nationaliteit te midden van de losgeslagen volkerenmossa's Geenszins wil ik beweren, dot het een lichte taak is Wij zullen ervoor nodig hebben een vonk van dat heilige vuur, dat brandde in het hart van de Prins van Oranje, wiens stervensgebed "Mon Dieu, mon Dieu, aye pitié de ton pauvre peuple' Mijn God, mijn God, heb medelijden met uw arme volkl" in ons volksverleden zo heerlijk verhoord is. Een vonk van het heilige vuur, dat hem tegen zijn vriend Mornix in een uur van mistroostigheid deed zeggen "Souffrons qu'on morche sur nous, Aldegonde, pourvü que nous puissions aider l'Eglise de Dieu! Laten wij het maar verdragen, Aldegonde, dat men ons vertrapt, als wi| maar kunnen helpen Gods Kerk!"

De regels, aangehaald van Groen van Prinsterer uit 1867, hadden een profetische lading en klonk Ik heb dat nooit sterker beseft dan in de oorlogsjaren 1940 - 1945 Het was de tijd die Ida Gerhardt inspireerde tot het gedicht Het Carillon (Oorlogsjaar 1941)

Ik zag de mensen in de straten,

hun armoe en hun grauw gezicht,

toen streek er over de gelaten

een luisteren, een vleug van licht.

Want boven in de klokketoren

na 't donker-bronzen urenslaan

ving, over heel de stad te horen,

de beiaardier te spelen aan.

Valerius: een statig zingen

v/aarin de zware klok bewoog,

doorstrooid van lichter spronkelingen,

'Wij slaan het oog tot U omhoog '

En één tussen de naamloos velen,

gedrongen aan de huizenkant

stond ik te luis'ren naar dit spelen

dat zong van mijn geschonden land.

Dit sprakeloze samenkomen

en Hollands licht over de stad.

Nooit heb ik wat ons werd ontnomen

Zo bitter, bitter liefgehad Ik was toen predikant in Koudum (Fr.) en lid van de Synodale Commissie, zodat ik van dichtbij het begin meemaakte van het herleven van de Kerk onder leiding van de secretaris Dr K. E. H Gravemeyer: Javostraat 100 te 's Gravenhage Men kon ervan lezen in: H C Touw. Het verzet der Hervormde Kerk, I en II. In het Ten geleide vooraf schreef de Oud-Secretoris van de Generale Synode èn in naam van de Generale Synode K. E H. Gravemeyer: "Hoewel voortgekomen uit de organisatie van 1816 is zij zich bewust geworden Gestor Rerum (gevolmachtigde W.A.) der Kerk te zijn. Juist daardoor is hoe langer hoe duidelijker geworden, dat zij niet anders dan plaatsvervangster kan zijn van een ware Synode. Als het moest greep zij over de regle-menten heen naar den Bijbel. Immers, alleen dit Boek van den Heiligen Geest onderwijst de Kerk in wat zij moet spreken en doen."

Hoe actueel werd toen weer de uitspraak van Prins Willem van Oranje: "Souffrons qu'on marche sur nous, Aldegonde, pourvü que nous puissions aider l'Eglise de Dieul Laten wij het maar verdragen, Aldegonde, als wij maar kunnen helpen Gods Kerk 1" Was dat het geboorte-uur van een nieuw reveil? Een hervinding van de ware, zuivere, apostolische katholiciteit?


Februari 2004

' Op verzoek vanuif het land heb ik het artikel uit 1994, dat ook in het eerste nummer van Ecclesia van 2004 werd geplaatst herschreven, in verband met de kerkelijke situatie na 12 december

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 maart 2004

Ecclesia | 12 Pagina's

De Nederlandse Hervormde Kerk anno 2004

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 maart 2004

Ecclesia | 12 Pagina's