Zuchten
Bij Romeinen 8: 18-26
Op koninginnedag 2009 zaaide een man dood en verderf in Apeldoorn. Wat als een volksfeest was begonnen eindigde in een drama. Diezelfde dag nog sprak onze toenmalige vorstin koningin Beatrix op indrukwekkende wijze het volk toe.
Een toespraak die begon met een diepe zucht. En die zucht zei eigenlijk al genoeg.
We worden in deze wereld herhaaldelijk geconfronteerd met gebeurtenissen waar we geen woorden voor kunnen vinden. Dan rest niet anders dan een zucht.
In Romeinen 8 schrijft Paulus over het zuchten van de schepping. De schepping van God die ons zoveel moois te bieden heeft. De schepping waarin we Gods macht en majesteit opmerken. Dat is ook de schepping die aan de zinloosheid is onderworpen. De gebrokenheid wordt ons dagelijks in alle toonaarden voorgeschoteld: zinloos geweld, terreur, haat en nijd. Het doet je wel eens zuchten.
Maar het zuchten waarover de apostel spreekt is meer dan dat. Er spreekt uit het zuchten ook een verlangen. Met reikhalzend verlangen ziet de schepping uit naar de voltooiing. Een verlangen dat de apostel vergelijkt met het verlangen van een zwangere vrouw. Ze moet wel eens zuchten vanwege de moeite die de zwangerschap met zich meebrengt. Maar ze weet dat het van voorbijgaande aard is. Er is immers nieuw leven aanstaande. Zo ziet de schepping reikhalzend uit naar het openbaar worden van de kinderen Gods.
Dat mag de christen vrolijk en blij maken. En toch zucht ook de christen zelf. Ook wij die de eersteling van de Geest hebben zuchten in ons zelf. Juist de christen die weet heeft van de nieuwe schepping, moet met leedwezen aanzien hoever deze wereld daar nog vanaf is. En tegelijk ook weer zo heel dichtbij, omdat ook zijn zuchten een verlangen in zich heeft naar de voltooiing. En de christen weet dat Christus deze wereld zal leiden door de moeiten en verdrukkingen heen naar de voltooiing.
Het is pijnlijk te moeten zien dat deze wereld nog niet zo is, zoals de Schepper die voor ogen heeft. Het is vernederend te merken dat je eigen leven niet is zoals het zou moeten zijn. Dat maakt het verlangen des te groter naar de verlossing van ons lichaam. Als een hert dat verlangt naar de waterstromen.
En dat zuchten moet in ons gebed op een of andere manier uitgedrukt worden. Maar je weet de woorden vaak niet goed te vinden. Gelukkig zijn er nog de verzuchtingen van de Geest. Hij deelt in dat verlangen naar volkomenheid. Hij daalt af en zucht met ons mee. En maakt dat ons zuchten bekend wordt bij God.
Wij die zo vaak sprakeloos moeten staan bij de onvolmaaktheid en gebrokenheid van deze wereld. Wij die niet weten wat we bidden moeten zoals behoort. Het is onze zwakheid waarin de Geest ons te hulp komt. Een hulp die we hard nodig hebben.
G.C. Bergshoeff, Scherpenzeel
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juni 2018
Ecclesia | 8 Pagina's