Het ware kerstevangelie is de daad!
IIn de Deense kerk pleegt men te preken volgens de tekstorde van het kerkelijk jaar. Elke zondag heeft zijn bepaald ‘evangelie’. Voor eerste kerstdag is dat natuurlijk Lucas 2; dat van tweede kerstdag is - men zou dat niet verwachten - Handelingen 7, de steniging van Stefanus. Over dit ‘evangelie’ gaat een van de laatste artikelen die Kaj Munk heeft geschreven. Dit artikel werd in december 1943 gepubliceerd en in de eerste week van 1944 werd hij vermoord.
Er is tweeërlei Kerstevangelie, een voor eerste kerstdag, het feest van Christus’ geboorte, en een voor tweede kerstdag, St. Stefanusdag. Ze verschillen als water en vuur. Ja, zo zeer zelfs, dat sommigen maar niet kunnen begrijpen, dat het twee letters uit het alfabet van dezelfde religie zijn. Het eerste evangelie kennen we allemaal en daar willen we graag naar luisteren: het gaat over het kind in de kribbe en over een menigte van hemelse heirlegers en over herders op het veld; het is het evangelie dat er over spreekt, dat de vrees wordt weggenomen, dat er grote blijdschap komt over allen, dat er een Zaligmaker wordt geboren; er ligt een kind in doeken gewikkeld en dan zet er een hemels koor in: ere zij God, vrede op aarde en in de mensen een blij en vrolijk welbehagen. Evangelie, dat betekent: een blijde en goede boodschap; en wat Lucas hier allemaal neerschreef, dat is ook goed en blij. Het past allemaal uitstekend bij wat de mensen kerststemming noemen. Het hoort bij de dennenboom en de kaarsen en het marsepein en de pakjes en de kerkklokken en de arrensleden. Het is allemaal zo mooi, dat zelfs de heidenen hebben ontdekt, dat de eerste hoofdstukken van het evangelie van Lucas tot de parels van de wereldliteratuur gerekend mogen worden, en wij dominees voelen het als een groot voorrecht, dat wij op de hoogst heilige dag van het jaar van aangezicht tot aangezicht mogen staan met zoveel kerkbezoekers als wij anders nimmer aanschouwen, en dat wij hun dan dat heilige verhaal mogen vertellen. Maar sommigen van ons denken misschien, als zij onder de preekstoel al die brave, blije gezichten zien: God dank, dat ze morgen ten minste wegblijven! Want dan zouden ze echt door schrik bevangen worden.
Tweede kerstdag is namelijk van zo’n dramatisch gebrek aan consideratie, dat hij de volgegeten, vreedzaam en gezellig ingestelde kerkgasten, die zich van geen kwaad bewust zijn, plotseling met het verhaal over Stefanus om de oren slaat. Plotseling horen we klanken, die volkomen anders klinken dan die van gisteren. Hier wordt God niet geëerd, hier is geen vrede op aarde en hier heeft de duivel in de mensen een welbehagen. En dat is dan een boodschap, waarbij de geur van dennennaalden begint te stinken. De idylle van gisteren wordt een moordtoneel, waarbij de volksoploop, allemaal tegen één, een onschuldig mens lyncht. Kan men zo’n geschiedenis eigenlijk nog wel een evangelie noemen? En dat nog wel in de kersttijd! Moeten we niet zeggen, dat die oude kerkmensen, die de teksten voor het kerkelijk jaar uitkozen, daarmee wel heel ruw omsprongen? Nu is het verhaal over Stefanus in zoverre geen evangelie, dat het in de Handelingen der Apostelen staat en niet in een van de vier levensgeschiedenissen van Christus. Maar het past heel goed als illustratie bij Jezus’ eigen woorden, die op tweede kerstdag overdacht moeten worden. ‘Denk niet, dat Ik op aarde ben gekomen, om daar vrede te brengen. Ik ben niet gekomen, om vrede te brengen, maar het zwaard.’ Stefanus is de eerste van Christus’ vrienden, die deze harde woorden volmaakt heeft begrepen, en die ze begrepen heeft op de enig juiste wijze, waarop de Here prijs stelde; en zoals dat een christen past, heeft hij ze dusdanig begrepen, dat hij zichzelf met die woorden identificeerde. En zo wordt het verhaal van tweede kerstdag voor ons even goed een evangelisch verhaal als dat van de éérste dag. Ja, misschien mogen wij zelfs zeggen, dat er voor de mensen meer evangelie steekt in het voorbeeld van Stefanus, dan in de kinderlijke en ontroerende geschiedenissen rondom de geboorte van Christus. Lees nu de geschiedenis van Stefanus nog een keer en u zult ontdekken, dat er toch verband is, het nauwste, organische verband, met het kerstevangelie. Want hier staat een mens, in wie God werkelijk een welbehagen had, Gods vrede straalt van zijn gezicht, bij zijn leven en bij zijn dood! Hij ziet de hemelen geopend en de Zoon des mensen zittende aan de rechterhand van God; dat is het wat hem door Gods genade dat sterke karakter geeft; maar omgekeerd is het dat sterke karakter, dat hem dat visioen doet aanschouwen. De hemel geopend, dat is het gemeenschappelijke visioen in het evangelie voor beide dagen. De eerste dag komt het kindeke Jezus tot ons op aarde en zijn trouwe engelen zingen in de hemel zijn lof; de tweede dag is Hij in diezelfde hemel bij God en zijn dienaren hier beneden zingen Hem de grootste lofzang van alle lofzangen, door hun leven aan Hem ten offer te brengen. Stefanus heeft begrepen, dat Gods eer in de hoogste hemelen en vrede op aarde hier beneden en welbehagen in de mensen niet uit zich zelf tot stand komen. De lofzang van de engelen was een profetisch visioen, waarvan de verwerkelijking afhing van Christus en de zijnen. Het kindeke, dat de engelen deed zingen, was tot man opgegroeid en had alles, maar dan ook alles ingezet. De dood had zijn werk bekroond en nu mocht Hij dat zwaarbeladen, trotse woord spreken: het is volbracht. En nu was het aan de discipelen, om het kruis op te nemen, daar waar Hij er onder was bezweken, en om kracht te putten uit zijn ‘volbracht’. Stefanus had natuurlijk zijn verdere actie kunnen afblazen, toen het zo ver met hem gekomen was, dat hij voor het hoogste gerecht gedaagd werd. Het kon immers voor hem zelf en voor de gemeente de ernstigste gevolgen hebben, als hij aan het evangelie bleef vasthouden. Maar hij vroeg niet naar de gevolgen, omdat hij ervan uitging, dat het ergste wat er kon gebeuren was, dat men de waarheid prijs gaf. Daarom week hij geen duimbreed; hij stond stevig op het fundament, dat Jezus gelegd had! Die mensen daar, die het onrecht vertegenwoordigden, moesten het nu maar eens precies en duidelijk weten wàt zij vertegenwoordigden. Zij waren geworden tot verraders van het Kerstevangelie. Het Kerstevangelie is de verkondiging, dat u een Verlosser is geboren. Verlossen - dat kan betekenen, dat men heel stil en hulpeloos op de bodem van een put zit en een enorme kraan haalt u er uit. Maar verlossen kan ook betekenen, dat een eerlijk en volhardende strijder wordt ontzet. En waar loopt het met die verlossing op uit? Waartoe wordt zo iemand verlost? Om daarna een bestaan te leiden te midden van zachte kussens? Neen, dat is niet de verlossing die Christus biedt. Vraag dat maar aan Stefanus, Petrus of Paulus! En zij zullen allen antwoorden: Christus verloste ons leven tot een leven vol activiteit!
Het beste woord, dat het Christendom ons heeft geschonken, is dat van de vergeving der zonden. Het is het beste woord, maar tegelijkertijd ook het gevaarlijkste woord. Want dat weten wij: waar God een kerk sticht, sticht de duivel een kroeg, dat is een oud spreekwoord. Overal waar God ons een schat schonk, stuurde de duivel een worm om die te verteren. Gods aap noemden de middeleeuwen de duivel en dat was een geniale naam. Zo gezien immers is de aap het bewijs voor de mens. De aap is de mens met een omkeringsteken. Misbruik wil zeggen, dat men in plaats daarvan van iets ook gebruik kan maken. De hoogste waarden zijn die, welke het meest misbruikt kunnen worden. Omgekeerd kan men uit dat veelvuldige misbruik concluderen, dat er van de hoogste waarden sprake is. Denk maar aan de oorlog! Wat een krachten, wat een gruwelijke mogelijkheden opent die niet! Zij worden in dienst gesteld van het kwade! Wat als het zou ‘keren’ , wat een positieve gevolgen zou dat dan hebben.
De vergeving der zonden, want daar hadden wij het over, is Gods goede gave aan de mensen, en daarom wordt die gave ook zo lang mogelijk door zijn en onze vijand misbruikt. In simpele kerktaal heet het dan, dat de genade ook als een lui hoofdkussen kan worden gebruikt. Vooral in het Lutherdom is het een vreselijk gevaar, dat Luthers diepe afhankelijkheid van onze God, die vaste burg, wordt vervormd en verdraaid tot een onverantwoordelijk stuk inventaris van die vaste burg. Men kan er over preken – maar men kan er ook naar leven , dat wij mensen niets zijn en niets kunnen, zodat het Christendom op die manier tot precies het tegenovergestelde wordt van wat het is. Dat is een vervalsing van het ideaal van de christelijk deemoed. Het Christendom heeft zich echter heel andere, hogere doelen gesteld en het stelt andere schroeiende eisen aan zijn aanhangers. Christus leerde ons niet: gij zijt maar een armzalige hond en dient u daarnaar ook te gedragen. Want dan zou er nooit een Stefanus hebben bestaan. Christus’ hartstochtelijke waarheidsliefde bracht hem er toe woorden te spreken, die met alle verstand en rede in strijd waren, woorden als: Weest gijlieden dan volmaakt, gelijkerwijs uw hemelse Vader volmaakt is! Alleen als we streven naar dàt hoge doel, zijn wij Christenen; en slechts dan kunnen en mogen wij ons beroepen - uit genade beroepen - op het woord van de vergeving der zonden.
De grammofoonplaten (preken) die het meest in onze kerken worden afgedraaid zijn zo stichtelijk, dat ze met name de slaperigheid van de gemeente bevorderen. Maar de echte Christentaal ligt in een heel ander laatje dan die slaaptabletten. De ware Christentaal deed jonge mensen de hemel geopend zien en oude mannen de tanden tegen hen knarsen. Ja, gloeiende wangen en knarsende tanden waren van die taal het gevolg. En als die gevolgen uitblijven, kan dat alleen maar zijn, omdat die taal haar kracht verloren heeft. Gods aap heeft de moed van zijn volgelingen van alles te eisen: hun geld, hun gezondheid, hun leven, alles. Zou God van de zijnen dan ook niet iets mogen vragen? De mensen willen wel iets cadeau krijgen, maar zelf willen zij liever niet in gebruik genomen worden. Diezelfde dag, dat het Christendom de mensen niet langer de eer aandeed en niet langer het vertrouwen in hen had, iets van hen te eisen, op diezelfde dag hadden de mensen er genoeg van. Want toen voelden zij onbewust, dat het zichzelf niet meer was.
Dat is het schone evangelie van eerste kerstdag, dat het ‘Ere zij God, vrede op aarde en in de mensen een welbehagen’ Gods duizendjarenplan voor deze wereld is. En het is het eervolle evangelie van tweede kerstdag, dat God zijn gemeente nodig heeft, om dat duizendjarenplan te volvoeren.
Kaj Munk
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 december 2018
Ecclesia | 12 Pagina's