Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Cornelis Carel Callenbach

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Cornelis Carel Callenbach

‘de profeet van de Veluwe’

10 minuten leestijd

IIn een vorig artikel 1 kwam de naam van ds. Callenbach uit Nijkerk ter sprake. In deze bijdrage wil ik deze tijdgenoot van Kohlbrugge wat nader voor het voetlicht brengen.

In de negentiende eeuw waren er diverse predikanten die niet meegingen met de Afscheiding. Zij zagen dit als een heilloze weg en wilden ondanks alle zorgen die er waren trouw blijven aan de Hervormde Kerk. De gereformeerde leer wilde men handhaven in een kerk, waar het modernisme de toon aangaf. Zij die de kerk verlieten zijn doorgaans bekender geworden dan ‘Zij die bleven’, hoewel de laatste groep groter was. Een aantal van hen is bekend geworden door hun acties tegen de besturenorganisatie. Verschillende ‘Adressen’ richtte men aan de Synode. Van de kant van de Afgescheidenen werd nogal negatief gereageerd op degenen die de Kerk trouw wilden blijven. Scheldwoorden als: ‘de Achitofels onzer dagen’ en ‘halfgebakken Efraïmskoeken’ gebruikte men om duidelijk te maken wat men van die ‘blijvers’ vond.

Eén van die blijvers was C.C. Callenbach. Zijn kracht lag niet zozeer in de kerkstrijd of in het schrijven van polemische geschriften, maar in een rustige, bijbelse prediking. Hij stond bekend als een geliefd prediker. Zijn ‘Kerkredenen’ en losse preken zijn meerdere malen herdrukt.

Theologische studie

Cornelis Carel Callenbach werd op 28 januari 1803 te Amsterdam geboren. Zijn vader, Cornelis, was kleermaker van beroep; zijn moeder heette Marie Theresia Dirks. Op maatschappelijk terrein waren het onrustige jaren waarin Cornelis opgroeide, de tijd na de Franse Revolutie. Napoleon had het voor het zeggen en Nederland werd ingelijfd bij Frankrijk. Na diens definitieve nederlaag bij Leipzig moest Napoleon aftreden en Willem I, de zoon van stadhouder Prins Willem V, keerde in november 1813 terug naar Holland en werd gekroond tot koning.

Cornelis bezocht het gymnasium en ging daarna theologie studeren, in eerste instantie aan de faculteit te Amsterdam en vanaf 1823 aan de Leidse universiteit. Op 3 augustus 1825 deed hij examen voor het provinciaal kerkbestuur van Noord-Holland en in diezelfde maand kreeg hij een beroep van de gemeente Kortenhoef. Op 13 november 1825 verbond hij zich aan deze gemeente. Een maand voor zijn bevestiging was zijn moeder overleden; zij was degene die hem had aangespoord om theologie te studeren. Haar heengaan betekende voor Cornelis een groot gemis; hij sprak zijn gevoelens uit in het gedicht: ‘Bij het graf, mijner dierbare eeuwig onvergetelijke Moeder….’. Op 2 maart 1826 trad hij in het huwelijk met Catharina Hendrika Gezelle Meerburg. Zij was de zus van zijn studiegenoot, George Frans Gezelle Meerburg, één van de voormannen van de Afscheiding. Zeventien kinderen werden uit hun huwelijk geboren, waarvan er drie op jonge leeftijd zijn overleden. Eén van hun kinderen, G.F. Callenbach werd in Nijkerk boekhandelaar en uitgever.

De gemeente Kortenhoef diende Callenbach drie jaar en in die tijd kreeg hij diverse beroepen. Eén daarvan was de gemeente Nijkerk, het ging om een tweede predikantsplaats. In 1828 nam hij dit beroep aan en door ds. B. Moorrees werd hij aan deze gemeente verbonden. Drieëndertig jaar heeft hij deze gemeente gediend. Een periode waarin veel gebeurde. Eén van de ingrijpendste gebeurtenissen was wel het overlijden van zijn geliefde vrouw, ze was nog maar 48 jaar. Callenbach is zelf ook ernstig ziek geweest, zestien weken kon hij in 1856 niet voorgegaan in zijn gemeente. In 1861 nam hij afscheid van Nijkerk en vertrok naar Elburg, dit werd tevens zijn laatste gemeente. Op 30 juni 1867 nam hij om gezondheidsredenen van haar afscheid met de woorden uit Handelingen 15:29 ‘Vaart wel’. Hij verhuisde vervolgens naar Valburg, een dorpje bij Elst. Regelmatig preekte hij nog en verder hield hij zich bezig met lezen, schrijven en het corrigeren van herdrukken van zijn preken. Op 25 oktober 1873 overleed Callenbach.

Bilderdijk

De grote voorman van het Revéil, Willem Bilderdijk, was een bijzondere vriend van Callenbach. In 1824 ontmoetten zij elkaar voor het eerst en tussen hen ontstond al snel een hechte vriendschap, die duren zou tot aan Bilderdijks dood in 1831. De eerste keer dat Callenbach met Bilderdijk kennismaakte was voor hem onvergetelijk. Hij verwoordde dit in een brief op deze wijze: ‘…. Ik mogt Zijn Vriend zijn en nederzitten aan Zijne voeten. ‘k Leerde Hem, nu dertien jaar geleden, gedurende mijn studie-tijd te Leijden, kennen. Nooit zal uit mijn geheugen tijd, plaats, omstandigheid gewist worden’. Toen Callenbach het beroep aannam naar Kortenhoef schreef Bilderdijk in een album ‘dierbare afscheidsregels’. Ook maakte hij een gedicht ter gelegenheid van Callenbachs bevestiging als predikant. Nu de afstand tussen hen wat groter was geworden werden deze huisvrienden, correspondentievrienden. Brieven gingen over en weer. Ze geven een aardig beeld onder andere over het huiselijk wel en wee. Bilderdijk klaagde nogal eens over zijn slechte gezondheid, ‘ik ben afgeleefd en tot een nuttelooze last der aarde geworden…..’ Als Callenbach gebukt ging onder aanvechtingen en twijfels beurde Bilderdijk zijn vriend op. De laatste brief dateerde uit 7 november 1831, ruim een maand voor Bilderdijks heengaan. Bilderdijks geschriften waren voor Callenbach van grote betekenis. Eén van hun kinderen is zelfs vernoemd naar deze vader van het Réveil.

Binnen de kring van het Réveil nam Callenbach een bescheiden plaats in. Hij bezocht regelmatig de vergaderingen van de ‘Christelijke Vrienden’. Ook leverde hij zijn bijdrage aan het blad van deze vereniging ‘Christelijke Stemmen’. Later was hij enige tijd lid van de broederkring ‘Ernst en Vrede’. Dit illustere gezelschap bestond uit een groep hervormde predikanten met N. Beets als voorzitter en stelde als doel het ‘behartigen van Kerkelijke en Christelijk-nationale belangen’. Een aspect van het Réveil was het zich praktisch inzetten voor de behoeftige naaste. Ook in dat opzicht was Callenbach actief. Toen hij eens een bezoek bracht aan het gehucht Nijkerkerveen, kwam hij in aanraking met de armoede die daar heerste. De bewoners van ‘t Veen woonden in zeer primitieve huizen, eigenlijk waren het slechts hutten. Na deze mensen bezocht te hebben kwam hij met het voorstel om een school te bouwen voor de vele analfabeten die daar woonden. Samen met vrienden benaderde hij bemiddelende personen voor een financiële bijdrage. Van de vele giften die er binnenkwamen kon de school gerealiseerd worden. Ook stelde een jonkvrouw zich garant voor het salaris van de onderwijzer.

Prediking

De prediking van Callenbach was bediening van het Woord. Professor Doedes uit Utrecht noemde hem ‘de profeet van de Veluwe’. Zijn verkondiging getuigde van een diepgaande schriftstudie. De exegese vormde een belangrijk onderdeel van zijn prediking en de toepassing moest vanuit de exegese naar voren komen. Zijn stelling was: ‘Schrift door Schrift verklaren’, was een gulden regel onzer vaderen…..’ Als er sprake was van een moeilijke passage zei hij eens heel nuchter: ‘Dit is niet te verklaren en moet ook ‘in den volstrekste zin onverklaarbaar blijven, willen wij niet tot een allerongerijmdst zoogenoemd ‘vergeestelijken’ onze toevlucht nemen’. Christus moest centraal staan in zijn prediking; wie Hem niet erkent als een volkomen Zaligmaker kiest voor het eeuwig verderf. Callenbach liet na de prediking nog al eens zingen Psalm 2 vers 6 ‘En kust de Zoon, van ouds u toegezeid, eer u Zijn toorn verdelg voor aller ogen’. Als hij een jonge kandidaat bevestigde zei hij nog wel eens: ‘want dit staat bij de dienaar vast: die hij voor de Heere Christus wint, zijn zalig’. Verschillende malen heeft Callenbach in de prediking aandacht besteed aan het gebed en de verhoring daarvan. Hij sprak de reformator Calvijn na door te zeggen dat bidden is, de Heere aan zijn belofte herinneren: ‘Zo menigmaal de christen gevaar ziet, voor zich, voor kerk en land, heeft hij vrij beroep op de heerlijke belofte: ‘ziet, Ik ben met u al de dagen tot de voleinding der wereld’. Kohlbrugge heeft eens een keer gezegd te ‘wenschen dat hij zoo eenvoudig, kinderlijk, ootmoedig zou kunnen bidden als ds. Callenbach.’

De gereformeerde belijdenisgeschriften stonden bij hem in hoog aanzien: ‘De regte toetsteen, welke is hij? Zeker niet de uiteenlopende meeningen van menschen, die een bedorven verstand hebben, maar Gods Woord, waardoor wij verstaan den bijbel, den geheele bijbel; en waarom zouden we ons, als hervormden of gereformeerden, schamen er bij te voegen: onze belijdenis?’

Het kerkgebouw was al snel te klein om het groeiend aantal hoorders te herbergen. Een uitbreiding met een gaanderij was noodzakelijk. Ook toen kwam het nog wel eens voor dat mensen met een standplaats tevreden moesten zijn. In een brief aan Groen van Prinsterer schreef Callenbach hierover het volgende: ‘De opkomst ‘s Zondags is gewoonlijk, ik mag zeggen, altijd, zeer talrijk. ‘s Morgens en ‘s avonds staan wij voor eene schaar van 2000 mensen. ‘s Middags voor een 1200-tal. De weekbeurten worden ook trouw bezocht.’

De bekende president van de Nijmeegse rechtbank, Mr. J.J.L. van der Brugghen zei over de prediking van Callenbach dat deze had bijgedragen ‘om zijn nog duistere ziel op den rechte weg te helpen’.

De theologie van de Groninger school en de Leidse universiteit konden Callenbachs goedkeurig niet wegdragen. ‘Of nu de Leijdsche en Groningsche wetenschap wat anders wil leeren, en Jezus Christus tot den rang der schepselen verlagen, wij willen daar het oor niet aan leenen, zelfs op het gevaar af, voor ‘weetnieten’ verklaard te worden.

Callenbachs biograaf, W.G.J. Callenbach wijst erop dat Callenbach de laatste jaren dat hij in Nijkerk stond problemen kreeg met deze gemeente. Zij vonden dat hij na zijn ziekzijn anders was gaan preken. Voorheen legde hij meer de nadruk op de ernst van de zonde en de noodzaak van de wedergeboorte. Nu legde hij het accent op de oproep tot geloof en het aannemen van Christus en zijn weldaden. Dit leidde helaas tot een conflict tussen gemeente en predikant.

De Cock

In het voorjaar van 1834 maakte Callenbach kennis met de bekende Hendrik de Cock, predikant te Ulrum. Deze was met enkele medebroeders op weg naar Den Haag om daar een verzoekschrift in te dienen bij koning Willem I. Hij verlangde van deze vorst dat zijn schorsing opgeheven zou worden. Onderweg deden ze de pastorie van Nijkerk aan. Ze werden door Callenbach gastvrij ontvangen en logeerden hier een paar dagen. Callenbach vergezelde dit gezelschap naar Utrecht, waar men een bezoek bracht aan Kohlbrugge.

De Cock had eens een keer het volgende tegen Callenbach gezegd; ‘Callenbach, wij zijn toch éens Geestes, sluit je toch bij ons aan’, waarop deze antwoordde: ‘Ja, De Cock, wij zijn éens Geestes. Maar als je moeder hoereert, dan blijft zij toch je moeder! Daarom kan ik niet meedoen en haar verlaten’. Hij bleef altijd zijn sympathie houden tegenover de Cock.

Hoewel Callenbach kritisch stond in de Hervormde Kerk, toch wilde hij haar trouw blijven, de Heere wees hem geen andere weg. Callenbach zag het herstel van de kerk gelegen in het gezamelijk buigen voor het Woord en de belijdenisgeschriften. ‘Men sla, met het oog op den Heere, in afhanging van Zijnen zegen, de handen aan het werk, en het zal gewisselijk gedijen’.

Geraadpleegde literatuur:

è Brieven van Mr. Willem Bilderdijk aan ds. Cornelis Carel Callenbach, Rotterdam 1837.

è J.C. Rullmann, De Afscheiding in de Nederlandsch Hervormde Kerk der XIXe eeuw, Amsterdam 1922.

è W.G.J. Callenbach, De Keursteen, levensschets van ds. C.C. Callenbach, Nijkerk 1989.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 2020

Ecclesia | 8 Pagina's

Cornelis Carel Callenbach

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 2020

Ecclesia | 8 Pagina's