De beëdiging van Joe Biden en de les van Eugenio Corti
Op woensdag 20 januari werd Joe Biden beëdigd tot de 46 ste president van de Verenigde Staten. Het was een waardige plechtigheid, die in schril contrast stond met de bestorming van het Capitool twee weken daarvoor. De president hield een gloedvol betoog van meer dan 25 minuten ten aanhoren van een verdeeld Amerika. Zijn speech oogstte alom waardering.
De geschiedenis als referentie
Biden deed een appèl op alle Amerikanen en riep op tot eendracht. Dit appèl hing niet zomaar in de lucht, wat hij het volk voorhield kon zeker niet gekwalificeerd worden als peptalk. Hij onderbouwde zijn oproep door een herhaalde verwijzing naar het verleden van Amerika, naar de tijd van de Founding Fathers, van wie Thomas Jefferson en John Adams de belangrijkste vertegenwoordigers waren. Daarbij verwees hij naar de plaats die het land, soms tegen wil en dank, in de wereld heeft toebedeeld gekregen.
Biden keek niet alleen naar het verleden. Hij wees ook op de toekomst: ‘Wat zal het nageslacht van óns zeggen, van hoe wij ons van ónze verantwoordelijkheid hebben gekweten?’
Zo plaatste hij zichzelf en het hele Amerikaanse volk in het raam van de geschiedenis. Zowel Republikeinen als Democraten erkennen immers het verwonderlijke van wat Amerika in de geschiedenis is geschonken en de verantwoordelijkheid voor het nageslacht en voor deze wereld. Op het besef daarvan deed Biden een beroep.
Het is van betekenis hier de vinger bij te leggen. Vooral omdat deze notie – het belang van de geschiedenis – in de politiek en het staatsrecht een vergeten hoofdstuk is geworden. Deze veronachtzaming heeft enorme gevolgen voor het bedrijven van politiek. Meer en meer dreigt in de Westerse wereld het politieke debat zich af te spelen in een lege ruimte, zonder achtergrond, waarin politici het er alleen om te doen is zoveel mogelijk stemmen te winnen, zodat zij in de toekomst hun wil kunnen doordrukken en het ideaal van hun partij kunnen verwezenlijken. Het ideaal is dat jouw mening de boventoon voert en de ander moet luisteren, omdat je de meerderheid hebt. Van een verplichting naar de historie is niets meer te vernemen. ‘Zeker’, zo denkt men, ‘je hebt te maken met een meerpartijenstelsel, waardoor ook anderen een ideaal hebben, maar tijdens een kabinetsformatie kun je, wanneer je meer zetels hebt dan anderen het nodige afdwingen. Dat is het politieke spel!’ In dit spel lijken ondertussen zelfs grondrechten in het gedrang te komen, omdat ze ervaren worden als grenzen die je (vanwege je ideaal) het liefst zou oprekken of wegnemen (vrijheid van onderwijs).
Deze manier van politiek bedrijven is een symptoom voor de teloorgang van echt staatsmanschap. De politiek wordt niet meer gekenmerkt door het besef dat de staat een geschenk is en door de zorg om wat in de geschiedenis geschonken is, te bewaren. Dat besef is in Amerika, hoewel het onder zware druk staat, nog aanwezig – zowel bij Republikeinen als bij Democraten.
De staat een geschenk
Dat de staat een geschenk is, is door de grootste mensen in de wereldgeschiedenis beseft. We hoeven maar te denken aan Calvijn en Augustinus, die beiden schatplichtig waren aan de Bijbel, en aan Cicero, die het op zijn beurt was aan Plato.
Het is vooral Plato die daar in zijn boek De Wetten – zijn laatste en mijns inziens een van zijn rijpste boeken – uitvoerig aandacht aan heeft gegeven. De Wetten is een neerslag van een gesprek van iemand uit Athene met twee anderen, waarin zij spreken over wie een goede wetgever en staatsman is. Een van de belangrijkste vereisten is wel dat zij doordrongen zijn van het besef dat mensen, als het erop aankomt, niet zomaar in staat zijn wetten te maken en politiek te bedrijven. Zij komen in de geschiedenis in aanraking met dingen waarop zij geen vat hebben, zoals hongersnoden, rampen, dreigende situaties, oorlogen, met situaties dus waarop zij hoogstens op een goede manier kunnen inspelen. In dat opzicht zijn ze te vergelijken met een stuurman op zee.
Een stuurman is afhankelijk van de weersomstandigheden. Een goede stuurman beseft dat. Hij weet dat hij, als het meezit, hoogstens op het juiste ogenblik het schip kan bijsturen. Hij weet dat daar kunde voor vereist is. Hij doet er zijn best voor die te bezitten, maar beseft dat het stuurmanschap ook dán een riskant bedrijf is.
Zo weet de echte staatsman dat hij de omstandigheden niet in de hand heeft, dat ze moeten meezitten en dat zelfs áls dat het geval is, hij nóg de kunde, het inzicht moet ontvangen om het juiste te doen, terwijl hij voor dit inzicht aangewezen is op de gunst van de godheid. Alleen wie van dit besef doordrongen is, wie ootmoedig is, kan een goede wetgever en een goede staatsman zijn. Wie overmoedig is en zichzelf niet kent, vergist zich voortdurend in hoe de dingen in de wereld gaan. Hij is aangewezen op zijn eigen denken, dat, zonder de band met God, vertroebeld raakt, zodat het juist hém ontgaat wanneer iets opportuun is. Als de omstandigheden erom vragen, weet juist hij niet goed te handelen, omdat hij niet goed inschat wat hem geschonken is.
Daarom is ootmoed de belangrijkste deugd van de staatsman. Alleen wie ooitmoedig is, beseft dat de staat een geschenk is, waar hij zorg voor moet dragen, iets wat hij zonder Gods hulp niet kán.
Politiek van voorzichtigheid
Het is bemoedigend dat Biden opriep tot eenheid met een beroep op de gedeelde historie van alle Amerikanen. Het is te hopen dat hijzelf vanuit dit besef de Republikeinse partij tegemoettreedt, ook als het gaat over ethische kwesties. Juist vanwege het landsbelang dient degene die de meeste macht heeft, rekening te houden met de andere partij. Dat vereist wat Russel Kirk noemde een politiek van voorzichtigheid en doortastendheid (politics of prudence). Een verstandige politicus blaast kwesties waardoor hele bevolkingsgroepen in gewetensconflict komen niet op, maar zoekt het algemeen belang en dwingt niets af.
Eugenio Corti
Iets wat op het eerste gezicht nauwelijks met het voorgaande te maken heeft, is het volgende: op 21 januari was het 100 jaar geleden dat de Italiaanse schrijver Eugenio Corti werd geboren. Corti is bekend geworden door zijn boek Het Rode Paard, het prachtige epos over de lotgevallen van enkele jonge mensen en hun familie tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.
Corti was buitengewoon betrokken op de ontwikkelingen die zich na de oorlog voordeden, ook op kerkelijk en politiek gebied. Hijzelf was direct getuige geweest van de verwoestingen die de nazistische en communistische ideologieën hadden aangericht. Vanzelfsprekend verdiepte hij zich in de vraag waar deze ideologieën vandaan kwamen. Wanneer zagen ze voor het eerst het licht? Heel goed had hij in de gaten dat ze te herleiden vielen tot de ideeën van de Franse Revolutie (1789), die weer voortvloeide uit ongeloof dat zich vanaf de 17 e eeuw in Europa breedmaakte. De grondfout van deze revolutie was dat men dacht dat men de ballast van het verleden moest afwerpen om tot een nieuw staatsbestel te komen dat garant stond voor vrijheid, gelijkheid en broederschap. De grote voortrekker van deze gedachte was Jean Jacques Rousseau (1712 – 1778), die in zijn boek Le Contrat Social een blauwdruk neerlegde van een staatsleer waarin de oorspronkelijke vrijheid die de mens van nature eigen is, in een toekomstige samenleving gewaarborgd kan zijn. Als alle mensen er ten principale mee instemmen dat de meerderheid altijd gelijk heeft en beloven dat zij zich daaraan altijd conformeren, is daarmee de grondslag van een staat waarin iedereen gelijk èn vrij is, gelegd. Deze gedachte is van grote invloed geweest op het moderne staatsdenken.
Corti zag heel goed in dat Rousseau’s gedachte onhistorisch is en volstrekt geen recht doet aan de werkelijkheid, het is een luchtkasteel.
Wat Corti wellicht niet wist, is dat Rousseau (evenals voor hem Hobbes) leentjebuur heeft gespeeld bij Plato, uitgerekend bij diens boek De Wetten. Rousseau nam sommige aspecten van wat Plato schrijft over, om die tot het meest wezenlijke van zijn staatsleer te maken, terwijl hij voorbijgaat aan Plato’s meest centrale boodschap: dat de mens niet in staat is om wetten te maken, dat de staat een geschenk is van God en de juiste afstemming op God de enige waarborg is voor het behoud ervan, omdat de mens zich, waar deze afstemming ontbreekt, laat regeren door zijn hartstochten.
Hoever staan we met Plato af van Rousseau en zijn sociaal contract! En hoe dicht bij Plato staat iemand als John Adams, een van de Founding Fathers! Toen hij de constitutie van Amerika ontwierp, deed hij precies wat Plato van de goede wetgever zei: hij verdiepte zich in de historie, hij was doordrongen van de menselijke zwakheid en probeerde die door een coherente staatsregeling zoveel mogelijk in te dammen, terwijl hij ervan overtuigd was dat ook dán nog zoveel afhing van de integriteit van het nageslacht, die alleen gewaarborgd was in eerbied voor God. Om die reden maakte Adams toen hij het Amerikaanse staatsstelsel ontwierp, studie van de constitutie van Athene, Rome, Zwitserland, Nederland, Groot Brittannië enz. en verdiepte hij zich in de klassieke schrijvers, Plato en Cicero. Om die reden hechtte hij aan een goede, klassieke en vooral ook christelijke opvoeding!
‘Paradijs-eiland’
In het bijzonder mooie boek Isola Paradiso, (‘Paradijseiland’) heeft ook Corti deze noties in het licht willen stellen. Corti baseert zijn boek op het waar gebeurde verhaal van de muiterij op de Bounty, die plaatsvond in 1789. De bemanning van het schip had voorafgaand aan de muiterij verblijf gehouden op het eiland Tahiti, waar ze met alle egards onthaald waren. Wekenlang deden ze zich tegoed aan geweldige maaltijden en konden de matrozen zich verheugen op het gezelschap van jonge, charmante meisjes en vrouwen. Op de terugreis kwam bij een deel van de bemanning, ook uit onvrede over de strengheid van de kapitein, het idee op om het schip te muiten en naar het eiland terug te keren. Ze voegden de daad bij het woord.
Eenmaal aangekomen, beseften ze dat ze gevaar liepen om ook daar opgepakt te worden (op muiterij stond de doodstraf), waarop de meesten het plan ondersteunden om met het schip te varen naar één van talrijke onbewoonde eilanden in de Grote Oceaan, om daar een eigen gemeenschap op te richten waar iedereen vrij zou zijn. Een aantal bewoners van Tahiti besloot mee te gaan (het merendeel vrouwen) en zich aan dit avontuur te wagen. Zo kwamen ze aan op het eiland, dat Pitcairn is gaan heten. Ze verbrandden de Bounty zodat een terugkeer naar de bewoonde wereld onmogelijk was. Ze besloten elkaar niets in de weg te leggen. Over die dingen die gezamenlijk moesten gebeuren, zouden ze bij meerderheid van stemmen besluiten.
De lotgevallen van het dertigtal mensen is bekend, doordat men een dagboek bijhield. De eerste jaren ging alles voorspoedig. Men bouwde onderkomens, legde moestuinen aan, er werden kinderen geboren en de sfeer was vredig. Men hield zich aan de afspraken. Dan echter wordt één van de mannen (McCoy) plotseling weduwnaar. Iedereen is diep getroffen. Verdriet maakt bij McCoy plaats voor humeurigheid en jaloezie. Het vuur daarvan stookt hij bij enkele anderen op. De lezer van Corti’s boek, die de gebeurtenissen op een prachtige manier weergeeft, merkt dat een boosaardige geest sluipend vat krijgt op sommigen van hen.
McCoy krijgt het voor elkaar dat een vrouw tijdens een van de plenaire bijeenkomsten, pardoes haar man inruilt voor een ander. Enige tijd erna ontstaat er onenigheid (opnieuw door jaloezie) tussen de blanke mannen en de Tahitanen, die beter zijn in vissen. Er groeit wantrouwen, dat uitloopt op haat. Als de haat tot een uitbarsting komt, moeten drie mannen het met de dood bekopen. Uit schrik en afschuw wordt de orde weer wat hersteld. Na enige tijd plegen Tahitianen een coup en doden de blanke mannen, waarvan er slechts drie het er levend van af weten te brengen. Opnieuw wordt de orde enigszins hersteld: men kan elkaar toch slecht uitmoorden! Maar de sfeer is deprimerend. Dan herinnert McCoy zich hoe je sterke drank kunt brouwen. Als die er eenmaal is, raken de mannen aan de drank. Op een dag stort McCoy zich in dronken toestand van een rots en sterft. Daarop nemen de vrouwen het heft in handen. Men komt overeen dat het beter is (na zoveel jaar) te proberen een vaartuig te construeren om daarmee van het eiland weg te komen. Het sombere vermoeden is dat moord en doodslag onontkoombaar zijn, ook straks als de kinderen volwassen zijn. Met de weinige materialen die men heeft, krijgt men het niet voor elkaar een zeewaardig vaartuig te maken. Men is gedoemd te blijven. Zorg voor de kinderen is het enige wat motiveert. De enkele blanken die er nog zijn, beseffen dat ze hen iets bij moeten brengen. Ze moeten leren lezen! Er blijkt een boek te zijn dat uit de Bounty was meegenomen. Niemand had er aandacht aan gegeven: een Bijbel!
Een van de beide blanke mannen (die lezen kon) begint les te geven (Smith) en leest de Bijbel. Hij leest over de Wet en de Wet wordt voor hem een soort Evangelie. Hij leest er: ‘Want uit het hart komen voort boze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valse getuigenissen, lasteringen.’ Het hart: het mooiste wat de mens heeft… daarin leeft dit! Hij wordt geraakt en beseft vol schaamte wat men over het hoofd had gezien. Hij wordt een christen en neemt een andere naam aan: John Adams (naar Adam, de eerste mens, die in zonde viel). Hij vertelt de kinderen uit de Bijbel en over de traditie, over Engeland en de bewoonde wereld, over Christus en de kerk. Door zijn bijbelonderwijs komt er op het eiland orde en rust. Er vallen geen doden meer, kinderen groeien ordelijk op en er is een sfeer van dankbaarheid en van schaamte om zoveel hoogmoedig onverstand in het verleden en dát terwijl men (nota bene) het vooruitzicht heeft dat men altijd op het eiland zal moeten blijven.
Maar toch! Na enkele jaren ziet men aan de horizon een (Amerikaans) schip dat aanstuurt op het eiland. Zo worden ze ontdekt. John Adams geeft aan dat hij de straf voor muiterij (de doodstraf) op zich wil nemen: de orde is belangrijker dan zijn eigen leven. De Amerikaanse kapitein acht het (na al die jaren) niet nodig hem op te pakken. Als later ook Engelsen op het eiland komen, laat men de bewoners ongemoeid.
Corti heeft de lotgevallen van deze mensen op een prachtige manier beschreven. Men voelt, hij wil de moderne mens er iets mee onder de aandacht brengen: de vrijheid die jullie op eigen kracht, los van God, los van de Bijbel willen bereiken, het paradijs dat je wilt maken, vind je nooit. Integendeel! Het is een illusie. De lotgevallen van de muiters van de Bounty zijn er het bewijs van. De mensheid kan niet buiten de Bijbel en kan niet om haar boodschap heen.
Er is veel aan gelegen dat déze boodschap gehoord wordt. Om die reden zou het toe te juichen zijn als het boek van Corti verfilmd zou worden. Alle films van de muiterij op de Bounty, zo vertelt Corti in zijn verantwoording, stoppen bij het vertrek van de muiters van Tahiti en de aankomst op Pitcairn. Het lijkt erop dat de tweede episode de mensen die de geschiedenis kennen, minder goed uitkomt. Maar juist deze tweede periode is het leerzaamst. De vraag is of men zit te wachten op deze les… de les van wat staatsmanschap is en wat de voorwaarde daarvoor is
Van ons heengegaan…
Op 21 januari jl. overleed in de leeftijd van 87 jaar prof. dr. (Willem) Balke. Professor Balke was een trouw lezer van het Kerkblaadje/Ecclesia en heeft meer dan eens bijdragen geleverd voor het blad, dat hij een warm hart toedroeg. In het volgende nummer komen wij daar graag op terug. We wensen de kinderen en kleinkinderen van professor Balke veel sterkte en Gods kracht toe, nu hun vader en grootvader van hen en ons is heengegaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 2021
Ecclesia | 8 Pagina's