Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkgeschiedenis van Den Bommel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkgeschiedenis van Den Bommel

5 minuten leestijd

VARIA

7.

De kerkbouw en zijn voorbereidingen vormen een afgerond hoofdstuk. Nu krijgen wij weer allerlei gegevens die wij maar Varia noemen.

Over het jaar 1654 is er een uitvoerige rekening en dat wel voor het eerst. Het blijkt, dat hij het H. Avondmaal dan gemiddeld ƒ 24.— wordt gecollecteerd. Het sacrament stond in ere en de deelname was zeer bevredigend. Er was geloof en vrijmoedigheid. De doden werden in de kerk begraven.

De doden werden in de kerk begraven. De kosten waren ƒ 6.— voor volwassenen en ƒ 3.— voor kinderen. Toen de ruimte te klein werd, ging men een kerkhof aanleggen. Het begraven werd gezien als een kerkelijke aangelegenheid. De Staten van Holland bepaalden omstreeks 1786 dat men niet meer tn de kerkgebouwen begraven mocht. De graven die er waren werden gesloten verklaard. Onder invloed der Franse revolutie kwam hierin grondige verandering. Huwelijk, begrafenis, onderwijs enz. werden als burgerlijke aangelegenheden beschouwd. Zo kwam er een wet op de begraafplaatsen anno 1 januari 1829, waarbij bepaald werd, dat de begraafrechten aan de burgerlijke plaatselijke overheid vervielen. Echter tegen schadeloosstelling. Later zullen wij zien hoe het hier gegaan is. Voor het gebruik van het kerkedoodkleed betaalde men ƒ 1.—. Om het H. Avondmaal aan te richten

Om het H. Avondmaal aan te richten was er ook het benodigde materiaal aan te schaffen, hetgeen ƒ 13.— kostte.

Was er een grote som geld nodig, dan kon men op het dorp nog niet terecht. (Boerenleenbanken zijn van later datum) dan reisde men naar de stad. Daar waren wisselbanken, zo genoemd naar de ontzaglijk veel soorten geld, die in omloop waren. De gulden was vrijwel algemeen, doch bijna elke provincie had zijn eigen munten. Oortjes, penningen, duiten, stuivers, stoters, zesthalven, schellingen, daalders, kronen, reyers, ducaten enz. Dit duurde tot 1820. Bankpapier was er ook nog niet, zodat men geregeld zat met een zware buidel geld in de kerkelijke kassen. Kwajongens besnoeiden de grote stukken geld door er een brok rand af te snijden en die schilfers op te smelten, ten einde daar weer geld van te maken. Vandaar dat als het al te bar werd de kerkeraad er eens genoegen meenam en biJ betaling van een grote som het geld liet wegen. Dan ontbrak er wel eens een aantal ducaten aan. Een ducaat is f 3.50.

Onder de oude munten waren er ook kerkhalfblanken. Daarbij nog zorenodelen. Dit geld werd betaald als een soort polderbelasting. De polderkamer heette de Radout. Zij diende bij uitermate hoog water tot toevluchtsoord. De kerk moest dat gebouw onderhouden, gelijk ook blijkt uit de rekening: Aan kalck van een fries schip op den Bommel voor de Radout, ƒ 16 en 10 stuivers.

Ook sloot men nog een lening van ƒ 1000.— btj joffrou Praem, die met 8%% genoegen nam. Ons dunkt zo kan het wel. Tijdens de geldinzameling voor de kerkbouw zond de kerkeraad verzoekschriften rond in bladkoper door heel de classis heen. Dit Ujkt mij uitermate deftig. Het oortje was de kleinste munt, veel minder waard dan de oude halve cent. Welnu, oortjesgeld was een soort belasting, die de kerk gerechtigd was te heffen. De predikant deed eens verantwoording, dat hij ƒ 15.— had uitgegeven aan passanten (bedelaars) uit de oortjespot, „daertoe van de Staten geordineert".

Om de kerk heen werd een kerkhof aangelegd met brugje en hekwerk, dat ƒ 17.85 kostte. Ook legde de kerk beslag op het visrecht, gelijk het oude plaatje van Oen Bommel vermeldt:

Het dorp waarop uw oog hier staart

Is om zijn visserij vermaard.

Over de loonstandaard valt ook iets te zeggen. Twee metselaars verdienen in twee weken ƒ 56.83en een timmerman in een week ƒ 9.60. Zü dronken gratis bier welke rekening tijdens de bouw ƒ 200.— beliep. Koffie en thee waren nog min of meer onbekende dranken. Toen ds, van der Poel overleden was bleef de weduwe hier nog enige jaren en heeft in 1654 eigenhandig de rekening ondertekend met Elizabeth van der Poel. De dijkgraaf had ƒ 1000.— aan de

De dijkgraaf had ƒ 1000.— aan de kerk geleend. In 1649 werd ƒ 400.— afgelost. Om de resterende ƒ 600,— te kwijten riep men de oude en nieuwe kerkeraad bijeen. Alle tien personen schoten ƒ 60.— voor en wel met dien verstande, dat ieder het gaf ten name van zijn kind met naam vermeld. De kerk mocht het bedrag te allen tijde aflossen, doch stierf het kind, dan was de kerk vrü, bleef de kerk ingebreke, dan moest zolang het kind leefde en de schuld niet afgelost was, de kerk een rente geven van 10%. In de loop der jaren is alles afgelost.

Met de rentestandaard wist men wel raad. Het was geen peulschilletje. Daarom ging de kerk over tot aflossing van de schuld aan de goede juffrouw Praem, die bijna 9% kreeg. De kerk leende nu tegen de nog hoge rentevoet van 6%. Daar de kassen nog niet gescheiden waren hielp de diaconie de kerk in de jaren 1649-'53 met ƒ 540.—. Voorzeker een mooi bedrag en dat zonder veel omhaal met kerkelijke bepalingen. De gemeente was vrij hierin. Een boek met jaarrekeningen van de diaconie is er niet De inkomsten werden per jaar vermeld in het notulenboek. Ook onderhield de kerk de dorpswegen, die in deze jaren ƒ 250.— vergden. In die tijd is de Voorstraat werkelijk belegd met stenen, waartoe de overheid een subsidie gaf.

Langzamerhand kwam er meer model in de notulen. Er staat niet veel meer in dan jaarverslag van de rekening, verkiezing en aanstelling van een kerkmeester.

Deze kerkmeester was de boekhouder. In 1656 treedt als zodanig op Jacob Jacobse Mooyaart, een oude Bommelse naam. Het boekjaar was toen nog niet een kalenderjaar. Men deed afrekening nu eens per 10 maanden, ook over 14 of 16 maanden. Zo krap namen ze het niet, maar vergaderden als men lust en tijd had. De kerkmeester was nu geen ouderling of diaken, maar woonde wel de vergadering biJ als hy daartoe nodig was. HiJ droeg op last van de kerkeraad de zorg voor de stoffelijke belangen. Zo b.v. 7 oktober 1657, waar Jan Arendse Pover, diaken, toegestaan werd een graf te hebben voor ziJn overleden vrouw in de tuin van de kerk, links van de kansel aan de zuidzijde voor ƒ 30.— terwijl hijzelf daarbij begraven mocht worden, mits terstond na zijn overlijden ƒ 100.— aan de kerk werd betaald.

Maarssen. Ds. G. v. d. Zee

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1957

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

Kerkgeschiedenis van Den Bommel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1957

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's