Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De boswachter van de oldenborn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De boswachter van de oldenborn

7 minuten leestijd

^ ernstig had de stem van zijn '* geklonken, toen ze hem er op *' "Jat de Heiland van zondaren dat J ook voor hem had ondergaan en f 'agen. Toen zij er bij hem op aan- " dat hij zich ook aan de Heiland t overgeven; dat hij zijn schuld •st belijden en geloven in Hem, die j! Je grootstezondaren stierf aan -het ••^out. Had hij toen haar woorden 'S overdacht? Neen, ze waren niet 'Ot hem doorgedrongen. Maar nu Jeefde hij als 't ware het gehele ge- *• Eti nóg meer had ze gezegd. "ert, als voor jou de tijd van ver­zoeking komt, tracht dan, al is het op een eenzame plek in het bos, je handen te vouwen en tot God te bidden om genade. Slechts in Zijn kracht zul je de duivel van haat en verbittering weerstand kunnen bieden als hij je aanhitst tot verzet en geweld."

„O Marie, Marie", steunde de jager, „hoe helder zag je reeds toen wat gebeuren zou. De verzoeking is gekomen, en ik heb mijn handen niet gevouwen voor een gebed, doch mijn vuisten gebald en gevloekt; de duivel had gemakkelijk spel met mij, omdat ik geen berouw over mijn zonden gehad heb, geen vergeving heb gezocht daar, waar ze alleen te vinden is. Integendeel, ik heb mij verzet en ik gebruikte geweld, ik wilde immers de landheer vermoorden...."

Klagend zuchtte de wind door de bomen; het maanlicht verdween achter de. voortjagende wolken en een fijne sneeuwjacht stoof als wit stof naar beneden.

Tor bromde, en uit de verte, als door de adem van de Noordenwind gedragen, drong flauw het geluid van hondengeblaf tot het luisterend oor van de stroper door.

„'t Is te laat, te laat", mompelde Herbert Wendels bitter, en toen kwam er beweging in zijn straks zo roerloze gestalte. Na even zijn door de koude verstijfde vingers met kracht in elkander gewreven te hebben, fluisterde hij: „Kom Tor, wij kunnen niet meer terug, jongen, wij moeten vooruit, laat komen wat wil wij vangen een reebok!"

Voorzichtig slopen nu man en hond naar de top van een met kreupelhout begroeide heuvel, en toen ze die hadden bereikt, werd het aanmerkelijk lichter en helderder om hen heen, want vlak vóór hen lag een tamelijk grote, open plek in het woud.

Hier, op deze verlaten, weinig bezochte plek, zochten de schuwe herten hun karig voedsel, en de ervaren jager verwachtte vast en stellig, dat het edele wild zich thans, door de heuvel volkomen tegen de Noordewind gedekt, in het kreupelhout aan de helling moest ophouden.

Reeds lag de stroper in zijn volle lente tegen de heuveltop in de sneeuw, het geweer gereed tot vuren en de vinger aan de trekker.

Het sneeuwen had weer opgehouden,' doch met toenemende kracht raasde de wind.

De hond bleef onrustig. Hij lag op de buik in de sneeuw, en het ene ogenblik wendde hij de kop om en snoof de lucht op met zacht en dreigend gebrom, het andere ogenblik rekte hij de hals uit en zijn ogen, die als kooltjes vuur schitterden, boorden zich in het donkere struikgewas, dat de heuvelhelling voor hem bedekte. Een ogenblik later legde hij zijn poot op de arm van zijn baas en keek hem aan, terwijl hij kwispelde met zijn staart en heel zacht jankte.

„Ja, ja, Tor 't is een lastig geval," fluisterde de jager tot de ruige makker naast hem, „een lastig geval! Hordichs honden zijn ons op 't spoor, daarachter een troep veldwachters, die ons trachten te omsingelen; vóór ons waarschijnlijk een mooi koppel herten, die jij maar al te graag uit het hout, en de open weide zoudt opjagen maar boven ons en om ons is het bijna pikdonker, dus we moeten wachten — wachten op het maanlicht; daarom geduld, Tor!"

In de ijzige koude, blootgesteld aan de ruwe Noordenwind, lagen man en hond vast tegen elkander aangedrongen en het naderend hondengeblaf verkondigde de stroper, dat ook het gevaar met iedere minuut, die hij hier langer moest toeven, dichterbij kwam. De hond rilde in de sneeuw en door het forse lichaam van de man ging ook een huivering. Thans werd het echter lichter boven hen, en een bulderende windvlaag scheen de dichte, van sneeuw zwangere wolken, uiteen te scheuren; hier en daar waar het blauw te voorschijn kwam, fonkelde weer een ster.

Snel wierp Wendels een blik omhoog en juist schoof een wolk weg; daghelder straalde thans het zilveren maanlicht over het woud.

„Jaag ze er uit. Tor, jaag ze er uit, maar zacht hoor, versta je, jongen heel bedaard, vooruit!"

Onmiddellijk verdween de hond als een schaduw in de struiken voor hen, en de jager bracht de vinger aan de trekker, terwijl zijn fonkelend oog scherp langs de loop van het geweer tuurde, waarop het maanlicht glansde met blauwe weerschijn.

Snel en zeker verrichtte de prachtig afgerichte hond zijn werk. Nog geen minuut, nadat hij in het kreupelhout was gedrongen, kwam reeds een hinde er uit en liep met angstige, trippelende passen, en gestadig omziend naar het beschermende kreupelhout, de weide op vlak onder het schot van de loerende stroper. Op de hinde volgden twee of drie jon

Op de hinde volgden twee of drie jonge herten en daarna verscheen een prachtige reebok met breed vertakt gewei.

't Was de leider van het troepje en zonder aarzeling nam hij, door de anderen gevolgd, met grote sprongen zijn weg dwars over de weide naar het tegenover liggende hoogstammige bos. Doch reeds schoot een vuurstraal gevolgd door een scherpe knal, van de heuveltop, en de bok steigerde met een geweldige sprong omhoog, om dan over de kop in de sneeuw te buitelen. Rechts en links stoven in razende

Rechts en links stoven in razende vaart de andere dieren over de sneeuwvlakte, om aanstonds in het omringende houtgewas te verdwijnen. Doch terwijl de witte kruitdamp nog over de heuvel kringelde, snelde Herbert Wendels met de buks in de hand de weide op.

Tor was hem echter reeds voor en vloog het hert, dat hoewel dodelijk gewond, zich nog op de voorpoten trachtte op te heffen, naar de keel.

„Los Tor!" klonk kort en fors het bevel van de stroper en dadelijk trok de hond zich terug. Maar het gesmoord gejank verkondigde de jager, met hoeveel tegenzin Tor dit bevel opvolgde. Herbert Wendels had geen seconde

Herbert Wendels had geen seconde te verliezen; hij wist maar al te goed, dat het gevaar in zijn onmiddellijke nabijheid was, en dat hij slechts één kans had, om te ontkomen. Snel als het weerlicht had hij het

Snel als het weerlicht had hij het jachtmes getrokken, en met een zekere stoot had hij het stervende dier uit zijn lijden verlost.

En toen liet Herbert Wendels zien, wat zijn reuzenkracht vermocht. In een ogenblik had hij de poten van

In een ogenblik had hij de poten van de reebok bij elkander gebonden, 't geweer aan de draagriem dwars voor de borst gehangen, en de zware buit zodanig op zijn rug genomen, dat hij het hoofd tussen de samengebonden voorpoten van het hert stak, en de kop van het dier zijdelings op zijn schouder kwam te rusten. Voort ging het thans in snelle draf,

Voort ging het thans in snelle draf, terwijl de loeiende wind de fijne sneeuw in wolken over de vlakte dreef en het bloedige spoor verborg, dat de vluchtende stroper naliet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1960

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's

De boswachter van de oldenborn

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1960

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's