Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De gemeente is Gods volk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gemeente is Gods volk

2 minuten leestijd

Kerk en gemeente is één en hetzelfde. 'iet gaat hier om het Griekse woord e k k 1 e - s i a en het Hebreeuwse woord k a h a 1, dat verd gebruikt als de burgers wenden bijeenge- T oepen door de koning of door de raad van een lad, om een wet of een besluit van de overheid .,' horen, opdat niemand daarvan onwetend zou ijn. Als zó de burgerij samenkwam, noemde .len dat ekklesia of kahal.

Nu gebruiken wij dit woord voor Gods volk Is de samengeroepen burgers van de stad of '3t rijk Gods. Zij komen bijeen om ,de woorden 'ods te horen.

De vraag,' die ons thans zal bezighouden, is: vie zijn de burgers van Gods volk? Vanzelfjrekend kunnen wij die vraag alleen maar beideren vanuit de Bijbel en tegen de achter- 'ond van Israël.

Wanneer wij de Schrift ter h'and nemen en ij bezien met aandacht het titelblad van oude- ' uitgaven, bijvoorbeeld van de Staten-Vtrtang, dan leest men daar niet simpelweg: „De 'bijbel", maar uitvoeriger: „Biblia, de gansche .leilige Schrifture, bevattende al de kanonieke 'oeken des Ouden en Nieuwen Verbonds". On- 'er die verzamelnaam hebben in de laatste elft van de tweede eeuw van onze jaartelling Ie christenen de boeken van de Bijbel bijeenbracht. Wat daarin voor ons het belangrij kste ., is dat men al die boeken gerangschikt heeft iider het éne overheersende gezichtspunt van et „Verbond".

Of het nu „Wet, Profeten en Geschriften" wa- <m, of ,,Evangeliën en Brieven der Apostelen" eschriften dus^ afkomstig van zeer verschillende schrijvers uit zeer verschillende tijden en ' vensomstandigheden; — men hoorde uit >al die erschillende boeken één getuigenis, namelijk an een „Verbond" tussen God en mensen.

Het antwoord op de vraag, wie de burgers ijn van Gods volk, is daarom in het woord Verbond" neergelegd. Dat woord drukt de 'specifieke betrekking uit tussen God en mens, .'owel individueel als collectief.

In 1969 heeft de Utrechtse hoogleraar dr. W. ^- van Unnik een belangrijke uiteenzetting gegeven van het woord „Verbond", dat voor ons -nderwerp van eminente betekenis is, en waaraan ik hier dan ook met dankbaarheid een en mder ontleen.

Hij wijst erop, dat het spreken over de omgang van God en mens als een „Verbond" niet een manier van spreken was, waarmee de heidense tijdgenoten der eerste christenen vertrouwd waren. In geen van de vele religie's, die m het Romeinse keizerrijk hun aanhangers hadden, noch in de staatsgodsdienst der Romeinen, .loch in de verering der Grieken, noch in de mysterie-diensten van Egypte of Klein-Azië, noch in de scholen der uiteenlopende filosofieën, sprak men over de verhouding van God en mens als een „Verbond".

Dit feit bewijst, dat wij hier met een eigensoortig Joods-ohristelijk begrip te maken hebben. Buitenstaanders, die uit de heidense wereld kwamen, stonden er vreemd tegenover en moesten er een verklaring van krijgen eer zij het konden verstaan.

Hoe vreemd en eigensoortig het Joods-christelijke woord „Verbond" voor de toenmalige heidense wereld was, blijkt ook uit het feit^ dat toen Joden in de Egyptische stad Alexandrië begonnen om „Wet en Profeten" uit het Hebreeuws in het Grieks te vertalen en het zó algemeen-toegankelijk te maken, omdat het Grieks de algemene omgangstaal van die tijd was, — dat toen die Joodse vertalers ervan afzagen om het gangbare Griekse woord voor „verbond" in hun overzetting te gebruiken. Men koos zeer bewust een ander Grieks woord om de bijzondere betrekking tussen God en Zijn volk aan te geven, namelijk het woord d i a - t h è k è; een woord, dat in het gangbare Grieks de betekenis had van „testament", dus een laatste wilsbeschikking.

Waarom hebben die vertalers dat gedaan? Klaarblijkelijk om te voorkomen, dat de lezers van die Griekse vertaling van de Schrift bij het woord „Verbond" zouden gaan denken aan een „verdrag" van gelijkwaardige partners. Zó kan en mag de verhouding tussen God en mens niet gezien worden. Het is geen „contract". Zij gebruikten dus het woord dia-thèkè, „testament", om duidelijk te maken, dat de relatie tussen God en mens van die aard is, dat Gods souvereine wilsbeschikking, Gods vrije verkiezing, er de grondslag van is.

De vreemdheid en eigensoortigheid van het Joods-christelijke woord „Verbond" voor de omgang van God en mens gaat terug tot de oorsprong van het volk Israël. Men heeft wel gemeend een soortgelijk woordgebruik te vinden bij de omringende volken in Babel, Assur of Egypte, maar dat is niet bevestigd. Nergens is een verbondssluiting aanwijsbaar lals tussen God en Israël. En in Israël is het de grondslag van het volksbestaan. Heel de geschiedenis van Israël wordt erdoor bepaald. Het eerste begin ervan ligt bij de aartsvader Abraham: God richt een verbond met hem op en geeft hem de belofte, dat hij een groot volk zal worden^ dat he.. land Kanaan erfelijk zal bezitten, en dat blijvend Gods volk zal zijn (Genesis 15 en 17).

Telkens opnieuw lezen wij in het Oude Testament van verbondssluitingen tussen God en Zijn volk, bijvoorbeeld bij de Sinaï, later met David, dan bij de profeet Jeremia als die spreekt over „een nieuw verbond", dat God met „het huis van Israël en het huis van Juda sluiten zal" (Jeremia 31 : 31 v.v.). Wij moeten dat zó ver-staan, dat elke verbondssluiting een bevestiging en verrijking is van de eerste verbondssluiting met Abraham; want God is trouw en houdt Zich aan Zijn Woord tot in verre geslachten.

Daarop sluit het Nieuwe Testament aan. Ook hier is weer sprake van „een nieuw verbond", dat een bevestiging en verrijking is van de vroegere verbondssluitingen. Het oude en oorspronkelijke Verbond is dus niet afgeschaft, maar de eigenlijke bedoeling en inhoud ervan is rijker en heerlijker aan net lich„ gebracht. Vooral de Brief aan de Hebreeën legt daar de nadruk op. Hij laat ons zien, dat met deze verbondsvernieuwing de toegang tot God óók voor de heidenen ontsloten is, en zij dus met Israël het volk van God mogen zijn; maar óók dat door deze verbondsvernieuwing de gemeenschap met God rijker, voller en inniger is geworden dan voorheen. Tegelijk wordt nog eens nadrukkelijk herhaald, dat de grondslag van het Verbond is en blijft: Gods souvereine wilsbeschikking, Gods vrije genadedaad.

Uit dit alles is het overvloedig duidelijk geworden, wat wij moeten verstaan onder de gemeente als „Gods volk". De bedoeling van die woorden is, dat de gemeente samen met Israël leven mag in die eigensoortige betrekking tot God, die in het bijbelse woord „Verbond" ligt opgesloten, en waar de heidenen geen deel aan hebben.

Hoe werd en wordt dat leven in gemeenschap met God nu ontvangen en ervaren?

Slechts op een enkel aspect van het leven in dat Verbond willen wij nader ingaan. Wij bepalen ons bij het meest wezenlijke, namelijk de wijze waarop dat leven ontvangen wordt.

Het is één van de meest opvallende dingen van het Verbond in de Bijbel, dat het alle eeuwen dóór verbonden is met het ritueel van een maaltijd. Men komt het al tegen in de Abrahamverhalen. Later is er het Paasmaal. Echter ook bij de verbondssluiting op de berg Sinaï is er sprake van: „Mozes klom op met Aaron, Nadab en Abihu en zeventig van de oudsten van Israël. En zij zagen de God van Isiraël en het was alsof onder Zijn voeten een plaveisel lag van lazuur, als de hemel zelf in klaarheid Zij aanschouwden God en zij aten en dronken" (Exodus 24 :9—11).

Het Verbond wordt dus ontvangen als een „geestelijk" eten, drinken en tot zich nemen van Gods tegenwoordigheid; een „smaken en zien dat de Here goed is" (Psalm 34).

Het Nieuwe Testament borduurt op dat thema voort. Wij lezen immers, dat Christus de instelling van het Nieuwe Verbond ook gepaard laat gaan met het ritueel van een maaltijd: ons Avondmaal.

In het Evangelie van Marcus en Lucas wordt daar een karakteristieke bijzonderheid bij ver-meld. Men nam eraan deel „met gespreide ban ken" (Marcus 14 : 15; Lucas 22 : 12), dus niet zittende of staande, maar aanliggende. Het is jammer, dat in de Nederlandse vertalingen die bijzonderheid niet tot uitdrukking komt, want het gaat hier om een typerende trek in de deelname aan het verbondsmaal, waarbij de volle nadruk valt op het passieve en ontvangende karakter ervan. Dat is een grondtrek van de levensinstelling van hen die Gods volk zijn. Wi( tot dat volk behoort en aan de verbondsmaaltijd deelneemt, is iemand die aanligt op „gespreide banken", dus geheel ontspannen en vri als een gewaardeerde vriend en welkome gast Hij draagt niet de verantwoordelijkheid voohet Verbond en behoeft nergens voor te zorgen De gastheer heeft alles in gereedheid gebracih. en spijs en drank toebereid voor de genodigden

Het is niet anders mogelijk, dan in dit maaltijd-ritueel een uitbeelding, ja een teken en sacrament te zien van het Verbond, als loute' een souvereine wilsbeschikking en vrije genadedaad Gods. Zó viert men het Verbond, wan zó is de betrekking tussen God en mens. Do Here God is degene die nodigt en Gastheer is. De mens is slechts de dankbaar ontvangende

Men vergelijke dit maaltijd-ritueel eens me het samenzweringsbanket van Claudius Civili'i en zijn medeplichtigen, zoals Rembrandt dat geschilderd heeft. Staande om de tafel en met he zwaard in de hand legt men de eed af om mef^ te doen aan de opstand der Batavieren. Dat is he tegendeel van aanliggen op „gespreide banken'

Hoevelen zijn etr in onze tijd niet, die he Verbond van God en Zijn volk niet anders zien dan als zulk een samenzweringsbanket, eei' eed-contract van twee partijen, die de verant woordelijkheid op zich nemen voor het heil vaj de wereld!

Hoe ver staan zulke mensen af van het Ver bondsvolk! Want in het Verbond is men gee. contractant, geen complottant, geen samen zweerder en medeplichtige, maar vriend e., gast van de goddelijke Gastheer, die alle dir gen voor ons in gereedheid heeft gebracht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1978

Kerkblaadje | 8 Pagina's

De gemeente is Gods volk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1978

Kerkblaadje | 8 Pagina's