Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bidden met vrijmoedigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bidden met vrijmoedigheid

Bidden met vrijmoedigheid is onderscheidend van het bidden van de ongelovigen

6 minuten leestijd

We willen stilstaan bij het onderwerp: met vrijmoedigheid toegaan. Een bijzonder diep en rijk onderwerp, wat gaat over de persoonlijke omgang met God. Daar klopt het hart van het geestelijk leven.

Tegelijk kan het in onze oren zo hoog, en misschien wel onbereikbaar klinken. Toegaan tot de genadetroon. En dan ook nog een keer met vrijmoedigheid. Als je op jezelf ziet moet je zeggen: hoe zal ik dat ooit kunnen? Want wij zijn zondaren. Hoe zou ik dan met vrijmoedigheid toegaan? Terwijl ik alle reden heb om juist voor God te vluchten. Dan toch toegaan? Met vrijmoedigheid? Ja. Dat kan. Dat mag. En hoe dat dan kan, en waarom dat dan kan, daar willen we in dit en het volgende artikel bij stilstaan. En ik hoop van harte dat het zo mag zijn, dat wij, door hetgeen vanuit Gods Woord tot ons komt, misschien wel voor het eerst, of weer, en meer toegaan tot die genadetroon. Met vrijmoedigheid. Nochtans. Om Christus’ wil.

Eerst iets over de betekenis van het woord vrijmoedigheid, vervolgens wil ik in dit artikel een grond van vrijmoedigheid noemen, om dan in het tweede artikel nog twee gronden te noemen en vervolgens met een opwekking af te sluiten.

Allereerst iets over dat nieuwtestamentische woord vrijmoedigheid, parrhesia. In het Nieuwe Testament betekent ‘vrijmoedigheid in de omgang met God’ zoveel als: open zijn voor God, openhartig, alles zeggen, niets verbergen. Maar ook zit er iets in van: innerlijke zekerheid, vertrouwen en vertrouwelijke omgang. Zo was het in het paradijs. Adam en Eva hadden een vrijmoedige omgang met God. Zij wandelden met God. Daar zit iets vertrouwelijks, iets vriendschappelijks in. Er was geen vrees, geen angst, geen afstand. Maar openheid, vrijheid. Wat was dat heerlijk. Wat was dat zalig. Adam en Eva wandelden in het licht. Maar toen kwam de zondeval. Wat zijn we toen veel kwijtgeraakt. Toen zijn we ook die heerlijke vrijmoedigheid kwijtgeraakt. Er kwam afstand, scheiding en vrees. Adam verborg zich voor God: ‘Ik hoorde Uw stem in de hof, en ik vreesde’. Adam en Eva werden uit de hof verdreven, ze waren die heerlijke gemeenschap, die vrijmoedige omgang met God kwijtgeraakt. Er kwam een scheiding. Een diepe, eeuwige scheiding. God was onbereikbaar geworden, Jesaja 59:2: ‘Uw ongerechtigheden maken een scheiding tussen u en tussen uw God, en uw zonden verbergen het aangezicht van u, dat Hij niet hoort’.

God hoort niet meer. Er is geen omgang meer. Afstand. De blijdschap kwijtgeraakt, de vrede kwijtgeraakt, de vreugde kwijtgeraakt. Wij beseffen veel te weinig hoeveel we door de zondeval zijn kwijtgeraakt. Dat is niet te zeggen. Maar nu het grote wonder, dat God Zijn Zoon naar deze wereld heeft gezonden. Met welke bedoeling? In 1 Petrus 3:18 staat het zo eenvoudig: ‘opdat Hij ons tot God zou brengen’. Terug zou brengen in de zalige gemeenschap met God. De kinderlijke omgang met God. Om weer in vrede en liefde en vreugde met God te leven.

Je zou het zo kunnen zeggen: Christus is naar deze aarde gekomen om de vrijmoedigheid, die vertrouwelijke omgang met God, weer te herstellen. Zoek de grond van je vrijmoedigheid nooit in iets van jezelf. Want dat is er nooit. Maar de grond van onze vrijmoedigheid ligt in Christus, en in Zijn bloed.

Laat ik dat als eerste zeggen: door Christus is er weer een vrijmoedige omgang mogelijk tussen God en mensen. ‘In Wie wij hebben de vrijmoedigheid, en de toegang met vertrouwen, door het geloof aan Hem’ (Ef. 3:12). Let op die twee woorden: vrijmoedigheid en toegang. Door Christus is er weer vrijmoedigheid en toegang. Als we zien op onszelf, zo verdorven, onrein en schuldig. Hoe zou ik God onder ogen komen? Denk aan dat mooie boekje van Horatius Bonar: Hoe zou ik tot God gaan? God Die zo heilig is. En ik ben zo onheilig. God, Die een verterend vuur is. Voor Wie ik niet kan bestaan. God, voor Wie ik vluchten moet: Hoe zou ik tot God gaan?

In ieders leven moet die vraag toch een keer wakker worden. Daar begint toch het geestelijke leven mee, met een verlangen om terug te keren naar God. Maar kijk dan wel uit. Want juist als wij gaan verlangen om weer terug te keren naar God, gaat de duivel er alles aan doen om ons bij God vandaan te houden.

Dan wijst hij ons op onze zonden, onze onwaardigheid, onze tekorten. En hij krijgt daarbij helaas maar al te veel steun van ons eigen moedeloze hart. Hij wil graag dat wij de grond van onze vrijmoedigheid zoeken in onszelf. Dan moet ik toch wel eerst dit voelen of dat beleefd hebben. Kijk uit. Want dat is een doodlopend spoor. Dan kom je er nooit. Maar onthoud dat de vrijmoedigheid van een zondaar enkel en alleen steunt op Christus en Zijn volbrachte werk. Van mijzelf heb ik niets dan zonden en ongeschiktheid. Meer heb ik niet. Maar meer hoef ik ook niet te hebben. Want mijn vrijmoedigheid steunt niet op iets in mij, maar enkel en alleen op Christus. ‘Dewijl wij dan een grote Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, de Zoon van God…’ (Hebr. 4:14).

Het voorhangsel is gescheurd. De deur staat wijd open. En als die Hogepriester dan ook nog een keer zo’n genadige en barmhartige Hogepriester is, ja, wat voor reden zou er dan nog zijn om weg te blijven. Als Hij alles heeft betaald en een weg heeft gebaand, dan klinkt het: ‘Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade’… Laat ons dan. Daar zit iets aanmoedigends in: kom maar, doe het maar. Het mag echt. Er klinkt ook iets aandringends, iets ernstigs in door: blijf nou niet weg, stel het nou niet uit. Blijf nou niet op jezelf zien. Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan. Niet met vrijpostigheid. Wel met vrijmoedigheid. Dat betekende: alles zeggen, vrijuit spreken. Ga het Hem dan maar allemaal vertellen. Je leegheid, je ongeloof, je strijd, je biddeloosheid. Hij wil je zo graag helpen en je zo graag verhoren. ‘Stort voor Mij uit uw ganse hart.’ Want het is geen rechterstoel, maar een genadetroon. En die Hogepriester is een barmhartige en medelijdende Hogepriester, Die graag te hulp wil komen in al onze gebreken en al onze zonden. Mattheüs 7:11: ‘Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede gaven geven dengenen, die ze van Hem bidden!’

Ik denk aan dat mooie lied van John Newton, over de troon der genade, Behold the throne of grace, the promise draws me near... Hij zegt daar:

Mijn ziel, vraag wat je wilt,

je kunt niet te vrijmoedig zijn;

want als hij Zijn eigen bloed voor jou heeft willen storten,

zou hij dan iets anders niet willen geven?

Katwijk aan Zee,

ds. P. den Ouden

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 2020

Kerkblad | 24 Pagina's

Bidden met vrijmoedigheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 2020

Kerkblad | 24 Pagina's