Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De troost der verkiezing

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De troost der verkiezing

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(naar aanleiding van het gelijknamige boek van ds. L. Vroegindeweij)

Toen Hendrik de Cock rond het jaar 1830 de waarheid van Gods Woord ging leren verstaan, kreeg hij ook oog voor de inhoud van de gereformeerde belijdenis, en met name van de Canones van Dordrecht. De kracht van het evangelie die over hem vaardig was geworden, vond hij in dit belijdenisgeschrift terug. Hij was verbijsterd over het feit dat de kerk die hij diende haar eigen belijdenis negeerde en ontkrachtte. Daarom verzorgde hij met voorrang een eigen uitgave van de Leerregels. Kennelijk waren ze in die tijd nauwelijks verkrijgbaar, noch minder bekend. Het bewijst de grote betekenis die deze belijdenis voor De Cock had gekregen. En het laat tevens iets zien van de sterke begeerte die hem was gaan bezielen om kerk en volk terug te roepen tot het hart van het evangelie. In dat verband gewaagde hij van “eene reformatie of weder-keering tot de waarachtige dienst des Heeren”.

De Leerregels worden dan ook wel genoemd het Credo van de Afscheiding. Aan de wortel van onze kerken ligt dus de belijdenis van Dordt. Die adeldom verplicht!

Dominee L. Vroegindeweij behandelde in zijn driedelig werk de inhoud van de Dordtse belijdenis op pastorale wijze. Het gaf ons gedurende de afgelopen maanden aanleiding bij enkele aspecten daarvan stil te staan. En dat aan de hand van de vijf kernbegrippen die als het ware de ruggegraat van dit belijdenisgeschrift vormen. Samen hebben we in dit belijdenisgeschrift gelezen: 1) de verdorvenheid van de mens is totaal en radicaal, 2) de verkiezing tot zaligheid van een zondaar is onvoorwaardelijk, 3) de verzoening tussen God en mens is geheel persoonlijk en niet algemeen, 4) de roeping van Godswege is onwederstan-delijk, 5) de bewaring van Gods kinderen bij de verkregen verlossing is gegarandeerd. Dit is de leer van Dordt; dit is de leer naar de Schriften; dit is de leer der zaligheid. In dit slotartikel wil ik proberen een algehele afronding te geven - een terugblik eigenlijk. Daarbij wijs ik er nog eens op dat deze artikelen niet echt bedoeld waren als een boekbespreking. De boeken van ds. Vroegindeweij - inmiddels weer verkrijgbaar! - vormden niet zoveel meer dan de aanleiding tot het geschrevene. In grote dankbaarheid overigens.

Wat is nu de toepassing; waarom gaat het nu? Misschien kunnen we het dit keer zo zeggen: het gaat allereerst om de ware leer (met een moeilijk woord: orthodoxie), maar temeer gaat het om het ware geloof of de ware kennis (orthognosis) en niet minder om de ware vrucht, de praktijk der godzaligheid (orthopraxie).

Om de ware leer

De leer van onze kerken is dus mede in de Leerregels uitgedrukt. Als we op de historie letten, bepalen die Leerregels eigenlijk meer dan welk ander belijdenisgeschrift de identiteit van onze kerken. Dat zagen we immers zojuist. Onze kerken verklaren dat alles wat daarin staat, overeenkomstig het getuigenis van de Heilige Schrift is. De daarin beleden elementen van de Christelijke leer zijn onweerlegbaar; ze hebben volkomen zekerheid. En ze dienen dan ook te worden gepredikt - met kracht en overtuiging.

We moeten wel bedenken (en de Leerregels zelf zeiden het al): deze leer wordt “door de satan gehaat, door de wereld bespot, door de onervarenen en schijnheiligen misbruikt en door de dwaalgeesten bestreden”. Dat was zo in de zeventiende eeuw - het is sindsdien niet anders. De gereformeerde leer zet de gevallen mens op zijn plaats: hij is een eerrover van God. Daarentegen komt zij op voor de eer Gods. En die leer is niet gewild bij de natuurlijke mens die zichzelf wil handhaven.

Maar als het nu waar is - en het is waar! - dat juist déze leer de leer der zaligheid is, is het dan geen dure roeping van allen die haar belijden om haar te verbreiden en te verdedigen? Neemt de wacht des HEEREN waar!, zo was de oproep van de profeten onder Israel. Die roeping geldt ook hier. Met name bij de ambtsdragers. Vooral zij dienen waakzaam te zijn en de wacht des HEEREN getrouw waar te nemen. Juist op de plaats waarop de vijand zijn wapens richt - en is dat niet vooral op de prediking van vrije genade? - moet een ware dienstknecht op zijn post staan en waken.

Hoe het zij - in zijn dagen beijverde de hervormde ds. Vroegindeweij zich daartoe. Hij wees bij herhaling de gronden der vaderen aan. En hij drong er bij zijn lezers meermalen op aan de geesten te onderscheiden. Het is daarom zo noodzakelijk dat de gemeente er telkens weer in onderwezen wordt wat nu eigenlijk gereformeerd is. “Ik ben echter wel eens bang”, zo schrijft hij ergens, “dat deze en gene die toch geen remonstrant wil zijn, de boog niet strak genoeg gespannen houdt. Hij predikt de verantwoordelijkheid van de mens en dat is goed, maar hij laat min of meer de totale onmacht in de mist. Hij erkent wel een onmacht om de geboden gehouden, maar hij laat in het midden de totale onmacht om te geloven.” Zo kan er een subtiel remonstrantisme de gemeente binnensluipen. Met alle verwoestende gevolgen van dien. En zou dat bij voorbaat onze gemeenten voorbij gaan? Zo dan - wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle.

Om de ware kennis

Laten we echter één ding beseffen: verstandelijke kennis van de waarheid is niet genoegzaam tot zaligheid. En ook verdediging van de waarheid, hoe goed bedoeld ook en hoe dapper bedreven, maakt ons voor de Heere niet rechtvaardig. Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid; ook dit goed niet.

Alleen de gerechtigheid van Christus redt van de dood. Daarom is het nodig om de zaken die onze Leerregels zo eminent verwoorden niet alleen met het verstand te weten en niet alleen met de mond te beamen, en te erkennen dat zij overeenkomstig de Schriften zijn - maar vooral is nodig ze van binnen te kennen. Namelijk met een kennis die ontsproten is aan het wederbarende werk van de Heilige Geest. Die ons verstand verlicht en ons hart overbuigt tot de waarachtige dienst des HEEREN.

Het wonder van Gods werk dat hiermee wordt aangeduid, kan op verscheidene wijze onder woorden worden gebracht. O nee, zeker niet ten volle. De wedergeboorte van een zondaar is naar het getuigenis van de Dordtse vaderen een wonderbare, verborgen en onuitsprekelijke werking. En toch proberen de Leerregels het zaligmakende werk van God-Drieënig onder woorden te brengen, en dat onder verschillende aspecten. Ik kan dat nu niet meer uitwerken. Leest u zelf de Leerregels nog maar eens door. Al dan niet aan de hand van ds. Vroegindeweij’s verhandeling. Heel helder maar o zo teer schrijft hij bijvoorbeeld over het stuk van de wedergeboorte (n.a.v. III/IV, par. 11 & 12).

Wat is er dan nodig tot zaligheid? Met een enkel woord: dat een mens die geheel buiten God leeft en dus dood is in zonden en misdaden van boven geboren wordt. Dat is: dat hij in levensgemeenschap wordt gezet met Christus. Door het geloof dat God uit genade schenkt. Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God en Christus Jezus die Gij gezonden hebt. Deze Christus wordt de uitverkoren zondaar geopenbaard. Tot Hem vlucht hij. Zijn ogen aanschouwen Hem en zijn hart opent zich voor Hem. Dus omhelst hij Christus met een waar geloof hoe zwak dat ook moge zijn. En daarin is het leven.

Om de ware vrucht

Het ware leven uit God brengt ware vruchten voort. Ook daarvan spreken de Leerregels. Niet als een program van aktie, als was het: “dit deed Ik voor u, wat doet gij voor Mij?” Zo zeker niet. Wel in die zin dat het onmogeüjk is dat hij aan wie genade is geschonken geen vruchten der dankbaarheid zou voortbrengen. Zo is het aan de ene kent. Anderzijds moet een kind des HEEREN telkens maar weer inleven dat uit zijn eigen bestaan geen Gode welbehaaglijke vruchten zullen voortkomen. Zo is het te verstaan dat het nieuwe leven gestempeld zal zijn door ootmoed en ootmoed en ootmoed...

In dit verband wijst ds. Vroegindeweij er op dat een mens tweemaal de zware weg der ontdekking gaat. Eerst ontdekt God hem eraan dat er in hem, dat is in zijn vlees, geen goed woont. Hij krijgt een mishagen aan zichzelf omdat hij zelfs het kleinste spoortje van gerechtigheid mist. En daarna begint de strijd om heiligmaking. Een kind van God moet al dieper vernederd worden. Hij leert nu dat hij ook de heiligheid mist. Zo blijft hij een verootmoedigde die zijn gerechtigheid en zijn heiligheid buiten zichzelf moet blijven zoeken.

Wat zijn dan de Gode welbehagelijke vruchten? Een verbroken hart en een verslagen geest. Die zal de HEERE niet verachten. Omdat ze vruchten van Zijn eigen werk zijn. En is daar nog een vrucht? Dat het de zondaar om de eer des HEEREN gaat. Weliswaar houdt de verstgevorderde nog een groot beginsel van eigen eer over. Maar dat kan hij toch niet uitleven. Daaronder is hij immers verbrijzeld. En in deze verbrijzeling wordt God geëerd. Ook omdat ze een werk van Hemzelf is. Tenslotte de vrucht van de troost. Opnieuw niet een vrucht die hij zelf voortbrengt maar die hem geschonken wordt. Heilige en Godvrezende zielen worden getroost, aldus de Leerregels. Waarmee? Met de waarheid dat de HEERE de Onveranderlijke is. En dat de zaligheid van de Zijnen in Zijn handen ligt. Waaruit ze nimmer zal vallen.

Veel ontroerende bladzijden vol schreef dominee Vroegindeweij over de zaken die hem zo na aan het hart lagen. Dat de bron der zaligheid bij de HEERE en Zijn Christus is. Dat de weg der zaligheid geheel uit Hem is. En dat de volmaakte aanbidding - de uiteindelijke zaligheid zelf - tot Hem is. Vlak vóór hij zijn verhandeling over de Leerregels had afgerond, werd hij weggenomen. Dus even voordat hij over het slotartikel (met de aangrijpende woorden over de troost van Christus’ bruid en de lof van haar HEERE!) had kunnen schrijven, ging zijn geloof in aanschouwen over. Het was op 18 augustus 1969. Toen mocht deze dienaar ervaren de waarheid van het psalmvers dat hij al veel eerder in één van zijn artikelen aanhaalde:

“Gij hebt ellendigen dat land / bereid door Uwe sterke hand / o Israels Ontfermer”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 december 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's

De troost der verkiezing

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 december 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's