Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Bijbelboek Ruth

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Bijbelboek Ruth

De zorg van Boaz

4 minuten leestijd

12 den God Israëls, onder Wiens vleugelen gij gekomen zijt om toevlucht te nemen.

13 En zij zeide: Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, dewijl gij mij getroost hebt en dewijl gij naar het hart van uw dienstmaagd gesproken hebt, hoewel ik niet ben gelijk een uwer dienstmaagden.

14 Als het nu etenstijd was, zeide Boaz tot haar: Kom hierbij, en eet van het brood en doop uw bete in den azijn. Zo zat zij neder aan de zijde van de maaiers, en hij langde haar geroost koren, en zij at en werd verzadigd en hield over.

Toevlucht

Nog steeds zijn we in gedachten op de akker van Boaz. We luisteren daar naar het gesprek dat Boaz met Ruth voert. Boaz blijkt Ruth goed te kennen. Niet alleen weet hij hoe ze alles in Moab heeft achtergelaten om zich helemaal te wijden aan de zorg voor haar schoonmoeder. Maar ook is hem bekend, dat Ruth gekomen is om haar toevlucht te zoeken onder de vleugels van de God van Israël. Dat is een prachtige uitdrukking, waarbij we nog even stil moeten houden.

De uitdrukking die Boaz gebruikt, roept het beeld op van een moedervogel met haar jongen. Als er gevaar dreigt, laat het moederdier haar roep horen. Die roep klinkt enerzijds waarschuwend voor het gevaar; anderzijds nodigend tot de schuilplaats die onder haar vleugels te vinden is. Wel, zo roept de Heere ook. Enerzijds waarschuwt Hij ons dringend voor ons verderf. Anderzijds nodigt Hij dringend om te vluchten tot de schuilplaats die er onder Zijn vleugels te vinden is. En die roep is nu doorgedrongen tot in Moab. Ze heeft het hart bereikt van een jonge Moabitische vrouw. En toen kon Ruth niet langer in Moab blijven.

Genadetroon

Maar er is nog iets dat meeklinkt in de woorden van Boaz. Ze roepen ook het beeld op van de ark, de genadetroon van de Heere in het heiligdom. Op die ark lag het verzoendeksel, waar twee engelen op afgebeeld waren met hun vleugels uitgestrekt. En in de schaduw van die vleugels was de plaats waar eenmaal per jaar het bloed der verzoening drupte. Dat bloed wees heen naar het bloed van het Lam. Ten diepste kenmerkte dát Ruths komen tot de God van haar schoonmoeder. Ze zocht verzoening onder Zijn vleugels.

Op verschillende momenten in het Bijbelboekje Ruth wijst de persoon van Boaz vooruit naar de Heere Jezus Christus. Als we die lijn ook hier in alle voorzichtigheid trekken, mogen we zeggen: De meerdere Boaz, de Heere Jezus, kent de harten van zondaren die tot Hem de toevlucht nemen. Hij weet van hun – soms zo schuchtere en bestreden – geloofsgang.

Laagste plaats

Wat is Ruths reactie, als Boaz zó tot haar gesproken heeft, en beloofd heeft dat ze in allerlei weldaden delen mag? Opvallend genoeg bevatten haar woorden allereerst opnieuw een vraag om genade: ‘Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer’. Daarmee erkent ze nog een keer, dat zij niets verdient. Ze is in alles aangewezen op onverdienste gunst. Ze zegt ook dat Boaz ‘naar haar hart’ gesproken heeft. Dat wil zeggen, dat zijn woorden voor haar tot troost zijn geweest. En nog een keer neemt ze de laagste plaats in als ze zegt: ‘hoewel ik niet ben gelijk een uwer dienstmaagden’.

Als we de lijn nog een keer doortrekken: Des te meer de Heere van Zijn genade uitlaat, des te lager de plaats die een zondaar voor Hem inneemt. En des te sterker het besef dat alles genade is.

Nieuw tafereel

Vers 14 schildert ons een nieuw tafereel. Het is etenstijd. De akker stroomt leeg. Alle maaiers en schovenbinders zoeken een plaats in de schaduw. Schuchter wacht Ruth af of er voor haar een plaatsje is. En dan gebeurt het wonderlijke: Boaz nodigt haar en geeft haar – een arenraapster – een plaats alsof ze tot zijn personeel behoort. Ruth mag eten van zijn brood. Boaz zegt dat ze haar brood in de azijn mag dopen. Volgens sommigen moeten we daarbij denken aan een soort saus waarin het brood gedoopt werd, terwijl andere uitleggers denken aan een friszure wijn die men dronk. Bovendien geeft Boaz haar geroost(erd) koren. Bedoeld worden bijna rijpe aren of gerstekorrels die boven het vuur zijn geroosterd. Iets wat in die tijd als een lekkernij gold.

Boaz nodigt. Hij zorgt ervoor dat Ruth een plaats ontvangt en eten mag van zijn brood en drinken van zijn wijn. En hij is bij deze maaltijd degene die Ruth dient. Het slot van vers 14 vertelt ons tenslotte, dat Ruth ‘at en werd verzadigd en overhield’. Alles spreekt hier van milde overvloed. Trekt u – al mediterend – de lijnen maar eens door!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 2023

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Het Bijbelboek Ruth

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 2023

Bewaar het pand | 12 Pagina's