De zaligsprekingen [39]

Over de reinheid van het hart

Als mensen zeggen dat, al is hun geest onwetend, hun hart toch goed is, kunnen ze net zo goed zeggen dat, al zijn ze blind, hun ogen toch goed zijn. Als onder de wet de plaag van de melaatsheid aan het hoofd van iemand te zien was, moest de priester hem onrein verklaren. Zo is het gesteld met iemand die onwetend is. De melaatsheid is in zijn hoofd: hij is onrein.

Een hart dat de noodzaak van de reinheid niet ziet, is onrein. Openbaring 3:17: ‘Ik ben rijk, en heb geens dings gebrek’. Als we een kwaal niet voelen, is dat erger dan de kwaal zelf. Dan zult u een zieke horen zeggen: ‘Ik voel me goed, ik mankeer niets’. Sommigen zijn er ‘die de bekering niet van node hebben’ (Luk. 15:7). Bepaalde zondaars voelen zich te goed om genezen te worden. Voor een natuurlijk mens is de reinheid van hart een even groot wonder als de nieuwe geboorte voor Nicodemus was (Joh. 3:4). Het is bedroe- vend als je bedenkt hoe velen zelfverzekerd voortgaan, zichzelf maar al te graag gelukkig prijzen, en nooit een vraagteken zetten bij hun staat -totdat het te laat is.

Wie in zijn hart ‘naar ongerechtigheid ziet’, is onrein van hart. Psalm 66:18: ‘Had ik naar ongerechtigheid met mijn hart gezien, de Heere zou niet gehoord hebben’. In de oorspronkelijke tekst staat: ’Als ik op de zonde zie…’, dat wil zeggen: met een begerige blik. Het ‘naar de zonde zien’ is niet verenigbaar met de rein- heid van hart.

Wat is ‘naar ongerechtigheid zien’?

Dat is er als we aan de zonde toegeven. Als de zonde niet alleen in ons leeft, maar als wij ook in de zonde leven. Sommigen zullen al hun zonden opgeven op één na. Jakob wilde al zijn zonen laten gaan, behalve Benjamin. De satan kan een mens door één zonde vasthouden.

‘Naar ongerechtigheid zien’ is dat we behagen hebben in onge- rechtigheid. Al zondigt een kind van God, dan heeft het er toch geen voldoening in. Romeinen 7:15: ‘…hetgeen ik haat, dat doe ik’. Maar een onreine ziel maakt de zonde tot haar tijdverdrijf. ‘Zij hadden een welbehagen in ongerechtigheid’ (zie 2 Thess. 2:12).

Een ongelovig hart is een onrein hart. De Schrift noemt het uit- drukkelijk ‘een boos en ongelovig hart’ (Hebr. 3:12). Een hart dat niet gelooft, is uitermate boos. Het is vol van het vergif van de hel. Het ongeloof is de walgelijke mengeling van alle zonden, de wortel en de vergaarbak van de zonde. Ongeloof is een zonde die God beledigt. Het zegt dat God liegt. Het trekt Zijn macht, barm- hartigheid en waarheid in twijfel (Ps. 78:19).

Een hebzuchtig hart is een onrein hart. De aarde is het meest onreine element. De reinheid van het hart is in de geestelijkheid ervan gelegen, en wat is er nu méér tegengesteld aan een gees- telijke gezindheid dan een aardse gezindheid? De hebzucht, de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad (1 Tim. 6:10).

(wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen