Bevestiging en intrede ds. A. Geuze

Woensdag 28 september is een bijzondere en heugelijke dag voor de gemeente van Vriezenveen. Voor het eerst in haar bijna 90-jarige geschiedenis mag ze een eigen herder en leraar ontvangen.

De bevestigingsdienst wordt geleid door ds. J. Roos. Als tekstwoorden neemt deze Ezechiël 47:10: Ook zal het geschieden dat er vissers aan dezelve zullen staan, van Engédi af tot En-eglaïm toe; daar zullen plaatsen zijn tot uitspreiding der netten; hun vis zal naar zijn aard wezen als de vis van de Grote Zee, zeer menigvuldig.

Het thema is: Een zeer bemoedigend gezicht: Leven in de Dode Zee met als punten: 1. Vissers zullen het Evangelienet uitspreiden. 2. Vissen zullen in het Evangelienet gevangen worden.

Het is ondenkbaar dat er aan de oever van de Dode Zee een visser zou staan. De Dode Zee is een zoutzee, waarin geen enkel schepsel kan leven. Die Dode Zee is een beeld van de vreselijke doodstaat waarin we van nature verkeren. Het thema van vanmiddag is: ‘Leven in de Dode Zee’. De Heere geeft hiermee te kennen dat Hij altijd aan Zijn Verbond blijft gedenken. Er zullen er altijd toegebracht blijven worden. Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen, en het zal worden één kudde en één Herder.

Vissers zullen het Evangelienet uitspreiden

Ezechiël zag een tempel met een gesloten deur. Er vloeide water van onder de drempel. Het water is een beeld van het genadewerk van God de Heilige Geest. Ezechiël zag dat Gods Geest zou werken zolang de wereld zal bestaan. Maar de bron van het water achter de deur zag hij niet. Die bron is het liefdehart des Vaders. Het water vloeide langs het brandofferaltaar. Dit duidt op Christus Die Zich aangeboden heeft als Vaders Knecht en Borg en Middelaar. Ezechiël kreeg te zien hoe Christus volkomen voldoening heeft gegeven aan het eisend recht van de Vader, en volkomen gehoorzaamd heeft aan de Wet. Ezechiël zag ook dat het water verbreed en verdiept werd. Wat is het groot als u mag zien op de oorsprong van de zaligheid. Ezechiël zag dat het water verder stroomde en dat het water gezond werd. Mocht de Heere uw prediking gebruiken om de Dode Zee van Vriezenveen – hen die nog voor eigen rekening leven –, gezond te maken.

Ezechiël zag ook vissers staan. Dat zijn de leraars van het Nieuwe Testament. Ze zijn instrumenten van de Heilige Geest om door het net van het Evangelie mensen uit hun zondige en dodelijke staat op te trekken tot de gemeenschap van Christus. Vloek en zegen, Adam en Christus, Wet en Evangelie: het wordt staande verkondigd. De vissers moeten geduldig het net uitspreiden. Een net kan ook leeg opgehaald worden. Een leraar moet dan niet moedeloos neer gaan zitten, maar moet blijven staan. De apostel Paulus zegt: als die weet dat uw arbeid niet ijdel is in den Heere. De Heere heeft vrucht op de arbeid beloofd en zal een gezegende visvangst geven.

Vissen zullen in het Evangelienet gevangen worden

Het lijkt dwaasheid om in de Dode Zee te gaan vissen. Maar de dwaasheid der prediking is oorzaak dat zondaars gaan inleven wie en wat ze zijn. Gods Geest laat het Evangelienet uitspreiden. Gods Geest laat het water stromen. Het water symboliseert de genadegaven die de Heere van eeuwigheid uitgedacht en in de tijd verdiend heeft. Er staat: Hun vis zal naar zijn aard wezen als de vissen van de Grote Zee. De Grote Zee is de Middellandse Zee. Het is dan geen dode vis meer, maar levende vis. Als het uur van het Gods welbehagen is aangebroken, dan wordt u van dood levend gemaakt. Dan wordt u gevangen in het Evangelienet. Dan gaat u inleven dat u een dode vis bent. Dat gaat gepaard met een ontzaglijke droefheid, maar op Gods tijd zult u geloofskennis in Christus ontvangen tot uw zaligheid. Er staat: zeer menigvuldig. Het zal een grote schare zijn, die niemand tellen kan. Mocht dat ook in Vriezenveen zijn en in de andere gemeenten waar het Woord wordt uitgedragen.

Bevestiging

Het formulier om ds. A. Geuze te bevestigen wordt door student G.M. van Putten voorgelezen. Op de door ds. Roos gestelde vragen antwoordt ds. Geuze: ‘Ja, ik van ganser harte.’ Ds. Roos spreekt hem vervolgens nog met enkele hartelijke woorden toe. Het voorgaan is een onmogelijk en heilig werk. Maar het is ook een liefdewerk. In de toespraak worden ook mevr. Geuze en de (klein) kinderen Geuze betrokken, evenals de gemeente van Vriezenveen. Hij wenst de gemeente toe aan de leraar verbonden te worden. Hij vraagt ook om hun predikant op te dragen in het gebed. Op zijn verzoek wordt ds. Geuze staande toegezongen Ps. 134:3. Hierna leest ds. Roos het vervolg van het formulier en sluit af met het dankgebed.

Intrede

In de avonddienst verbond ds. A. Geuze zich aan de gemeente van Vriezenveen met de woorden van Johannes 10:16 a, c, en d: Ik heb nog andere schapen, deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen, en het zal worden één kudde en één Herder. Het thema is: Geroepen door Christus, de grote Herder der schapen. Met als punten: 1. Zijn roeping. 2. Zijn opdracht. 3. Zijn doel. De Heere roept Zijn knechten om de kudde te leiden. Hij is de grote Herder. De Heere roept en zendt Zijn knechten op Zijn tijd. Het beroep van de gemeente kwam onverwachts. De nood werd hem opgebonden. Maar de Heere kwam over te buigen. Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder, en vrouw en kinderen, en broeders en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn.

Zijn roeping

Ik heb nog andere schapen. De Heere openbaart Zich als de volheerlijke Zoon des Vaders. God uit God. Licht uit Licht. De Zoon des mensen. Mens geworden, God gebleven. Hij openbaart zich in Zijn werkingen. Ik ben de Deur der schapen. Ik ben de Goede Herder; Ik stel Mijn leven voor de schapen. Hij kwam om Zijn bloed te storten op Golgotha. Het bloed des Nieuwen Testaments. De Heere riep op Zijn tijd. De Heere weet ook van de schapen van Vriezenveen. Zij die van de brede weg gehaald moeten worden om op het smalle schapenspoor gebracht te worden. De Heere spreekt hier, de Middelaar. Er kan niets bij van ons, er hoeft niets bij en er mag niets bij. Hij is een volkomen Middelaar. Een zwakke onderherder kan iets vergeten, maar Hij vergeet niets. Hij is de Eerste en de Laatste. Hij houdt Zijn Kerk in stand. Hij is de enige goede Herder met oneindige eeuwige goedertierenheden en barmhartigheden.

Zijn opdracht

Deze moet Ik ook toebrengen, zij zullen Mijn stem horen. Het is nu nog de genadetijd. Uw eeuwig behoud wordt gepredikt. Het wordt met kracht aan het hart gelegd. Als een schaap geroepen wordt, wordt er een heilig werk in het schaap gelegd, de waarachtige wedergeboorte, het nieuwe leven. De Heere heeft liefde gegeven in het hart tot Vriezenveen. De Heere werkte een ernst en een aandrang om het beroep op te volgen. De herder moet uitgaan met de herdersstaf. De schapen die toegebracht zullen worden moeten geroepen worden. Er zal er geen één gemist worden. Mocht de prediking zijn een reuk des levens ten leven. De opdracht is om Zijn stem te laten horen. En die stem zal gehoord worden als de Heilige Geest met kracht in de ziel komt. Mocht de pijl van de eeuwige Goddelijke liefde het hart dodelijk verwonden, zodat men uitroept: ik ben God kwijt, ik ben alles. De herder moet ook voorzichtig zijn en geduld hebben met de schapen. Er is echter geen tijd te verliezen. Want de tijd is nabij. Daarom, zijt ook gij bereid.

Zijn doel

Zij zullen Mijn stem horen, en het zal worden één kudde en één Herder. Het zijn wonderlijke woorden die vloeiden van de heilige lippen van de Grote Herder. Lippen die dorsten naar Zijn volbrengen, naar Zijn schapen. De stem van de Verbondsmiddelaar zal de inhoud van de prediking moeten zijn. Dat de Heere de vreugde, gezondheid, en liefde zou mogen geven om Zijn Woord te mogen verkondigen. Vertrouwende dat Hij het maken zal. De Heere heeft beloofd dat de schapen Zijn stem zullen horen. Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. Wat is dat een heerlijk werk om Zijn stem door middel van de prediking te laten horen. Het is de innige wens en verzuchting van de dominee dat hij de klacht mag horen: ik kan niet sterven, ik moet God ontmoeten. Dat de ritselingen van het nieuwe leven gehoord zouden mogen worden ook in Vriezenveen. Dat ook gehoord mag worden dat de Heere overgekomen is. Toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen; want uw stem is zoet en uw gedaante is lieflijk. De schapen moeten toegebracht worden. Het moet één kudde worden. Wat is het toch een lieflijk Woord waarmee de dominee zich mag verbinden aan de gemeente van Vriezenveen.

Toespraken

Ds. Geuze wordt als eerste toegesproken door burgermeester mr. J.C.F. Broekhuizen van de gemeente Twenterand. Daarna door ds. A. van Voorden namens classis Oost, door ds. IJ.R. Bijl van de Hersteld Hervormde Gemeente te Vriezenveen en door student G.M. van Putten als vriend. Tot slot richt ouderling Verboom nog enige woorden tot ds. Geuze en mevrouw Geuze daarna tot de eigen gemeente. Op zijn verzoek wordt ds. Geuze staande toegezongen de verzen 3 en 6 van de Morgenzang. Hierna bedankt dominee de sprekers en legt voor de eerste keer de zegen op zijn nieuwe gemeente.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen