Samenspraak over de brief van Paulus (33b)
Indien dan de voorhuid de rechten der wet bewaart, zal niet zijn voorhuid tot een besnijdenis gerekend worden? En zal de voorhuid, die uit de natuur is, als zij de wet volbrengt, u niet oordelen, die door de letter en besnijdenis een overtreder der wet zijt? Romeinen 2:26 en 27
HOPENDE: Van een hoofdman te Kapérnaüm heeft Jezus getuigd dat Hij zo groot een geloof als bij die man, in Israël niet had gevonden. De apostel gaat echter hier in zijn betoog zover, dat hij een heiden, die zelfs geheel vervreemd van Gods Woord, uitwendig leefde naar de ingeschapen wet, nog boven het Jodendom stelde. Neen, daarmede verachtte of verwierp hij de besnijdenis als een Goddelijke instelling niet, zoals onze kanttekening ons daar ook op wijst, maar hij liet het de Joden weten dat men met wat uiterlijke godsdienst, zonder een inwendige vernieuwing des gemoeds, zich niet boven de heidenen behoefde te verheffen. Integendeel, men diende er rekening mee te houden dat men door een heiden die uitwendig nog naar de wet leefde, in zijn levenswandel veroordeeld werd, als men niet leefde zoals die heiden. Daarom laat de apostel er ook op volgen: En zal de voorhuid, die uit de natuur is, als zij de wet volbrengt, u niet oordelen, die door de letter en besnijdenis een overtreder der wet zijt?
UITZIENDE: Als we geen andere gerechtigheid hebben dan een gerechtigheid die uit de wet is, zal de uitwendige levenswandel der heidenen ons nog tot een veroordeling zijn. Wat de apostel hier beweert, vat ik niet zo op, dat hij een mogelijkheid stelt van tot de zaligheid te komen, zelfs van een heiden door een onberispelijke levenswandel, maar hij wilde het de Jood maar doen weten, dat zijn besnijdenis hem geen stap nader tot de zaligheid bracht. Zeker niet, wanneer zijn levenswandel er nog niet mee overeenstemde ook, want dan bleek daaruit wel duidelijk dat hij de besnijdenis des harten miste. En die besnijdenis des harten kon men niet deelachtig zijn, als men zijn gerechtigheid dacht gevonden te hebben buiten de eniggeldende gerechtigheid van Christus, waarmee men alleen voor God zou kunnen bestaan. Men moest de betekenis van de besnijdenis leren verstaan, zoals Abraham het teken der besnijdenis had ontvangen tot een zegel der rechtvaardigheid des geloofs. De gerechtigheid van Christus was hem toegerekend toen hij nog niet besneden was. Och, wat wordt al het werk van de mens dan toch uitgesloten in het werk der zaligheid! Dat werk is geheel en al een Goddelijk werk. De apostel heeft geen ander doel in geheel zijn schrijven van deze brief aan de Romeinen gehad, dan om die eniggeldende gerechtigheid des Middelaars te verhogen. Zou men werkelijk Abrahams zaad zijn, dan zou de besnijdenis dezelfde betekenis moeten krijgen als die de besnijdenis voor Abraham heeft gehad.
HOPENDE: De volgende verzen zullen er ons ook nog heel duidelijk bij bepalen hoe men alleen maar een ware Jood kan zijn. En wat voor de Jood gold, als het de besnijdenis betrof, dat geldt voor ons als het de doop betreft. Zonder de betekende zaak van de Heilige Doop deelachtig te zijn is de doop ons straks niet anders dan een zegel in onze verdoemenis. Och vriend, ik hoop ervoor bewaard te blijven om de betekenis van de Goddelijke instellingen te onderschatten, maar de overschatting ervan heeft al velen voor eeuwig bedrogen doen uitkomen. In plaats van de betekenis van het sacrament te onderschatten, geloof ik er wel wat van te weten, over de wereld te zijn gegaan met een gedoopt voorhoofd tot mijn veroordeling. Al die wereldse mensen, die niet gedoopt waren, konden gemakkelijker zalig worden dan ik. En daar hoor ik nu die mensen, die zich op hun doop beroemen, maar nooit over spreken.
Zij zijn in het verbond en zij zijn kinderen der belofte, maar hun gedoopte voorhoofd schijnt nooit tegen hen te getuigen, omdat ze geen deel aan de gerechtigheid van Christus hebben.
UITZIENDE: Och vriend, ik geloof er ook wat van te weten, dat ik in het smartelijk gemis van een toegerekende gerechtigheid van die Persoon, me met geen doop heb kunnen helpen, maar dat die doop alleen maar tegen me getuigde. En die doop moet nog gedurig tegen me getuigen, als ik zo weinig bij mezelf bespeuren kan van een gemeenschap aan die Persoon tot ware heiligmaking. Waarlijk, dan kan ik ook nog niet boven een heiden en een wereldling uitkomen.
HOPENDE: De volgende keer hopen we nog met elkaar te bespreken waarin de ware besnijdenis des harten bestaat. Nu, dan kan ik ook niet als een bekeerde man door het leven gaan. (wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's