De Nederlandse Hervormde Kerk
Daartoe gedreven door droefheid en zorg wil ik hier in de kolommen van het blad Ecclesia een lied aanheffen, een lied van dankbare herinnering aan de Nederlandse Hervormde Kerk, als ons aller moeder.
De Nederlandse Hervormde Kerk, die in haar nationaal en historisch karakter vele eeuwen omspant: de eeuw van de Hervorming, van de Stadhouderlijke Republiek, van de Verlichting, van de verdwazing van de Jakobijnse Patriotten, van de Restauratie, van het Réveil, van de Afscheiding en de Doleantie, van de Germaanse bezetting en de bevrijding. De Kerk, die van Oranje en Marnix van Sint Aldegonde, de generatie van Arminius en Gomarus, van Voetius en Coccejus, van Revius en Jan Luyken, de generatie van Bilderdijk, De Clercq en Da Costa, van Groen van Prinsterer en Beets, van Hoedemaker en Haitjema, van Noordmans en Van der Leeuw, van Gravemeyer en Miskotte, en van zovelen, zovelen meer.
De Nederlandse Hervormde Kerk, ons aller moeder, wier gelaat doorgroefd is door diepe rimpels van zorgen, moeiten en strijd, waardoor zij gelijkenis vertoont met het schilderij van Rembrandts moeder; oud en eerbiedwaardig, voornaam en teer, ontheven aan de maalstroom van de tijd, vol mededogen met de kinderen, klein- en achterkleinkinderen die aan haar schoot ontsprongen zijn. De Kerk, ons aller Moeder, wier geloof, liefde en gebed het wilde gedreun en stemmenrumoer van het driftig tijdsgebeuren overstijgt. De Kerk, die met een milde glimlach van wijsheid en vermaan antwoordt op de eisen, de critiek, de beschuldigingen, die tot haar gericht worden. De Kerk, ons aller Moeder, die de eeuwen en de eeuwigheid stelt tegenover de koortsachtige, hete adem van de geschiedenis. De Kerk, ons aller Moeder, die met het sacrament van de Doop elke nieuwe generatie inlijft in de gemeenschap der heiligen, die tijd en eeuwigheid, aarde en hemel omspant.
Die Kerk, die slechts geestelijk gekend wordt en die nochtans als concrete, historische, nationale grootheid onder ons aanwezig is: De Nederlandse Hervormde Kerk!
Ja, wie zou niet lyrisch worden, wanneer het tot hem doordringt welk mysterie, welk geheimenis de Kerk is? V/ie zou niet aanheffen een lied van eerbied, liefde en dankbaarheid voor haar, ons aller Moeder? Want dit staat vóór alles vast: De Nederlandse Hervormde Kerk is geen menselijk maaksel, zij is uit God. In haar naam duidt zij aan: de door God uit de wereld geroepenen in hun gezamenlijkheid, hun eenheid, hun vereniging, hun aardse verschijning.
Zó werd het beleden, eerst op het Convent te Wezel in 1568 en daarna op de Synode te Embden in 1571, waar men in een schier uitzichtloze situatie eendrachtig het fundament en de orde van de Kerk vaststelde. Zó is in deze uitlandige herbergen De Nederlandse Hervormde Kerk geboren.
Zij is dus geenszins een bedenksel van mensen, geen voortbrengsel van vernieuwingsdrang, geen tijdsverschijnsel, maar het ontspruiten van het uitgestrooide zaad van het Woord Gods, van de Heilige Schrift, door de Heilige Geest ingegeven en verklaard. De Bijbel in de landstaal overgezet was daartoe het gezegende instrument. En daarnaast de rondtrekkende predikers, die als leerlingen uit de Geneefse Academie van Calvijn en Beza de Schrift uitlegden als oorkonde van de weg, die de Drieënige God met de mens gaat. Aldus werden de gelovigen bijeen vergaderd en gevormd tot gemeenten, classes en synoden, en zo tot de landskerk van De Zeven Verenigde Nederlanden. Tot De Nederlandse Hervormde Kerk in de volle en diepe zin des woords is zij echter eerst geworden door de publieke belijdenis van haar geloof. Want noch de Bijbel alléén, noch ook de bijbelse prediking en het bijbelse geloof geven de bijeenvergaderde gemeente het karakter van Kerk. Het begrip Kerk heeft van oudsher een uitgesproken publiekrechtelijk, een nationaal, een historisch aspect.
Er is in dit opzicht, speciaal wat het belijden van de Kerk betreft, veel onkunde en misverstand. Niet zelden hoort men de redenering, dat niet 'de leer' maar 'het leven' de Kerk tot Kerk maakt. Dat impliceert de meerwaarde van de prakticale vroomheid boven die van het geloof. Alsof de kerk als geestelijke, mystieke grootheid ooit gekend zou kunnen worden uit haar doen en laten, uit haar goede werken! Dat beweren is een vooruitgrijpen op de toekomst, als zij in werkelijkheid geworden is wat zij nu nog slechts in geloof en hope is. In haar geloofsbelijdenis stijgt zij uit boven de gebrekkigheid, de armzaligheid van haar levenspraxis, en spreekt zij over de volle rijkdom, die zij in het Evangelie als belofte ontvangen heeft. Zij spreekt het uit, publiekelijk, met haar eigen woorden te midden van het eigen volk en de eigen natie, ten teken dat het Woord Gods een levend en werkzaam Woord is; een Woord dat leven wekt en indaalt in iedere tijd, in iedere taal, in ieder land en volk.
Eerst door haar belijdenis zijn de bijeenvergaderde gemeenten in de volle zin des woords Kerk geworden. Haar belijdenis is haar proclamatie, haar zelfstandigheidsoorkonde, haar identiteitsverklaring en mondigheidsakte. Plechtig spreekt zij uit, dat God voor haar geen bange vraag meer is, maar dat zij Hem kent. En zij spreekt dat uit, niet in geheimtaal, niet in tongen, maar in klare zinnen, weloverwogen, theologisch doordacht, en met moedige afwijzing van meningen, die ermee in strijd zijn. Zij spreekt erin uit, dat het geloof het leven der mensheid is. Eerst in die belijdenis is er sprake van De Nederlandse Hervormde Kerk, wier historie zó nauw verbonden is met de Nederlandse natie, dat van oudsher de leuze gold: Kerk-Oranje- Vaderland.
Deze plaats als lands-en volkskerk heeft de Nederlandse Hervormde Kerk zich dus niet verworven door het zwaard, niet door zich te organiseren als een politieke factie, niet door kracht of geweld, maar zij heeft die verkregen op geestelijke wijze; door de prediking van het Evangelie en door het belijden van haar geloof. Echter niet te ontkennen is, dat er in haar geschiedenis perioden zijn geweest van dorheid, vervlakking en geesteloosheid. Perioden waarin het zout smakeloos was geworden. Sterker nog: perioden, waarin de Kerk zich zozeer vereenzelvigde met de tijdgeest en met de publieke opinie, dat zij allengs meer vervreemdde van haar eigen historie en haar belijdenis verloochende, omdat zij iets anders wilde zijn dan een zoutend zout en een lichtend licht; iets anders dan een stad op een berg gebouwd (Mattheüs 5).
Dat De Nederlandse Hervormde Kerk deze tijden van identiteitsverlies, van zelfvervreemding, toch telkens weer te boven is gekomen en haar allure, haar invloed en gezag als lands- en volkskerk weer heeft herkregen, is niet te danken aan hervormingen en vernieuwingen, maar louter en alleen op geestelijke wijze, namelijk door zichzelf in haar belijdenis te hervinden als die zij in haar historische ontwikkeling geworden was. Geen treffender illustratie is daarvan te vinden dan het 19® eeuwse Réveil. Indien ooit, dan was toen de Kerk "zeer klein en als tot niets geworden"(Ned. Gel. Belijdenis art. 27). Het liberalisme overheerste de publieke opinie. Het had de hogere klassen van de samenleving en bijna zonder uitzondering de politici, de predikanten, de geleerden en de letterkundigen in zijn greep. De Kerk was een exponent geworden van de geest der Verlichting. Maar toen was er het wonder van het Réveil, door de vrome, fijnzinnige Zwitser A.Vinet eens zó omschreven:
"Het Réveil sluit een tijdperk van ongeloof, meer nog, van onverschilligheid en geestelijke dorheid af. Men kan het omschrijven als een terugkeer van het Christendom tot zijn bron, tot een scherper begrip van de Evangelische leer, tot een strengere en bredere toepassing van de christelijke beginselen in het menselijk leven. Na tijden van verval en ongeloof heeft het schier uitgebluste geloof zijn fakkel weer ontstoken; de overtuiging is openlijker en scherper belijnd aan de dag getreden. Het geloof, dat vervallen was tot een stoot van collectief en op maatschappelijke en politieke vooruitgang gefixeerd geloof, is weer een persoonlijke zaak geworden en daardoor tot een levend geloof. Vele, tot inkeer gekomen zielen, hebben het goede deel gekozen, dat van hen niet zal worden weggenomen" [Liberie religieuse et Questions Ecclésiastiques, p. 5
In allerlei vorm is er in de jaren van het Réveil slechts één strijd gestreden: de strijd voor het behoud van de historische, nationale Kerk als geestelijke, mystieke grootheid tegenover het opdringende ongeloof; tegenover een Kerk, die gedeformeerd was tot een religieus getinte maatschappelijke vereniging tot nut en ontwikkeling van het algemeen zonder dogma of belijdenis. Het Réveil was de strijd voor De Nederlandse Hervormde Kerk als het geestelijk ferment van het Nederlandse volk, de Nederlandse natie, de Nederlandse staat. De betekenis van het Réveil strekt zich echter veel verder uit dan zijn genezende invloed op de Nederlandse Hervormde Kerk in het midden van de vorige eeuw. Het is immers de leerschool bij uitstek geworden voor de Kerk in het ontkersteningsproces, dat sinds de revoluties van 1789 en 1848 Europa overspoelde. De desastreuze gevolgen van dat proces voor Kerk, staat en samenleving zijn door de geesten van het Réveil onderkend, voorzien en profetisch voorzegd. Zij waren het ook (men denke slechts aan Groen van Prinsterer's Adres aan de Hervormde Synode en aan de Hervormde Gemeenten) die De Nederlandse Hervormde Kerk de weg hebben gewezen om te zijn en te blijven een pilaar en vastigheid der Waarheid. "Wij mogen niet zwijgen", aldus Groen, "er zijn tijden en omstandigheden, waarin het zwijgen een soort van medeplichtigheid wordt... Wij moeten strijden, wij moeten in de Kerk blijven en niet door ons vertrek de mening doen postvatten, dat ons geloof en onze leer niet dezelfde is als die der Kerk, waaraan wij tot op heden lidmaten waren... Onze grote opgave is om kloekheid aan lijdzaamheid te paren."
Aldus deze gezaghebbende stem uit de Réveil-kring in het midden van de 19^ eeuw. Een stem die opkwam voor het behoud van De Nederlandse Hervormde Kerk als het geestelijke ferment van het Nederlandse volk, de Nederlandse natie, de Nederlandse staat. En het is nu juist dat geestelijke, mystieke ferment, als de essentie, als het merg van de Kerk, dat in en door het ontkersteningsproces hoe langer hoe meer te loor is gegaan, en dat haar op een nog acutere wijze vervreemdde van haar historie en haar belijdenis als het geval was geweest in de tijd van het Réveil. Zó ingrijpend en acuut is dat proces van identiteitsverlies en zelfvervreemding geweest, dat het ook buitenstaanders is opgevallen, als bijvoorbeeld de godsdienst-socioloog E. Troeltsch. Bij de bestudering van het godsdienstige leven in de Westerse wereld in de 20® eeuw kwam hij tot de ontdekking dat de begrippen Kerk en secte niet meer toereikend zijn om de religieuze verschijningsvormen te registreren. Er is een nieuwe vorm van godsdienstig leven ontstaan naast Kerk en secte met een eigen levens- en wereldbeschouwing, een eigen mens- en maatschappij-visie: de denominatie. Niet meer in de Kerk als geestelijke, mystieke grootheid, als ons aller Moeder, wier geloof, hoop en liefde het driftig tijdsgebeuren overstijgt, en die de eeuwen en de eeuwigheid stelt tegenover de hete adem der geschiedenis, en wier sacrament van de Doop elke nieuwe generatie inlijft in de gemeenschap der heiligen die hemel en aarde omspant, - niet meer dóór voelt de mens van de 20® eeuw zich nog thuis. Waar hij naar streeft, is een nieuwe en andere vorm van godsdienstig leven, die aansluit op het eigentijdse levensgevoel en wereldbeeld, waarin de nadruk valt op vrijheid, mon-digheid, zelfontplooiing, authenticiteit. Wat hij zoekt en verlangt, is niet meer een Kerk van geborgenheid, maar een Kerk die past in deze dynamische tijd. Een Kerk van zoekende, vragende pelgrims. Een Kerk, die God kent als de Schepper van de menselijke vrijheid, die vrijheid schept en wil en eerbiedigt, en haar geen beperkingen oplegt.
Wat hij zoekt en wil en verlangt is de Kerk als een groep gelijkgezinden, als een godsdienstige gemeenschap op louter vrijwillige basis: de denominatie. Zo kan men in alle Westerse Kerken een denominationeringsproces waarnemen.
In waarlijk niet geringe mate ook in De Nederlandse Hervormde Kerk! Wie die nog enige liefdesband met haar heeft als ons aller Moeder; wie die haar nog kent uit haar belijdenis, uit haar historie, als Arke des behouds op de wereldzee; wie die nog beseft, dat hij van haar het ABC van geloof, hoop en liefde geleerd heeft, - zal niet geneigd zijn een treurzang aan te heffen over haar geestelijk verval? Een treurzang over haar zwakheid en machteloosheid ten opzichte van een intellectuele elite, die in commissies en raden als theologische en sociologische deskundigen met hun adviezen de Kerk steeds meer vervreemden van haar oorsprong, haar wezen, haar geestelijke, mystieke wortels.
"Wij mogen niet zwijgen", aldus vernamen wij van een stem uit het 19® eeuwse Réveil. "Er zijn tijden en omstandigheden, waarin het zwijgen een soort van medeplichtigheid wordt... Wij moeten strijden, wij moeten in de Kerk blijven en niet door ons vertrek de mening doen postvatten, dat ons geloof en onze leer niet dezelfde is als die der Kerk, waarvan wij tot op heden lidmaten waren". Wat toen gold, geldt ook nu. En in versterkte mate!
Anders gezegd: wij moeten door belijdend en strijdend in De Nederlandse Hervormde Kerk te blijven c//> geloof en deze leer uitdragen, dat De Nederlandse Hervormde Kerk niet is, wat de moderne mens haar wil doen zijn en waarin hij reeds ten dele geslaagd is, namelijk een denominatie, maar dat zij krachtens haar oorsprong, krachtens haar belijdenis, krachtens haar historie is een goddelijk wonder, een geestelijk, mystiek lichaam: ons aller Moeder! Geven wij De Nederlandse Hervormde Kerk haar hoge statuur weer!
Nasctirift van de redactie
Bovenstaanc/ artikel schreef dr W. Aalders toen het SoW-proces nog in volle gang was. Het verscheen in het eerste nummer van 'Ecclesia' in 1994. Inmiddels heeft de besluitvorming op de synodezitting van 12 december haar afronding gekregen. De redactie wil de lezers nog eens onder ogen brengen wat nu verloren i gegaan, doordat de kleinst mogelijke meerderheid van de synode akkoord ging met de vorming van de PKN, v/aarin de Nederlandse Hervormde Kerk zal opgaan. In hoeverre is nu de Hervormde Kerk van haar wortels los gesneden? In hoeverre een denominatie in plaats van kerk? Over deze vragen en over de grote verwarring die ondanks alle waarschuwingen en smeekbede nu is ontstaan, zal de toekomst duidelijkheid verschaffen. Het kan niet anders of ook in 'Ecclesia' zal daarover geschreven worden. Voorlopig dit artikel, als een klacht uit de diepte. Tenslotte. In 'Ecclesia' is In de loop der jaren onophoudelijk een andere weg gewezen dan die de synode ging. Is gewezen op de weerstanden die in de kerk leefden tegen het SoW-proces zoals het reilde en zeilde. Ook anderen hebben dat gedaan. Maar deze weerstanden werden behoudens enkele tegemoetkomingen onvoldoende onderkend. Hoezeer deze werden en nog steeds worden geminimaliseerd bleek opnieuw toen de secretaris-generaal op de avond van de 12^ december voor de TV verklaarde dat een aant van de 24 tegenstemmers eigenlijk voorstemmers waren
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 januari 2004
Ecclesia | 8 Pagina's