Overpeinzing bij Deuteronomium 28
IIn de Bijbel wordt het volk Israël ons ten voorbeeld gesteld om ons te leren wat er wordt van een natie die voor de afgoden kiest, voor een levensvulling van ‘eten en drinken en spelen (dansen)’, inclusief hoererij en ontucht (1 Kor. 10). Het is beschreven om ons, voor wie de tijd ten einde loopt, te waarschuwen, zegt de apostel Paulus.
Ongetwijfeld zal Paulus ook hebben gedacht aan de zegen- en vloekwoorden in Deuteronomium 28. Bij het lezen van dit hoofdstuk uit de Heilige Schrift trof mij de verhouding tussen zegenen en vloeken: 14 maal is er sprake van de zegen en 54 keer van de vloek! De Here zelf zal zegenen of (ver)vloeken. Het eerste in geval van gehoorzaamheid. Het tweede wanneer wij òngehoorzaam zijn. Gezien de getalsverhouding ligt het laatste blijkbaar veel meer voor de hand als het eerste. En dat nog wel onder het volk van het Verbond!
Reden genoeg om, in navolging van Paulus, de christelijke Kerk (helaas verscheurd in kerken) te waarschuwen. De Here zegt bij herhaling dat Hij zal ‘slaan’ en dat Hij ‘zal zenden’. Hij heeft zo zijn boden die Hij uitzendt. Psalm 78 spreekt van ‘uitzending der boden van veel kwaad’ (S.V.), verderfengelen. Let wel: dat was in Egypte, toen de Here een begin had gemaakt met de bevrijding van zijn volk uit het diensthuis. Toen Hij in zijn trouw aan zijn Verbond gedacht. De òntrouw in het Verbond van de zijde van Gods volk brengt het omgekeerde teweeg van het uit Egypte geleid worden.
Deuteronomium 28 eindigt niet zomaar met de dreigende woorden: ‘De Here zal u naar Egypte doen wederkeren’. Dit houdt in dat alsnog alle plagen waarmee de Here Egypte heeft getroffen, op zijn eigen volk neerkomen. Terugkeer in het diensthuis. Gevangenschap onder de tirannie van de afgoden. Met velerlei leed: ontwrichting van de orde der jaargetijden. In plaats van water zal het stof en fijn zand regenen. Dodelijke ziekten, epidemieën zullen rondwaren. Vijandelijke legers zullen heer en meester zijn.
Nog erger lijkt, naast het lichamelijke lijden, het psychische leed. Onbeschrijfelijk. En toch is er iets van opgeschreven: ‘De Here zal u slaan met waanzin (krankzinnigheid), blindheid en verstandsverbijstering. Dat hier sprake is van iets veel ergers dan letterlijk blindzijn, kan in de samenhang van het geheel geen vraag zijn. ‘Zijn wij dan ook blind?’, vragen de Farizeeën aan Jezus (Joh. 9). De Heiland antwoordt dan met onder meer deze woorden: ‘Nu gij zegt dat u kunt zien, blijft uw zonde’. Zij die zintuiglijk goed kunnen zien, krijgen te horen: ‘U zult gek worden van alles wat u voor uw ogen ziet gebeuren’ (NBV). Blinden zullen blinden leiden. Waar dat op uitloopt, kan bekend zijn.
‘Geestelijke boosheden in de lucht’ vermommen zich als ‘engelen van het licht’. Vandaar een Paasloze wereld, het omgekeerde in de samenleving van wat naar Gods Wet is. Het compromis, het softe en halfslachtige. Wie in de politiek de dingen bij de naam noemt – durft te noemen – krijgt heel Nederland over zich heen. Wie dat in de Kerk doet, wordt op een dood spoor gezet. Neem, wat de politiek betreft, bijvoorbeeld een Geert Wilders. Hij waarschuwt voor ‘de tsunami van de Islam’. ‘Wijze’ lieden schrijven dat Wilders de geschiedenis niet kent, anders zou hij zulke grove taal niet bezigen. Heeft de Kerk hier niets te zeggen? Of kent zij haar geschiedenis niet?
Wilders heeft in bijna gelijke bewoordingen als eens de opvolger van Calvijn in Genève, juist het spreken van de geschiedenis herhááld in de context van de huidige West-Europese samenleving. In het jaar 1586 (!) namelijk waarschuwt Theodorus Beza in een preek over het Hooglied voor de opmars van Mohammed en diens volgelingen. Hij houdt de Gemeente van Christus voor dat de Here straffen zal vanwege de zonden van de oppervlakkige Kerk. Die straf kan God voltrekken, aldus Beza, door de kandelaar van het Evangelie weg te nemen en Europa te overspoelen met ‘le déluge de Mahumet’ (de zondvloed van Mohammed).
‘De vreemdelingen die bij u wonen, zullen u volkomen voorbijstreven … zij zullen de eerste plaats bekleden …’ (Deut. 28:43). ‘Uw zonen en uw dochters zullen aan een ander volk worden overgeleverd’ (vers 32). Wat zegt u? ‘Après nous le déluge’, ‘Na ons de zondvloed’? En uw (klein)kinderen dan?
Overigens klinkt de waarschuwing van Beza in het kader van een oproep tot bekering. Hij zegt dat er een goede toekomst te wachten is wanneer de Gemeente haar voedsel zoekt bij Moeder, in de Moederkerk die melk en brood des levens uitdeelt in de dienst van Woord en Sacramenten. Dat is daar waar JEZUS in het middelpunt staat als de enige (!) weg ten leven, als de Middelaar van het Verbond waaraan God trouw is. Hij droeg onze vervloeking (Deut. 28 / Gal. 3) om te zegenen ieder die tot Hem vlucht, Hem navolgt, zijn Naam belijdt. Wat er ook van komt.
Tenslotte: Wie Jezus de Christus kent in Diens gehoorzaamheid aan de Wet des Heren in onze plaats, zal Deuteronomium 28 in het juiste licht lezen. Als heilige Schrift van de Heilige Geest.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 mei 2007
Ecclesia | 8 Pagina's