Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Bijbelse en historische bewijs voor de Here Jezus Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Bijbelse en historische bewijs voor de Here Jezus Christus

12 minuten leestijd

Waarom moeten we ons beperken tot de vier evangeliën?

Schetsen de ons bekende vier evangeliën een betrouwbaar portret van de Here Jezus Christus? Het bekende boek de Da Vinci Code dat ook werd verfilmd, beantwoordt die vraag negatief. De kerk, en dan wordt in dat verband aan de rooms-katholieke kerk gedacht, zou de waarheid over de Here Jezus Christus welbewust hebben verzwegen. Wie de Here Jezus Christus werkelijk was, zou zich niet op de canonieke evangeliën, maar op de gnostische evangeliën moeten baseren die door Constantijn de Grote zoveel als hij maar kon werden vernietigd.

Inderdaad zijn er behalve de canonieke evangeliën ook gnostische evangeliën, maar toen Constantijn de Grote aan de macht kwam, hadden die hun aantrekkingskracht allang verloren. De gnostiek kwam tot bloei in de tweede eeuw na Chr. en uit die tijd dateren ook de gnostische evangeliën. In de Da Vinci Code wordt beweerd dat volgens de gnostische evangeliën Jezus niet meer was dan een mens, terwijl de canonieke evangeliën Hem als God die mens werd tekenen. Het laatste is juist. Het eerste niet. De gnostiek had juist moeite met het ware mens-zijn van de Here Jezus. Volgens de gnostiek was de schepping het werk van een lager godheid en niet van de Vader van de Here Jezus Christus. Van Hem werd Hij als een afglans gezien die als wijsheidsleraar mensen tot God de bron van het hoogste Zijn moest terugbrengen. Deze boodschap vinden we in de gnostische evangeliën. Dan kunnen we denken aan het evangelie van Thomas, dat van Judas, aan het evangelie der waarheid.

Het is goed te weten dat de zienswijze dat deze evangeliën dichter bij de werkelijke persoon van de Here Jezus staan, door geen enkele, en dan ook echt geen enkele, Bijbelwetenschapper wordt gedeeld. Dat geldt niet alleen voor Schriftgetrouwe maar ook voor uiterst liberale Bijbelwetenschappers. In tegenstelling tot de gnostische evangeliën ademen de canonieke evangeliën het klimaat van de eerste eeuw na Chr. in het land Israël. Ze zijn gestempeld door wat in de wetenschap het Palestijnse jodendom wordt genoemd.

Dat geldt niet alleen voor de eerste drie evangeliën die vanwege hun vele overeenkomsten de synoptische evangeliën worden genoemd, maar ook voor het evangelie naar Johannes dat een geheel eigen karakter heeft. Ik wees er nog op dat het woord ‘Palestijns’ in dit verband geen enkele politieke connotatie heeft. Tegenover Palestijns staat hellenistisch (Grieks). Het hellenistische Jodendom is het Jodendom buiten het land der vaderen. Overigens waren er tussen het Palestijnse en hellenistische Jodendom tal van dwarsverbindingen, maar dat is in dit verband van minder belang. Er zijn enkele buiten-Bijbelse gegevens die het bestaan van Jezus bevestigen. Daarmee houdt het dan ook op. Toegang tot de Here Jezus krijgen we alleen via de canonieke evangeliën.

Geven de vier evangeliën ons echt een betrouwbaar beeld van de Here Jezus?

Alle vier de canonieke evangeliën tekenen ons Jezus als God en mens. De synoptische evangeliën doen dat wel op een wat andere manier dan het vierde evangelie, maar wezenlijk bieden alle evangeliën hetzelfde portret. De Here Jezus wist zich van hetzelfde niveau als God. De bekende apologeet en literatuurwetenschapper C.S. Lewis heeft gezegd dat Hij als Hij de waarheid niet heeft gesproken daarom een leugenaar of fantast is geweest. Lewis zegt het zo duidelijk is dat de Here Jezus geen leugenaar of fantast is en daarom is Hij echt God die mens werd.

Echter, daarmee gaat Lewis ervan uit dat de evangeliën werkelijk betrouwbaar zijn, maar zijn ze dit ook echt. Menig Bijbelwetenschapper beweert dat de historische Jezus zichzelf alleen als mens heeft gezien. Zijn kruisdood was het einde van zijn leven. Na zijn dood zijn zijn volgelingen Hem als God gaan vereren. De opstanding en de hemelvaart zijn dan ook geen historische feiten, maar creaties ontstaan in het bewustzijn van zijn volgelingen die niet konden geloven dat zijn kruisdood het einde was.

Het is alweer een aantal jaar geleden dat de nog jonge Amerikaanse nieuwtestamenticus Brant Pitre een studie schreef waarin hij op zeer bekwame wijze de zienswijze ontkracht dat de historische Jezus zichzelf nooit als God heeft gezien. In zijn benadering van de canonieke evangeliën weet deze rooms-katholieke Bijbelwetenschapper zich verbonden met Joseph Ratzinger (paus Benedictus XVI). Regelmatig verwijst hij naar diens boeken over Jezus. Hoezeer ik er ook van overtuigd ben dat de kloof tussen Rome en de Reformatie nu niet feitelijk minder diep is dan in de zestiende eeuw, neemt dit op dit terrein mijn waardering zowel voor Ratzinger als Pitre niet weg. De boeken van Ratzinger over Jezus hoef ik naar ik aanneem niet nader te introduceren. Ik wil dat wel doen met de studie van Pitre die hij de titel gaf The Case for Jesus: The Biblical and Historical Evidence for Christ

De schrijvers en de datering van de vier evangeliën

In de tekst van geen van de vier evangeliën wordt de schrijver ervan genoemd. Op grond daarvan wordt vaak gesteld dat de evangeliën formeel anoniem zijn. Pitre laat overtuigend zien dat dit feitelijk onjuist is. Al wordt de schrijver niet in de tekst zelf vermeld. Anders ligt het voor de manuscripten die zijn overgeleverd. Alle manuscripten noemen zonder uitzondering Mattheüs als schrijver van het eerste evangelie, Markus van het tweede, Lukas van het derde en Johannes van het vierde. Dat ligt bij de brief aan de Hebreeën anders. Ook in deze brief noemt de schrijver zijn naam niet. Echter, het verschil met de vier evangeliën is dat in lang niet alle manuscripten een auteur wordt genoemd. Dat geldt bijvoorbeeld voor de papyrus 64 uit de tweede eeuw. Het is ook moeilijk voorstelbaar dat Markus en Lukas die zelf geen ooggetuigen waren als auteur zouden zijn vermeld, terwijl zij het feitelijk niet waren. De zogenaamde apocriefe of gnostische evangeliën noemen allen in de tekst zelf een apostel als auteur. Ongetwijfeld om de schijn van authenticiteit te wekken.

Het is niet onmogelijk dat de synoptische evangeliën al in de jaren vijftig of begin jaren zestig op schrift zijn gesteld. Als wordt beweerd dat zij hoe dan ook pas na zeventig geschreven kunnen zijn, komt dit omdat men ervan uitgaat dat de Here Jezus de val van Jeruzalem nooit kan hebben voorzegd. Echter, alle uitdrukkingen die Hij voor de val van Jeruzalem en de ondergang van de tempel gebruikt, vinden we ook in het kader van de val van de Eerste Tempel in de zesde eeuw vóór Chr.

Het meest voor de hand liggend is dat het boek Handelingen rond 62 na Chr. is geschreven. Pitre stelt terecht dat het uiterst onwaarschijnlijk is dat Handelingen pas na de dood van Paulus zou zijn geschreven. Anders had het wel erg voor de hand gelegen dat evenals hij dat bij de dood van Stephanus deed, hij de dood van Paulus had beschreven om de relatie ervan tot de kruisdood van de Here Jezus te onderstrepen. Als Handelingen in 62 na Chr. is geschreven, dan is het evangelie naar Lukas nog eerder geschreven en het is wel zeker dat Lukas van Markus en misschien ook van Mattheüs gebruik heeft gemaakt.

Dat neemt niet weg dat ook als de synoptische evangelie later worden gedateerd, zij nog altijd in de tijd geschreven zijn dat er nog ooggetuigen in leven waren. Het vierde evangelie is het jongste evangelie maar ook dat werd nog in de eerste eeuw na Chr. geschreven. Volgens het vierde evangelie zelf is het geschreven door één van de laatste, zo niet de allerlaatste ooggetuige die het optreden van de Here Jezus had meegemaakt vanaf zijn doop door Johannes de Doper.

Pretenderen de evangeliën echt geschiedschrijving te bieden?

Het wordt wel beweerd dat de evangeliën geen geschiedschrijving bieden maar uitgaande van een aantal historische gegevens creatieve vertellingen bieden. Vertellingen die bepaald niet historisch betrouwbaar zijn. Een nieuwtestamenticus die dat beweert, is Bart Ehrmann. Hij gebruikt het beeld dat een mededeling wordt doorgegeven. Het kan als spel worden gespeeld. De praktijk leert dat de mededeling er aan het einde van de keten heel anders uitziet dan aan het begin. In een nawoord komt Robert Barron, hulpbisschop van Los Angelos, op dit beeld terug. Hij wijst erop dat zoiets niet gebeurd met een mededeling over een gebeurtenis van de moord op Kennedy. Datgene wat over de Here Jezus werd doorverteld moeten we met een mededeling over een gebeurtenis van die orde vergelijken.

De bekende nieuwtestamenticus Bultmann heeft bestreden dat de evangeliën biografieën zijn. In navolging van inmiddels tal van andere nieuwtestamenici toont Pitre aan dat de evangeliën qua genre antieke biografieën zijn. Hun omvang (tussen de 10.000 en 20.000 woorden) stemt daarmee ook overeen. Een antieke biografie had de pretentie werkelijke feiten over een werkelijk persoon te geven. Werden woorden van hem in de directe rede weergegeven, dan werd daarmee niet gesuggereerd dat zij helemaal letterlijk zo waren gezegd, maar wel dat qua inhoud getrouw werd weergegeven wat bij de aangegeven gelegenheid was gezegd.

Van groot belang is te beseffen dat de evangeliën niet alleen door ooggetuigen zijn geschreven of uit de mond van ooggetuigen opgetekend, maar ook dat afgezien van het evangelie naar Johannes andere ooggetuigen de betrouwbaarheid ervan konden controleren. Een antieke biografie had niet als doelstelling een allesomvattende beschrijving te bieden. De beschreven persoon werd als model neergezet. Dat geldt ook voor de Here Jezus maar dan in een veel diepere zin. Het bijzonder van de evangeliën is niet het genre waarin zij zijn geschreven, maar de persoon die zij beschrijven: de Zoon van God die mens werd.

Hebben de synoptische evangeliën een minder hoge christologie dan het evangelie naar Johannes?

Er wordt wel beweerd dat de historische Jezus zichzelf nooit als God heeft kunnen zien. Nieuwtestamentici die dat stellen zien een ontwikkeling die van de synoptische evangeliën via Paulus naar Johannes loopt. Jezus die niet meer was dan een mens, werd na zijn dood (men ontkent dan de opstanding als historische gebeurtenis) steeds meer als goddelijk gezien.

Pitre laat zien dat, weliswaar langs wat andere wegen dan in het vierde evangelie, Jezus ook vanuit de drie synoptische evangeliën naar ons toekomt als een persoon die werkelijk God is. Hij wijst dan vooral op de daden van de Here Jezus. Jezus wandelt op het water. Hij vergeeft de zonden en is meer dan de tempel (de plaats van Gods aanwezigheid op aarde). Veelzeggend is dat de Here Jezus zich bij voorkeur de Zoon des mensen heeft genoemd. Daarmee zinspeelt Hij op Daniël 7. In Daniël 7 mag de persoon die als een zoon des mensen is samen met de Oude van dagen op een troon in de hemel zitten. In aansluiting bij Daniël 7 wordt in het pseudo-epigrafische geschrift 1 Henoch, dat al van vóór het begin van de christelijke jaartelling is, als pre-existent getekend.

Pitre legt er de vinger bij dat Jezus veelal enigszins verhuld zijn goddelijkheid laat blijken. De bedoeling is dat zijn omgeving zelf de juiste conclusie gaat trekken. Pitre noemt dan ook de uitleg van Psalm 110 door Jezus. De beloofde Messias zal niet alleen Davids zoon, maar ook Davids Here zijn. Omdat de Septuagint zowel de naam JHWH als het woord ‘heer’ met kurios vertaald, kan vanuit de Septuagint Psalm 110 tot een bewijs worden dat ook de Messias de naam JHWH toekomt.

Kruisdood en opstanding

De auteur laat zien dat de kruisdood van Jezus de offerdienst overbodig maakte. In Jeruzalem vloeide een stroom van dierenbloed. Dat gold zeker op de grote feesten. Het bloed van offerdieren vermengde zich met water in de beek Kidron. Als na Jezus’ dood uit de wond die wordt aangebracht bloed en water vloeit, laat dat zien dat Hij de tempel en zelfs meer dan dat is.

In de verklaring van de relatie die Jezus legde tussen het teken van Jona en zijn eigen kruisdood en opstanding, sluit Pitre aan bij de kerkvaders. Toen de vis die hem had opgeslokt na drie dagen uitspuwde, ging Jona naar Nineve. Dat leidde tot de massale bekering van de Ninevieten. De kerkvaders wezen erop dat de prediking dat Jezus die gekruisigd was, is opgestaan van de dood en dat er in Hem zaligheid is te vinden, in hun dagen al door miljoenen mensen werd geloofd. Dat kon niemand ontkennen. Hoe is dit mogelijk? Zij verklaarden dan dat de enige verklaring was het lege graf en de verschijningen van de opgestane Here in lichamelijke gestalte aan zijn discipelen.

Pitre eindigt met de belijdenis van Petrus te Caesarea Philippi. Dat Petrus Jezus niet alleen als de Christus maar ook als de Zoon van God beleed, was alleen te danken aan het feit dat de Vader in de hemel hem de realiteit van Jezus’ persoon had geopenbaard. De auteur zegt dat hij in zijn boek historische argumenten voor het karakter en de betrouwbaarheid van de evangeliën heeft gegeven. De redenen ook waarom Jezus zelf zich God wist die mens werd. Mensen de innerlijke overtuiging geven dat Jezus werkelijk God is die mens werd, zo zegt Pitre, kan ik niet. De vraag van Jezus aan Petrus: ‘Wie zegt gij dat Ik ben?’ vraagt om een heel persoonlijk antwoord van onze kant. Het is niet onduidelijk naar welk antwoord van de lezers van zijn boek Pitre uitziet.


N.a.v. Brant Pitre, The Case for Jesus: The Biblical and Historical Evidence for Christ (New York: Image, 2016), hardcover pp. $16,35 (ISBN 9780770435493)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 2021

Ecclesia | 8 Pagina's

Het Bijbelse en historische bewijs voor de Here Jezus Christus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 2021

Ecclesia | 8 Pagina's