Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vaderlandsche Zangen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vaderlandsche Zangen

een weinig bekend werkje van mr. G. Groen van Prinsterer

7 minuten leestijd

Groen, de schrijver

Mr. G. Groen van Prinsterer heeft veel geschreven, ontzaglijk veel. “Het is moeilijk zich Groen van Prinsterer anders dan in schrijfhouding voor te stellen” (G.J. Schutte). Van zijn geschriften weet de tegenwoordige generatie echter niets meer, behalve hier en daar een uitzondering. Maar voor de lezers van ‘Ecclesia’ is zeker wel de naam (en soms ook de inhoud) bekend van zijn Ongeloof en revolutie. Dit boek is een bundel lezingen, die hij in de winter 1845/46 voor een kleine kring vrienden gehouden heeft in zijn huis aan de Korte Vijverberg in Den Haag. Het verscheen in 1847, juist voor het nogal revolutionaire jaar 1848.

In dit verband wil ik ook wijzen op Groens kleinere geschrift Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Dit verscheen in 1848 in vijf afleveringen. Het is voor een groot lezerspubliek geschreven, een gemakkelijk toegankelijke en soms ironische “bestrijding van de r e v o l u t i e k r e e t, niet minder gevaarlijk” in 1848 dan toen hij in 1789 klonk. Een zevende druk daarvan verscheen in 1973.

Het meest gelezen en gebruikt in eerdere tijden is wel zijn boek over de vaderlandse geschiedenis. Dit verscheen in 1841 en volgende jaren in afleveringen bij de toen befaamde uitgeverij S. en J. Luchtmans in Leiden als Kort overzigt van de geschiedenis des vaderlands. Vanaf 1852, toen de tweede druk verscheen, draagt het als titel Handboek der geschiedenis van het Vaderland. Het werd het handboek bij uitstek voor protestantse christenen die zich wilden verdiepen in de geschiedenis van Nederland. Onderwijzers van de christelijke lagere scholen hebben het meerdere decennia lang gebruikt voor hun lessen over de vaderlandse geschiedenis..

Het is een grondig werk, waarvan Groen verklaart dat er ‘’een veeljarig, moeitevol en naauwgezet onder zoek en nadenken” van de schrijver aan ten grondslag ligt. Hij stelt dat zijn Handboek, dat loopt tot 1840, met in latere drukken een korte nabeschouwing, “beknopt” is. Toch telt de zesde druk (uit 1896, die in mijn bezit is) 905 bladzijden. Groen schreef dit vanuit het vaste geloof dat de Here zijn hand heeft in de historie en hij belijdt: “De geheele Geschiedenis leert mij dat er voor Overheid en Volk buiten gemeenschappelijken eerbied voor den hoogsten Wetgever geen cement ter vereeniging van vrijheid en gezag is. Zij leert mij dat de leus Er is geschreven! alleen tegen het geweld der dwaalbegrippen een beproefd wapen in de hand geeft.”

Moeten wij, die kleine twee eeuwen na het verschijnen van zijn Handboek leven, niet erkennen dat de crises waarvan de media ons dagelijks berichten, ten nauwste samenhangen met het ontbreken van eerbied voor de hoogste Wetgever?

Niet alleen proza

Groen deelde zijn Kort overzigt/Handboek in hoofdstukken en paragrafen in. Hij wilde het echter niet laten bij feiten in proza geschreven, hij zocht bij de diverse gebeurtenissen ook een lied. Naast proza ook poëzie. Zo kwam hij tot een kleine bundel Vaderlandsche Zangen, “verzameld” uit het werk van dichters uit de 17e, 18e en 19e eeuw. Het zijn er in totaal 138. Het boekje werd in 1842 eveneens bij S. en J. Luchtmans uitgegeven. Bij elk vers wordt verwezen naar de paragraaf van het Kort Overzigt. Groen besluit zijn Woord vooraf met de wens: “Moge het boekje nuttig voor de jeugd, en niet ongevallig zijn aan elk die belang stelt in nationale Poezij en in voorvaderlijken roem.”

De dichters

Wie waren het van wie Groen verzen opnam in zijn kleine bundel?

Daarin was hij bepaald niet eenkennig. Het laat zich verwachten dat hij Hieronymus van Alphen, Willem Bilderdijk en Isaac da Costa nogal eens voor het voetlicht brengt. Maar Hendrik Tollens, hoe gevierd ook in zijn tijd, komen we maar een keer tegen. Verder zijn er gedichten van Philips van Marnix van St. Aldegonde, Joost van den Vondel, Jacob Cats, Hugo de Groot, Pieter Corneliszoon Hooft, Gerard Brandt, Willem en Onno Zwier van Haren, Constantijn Huygens, dominee Joannes Vollenhove en David Jacob van Lennep. Naast deze bekende namen treffen we ook minder bekende en onbekende namen aan, of, als we hun naam kennen, kijken we ervan op dat zij ook wel de dichtkunst beoefenden. Dit zijn namen als Joannes Antonides (van der Goes), Adam Simons, Adriaan Pieterszoon Loosjes, Hendrik Jacob Koenen, Carel Godfried Withuys, Cornelis van Eeke, Simon van Ingen, Cornelis Loots, Maurits Cornelis van Hall, S.J.E Rau. Slechts één van de zangen (over het herstel van Nederland in 1813) is van een dame afkomstig, namelijk van mevrouw Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt.

Ik vraag me af hoe Groen aan al die liederen gekomen is. Kende hij al die dichters en hun werk? Heeft hij daarbij hulp gehad? Van zijn vrouw of van anderen? Deze vraag blijft open.

Thema’s

Groen gaat heel de geschiedenis na. Nadat hij enkele gedichten gewijd heeft aan het ontstaan van Nederland, de bedijking, de overstromingen, de zeevaart, de rijkdom van Holland en de prediking van het Evangelie, is het eerste feit dat te dateren is de dood van Bonifatius in 754. Verder vinden we gedichten over de Noormannen, de koophandel, de visserij, de bisschopsstad Utrecht, de boekdrukkunst, het pauselijk geweld, de Hervorming, gevolgd door de verzen 1, 3 en 8 van Psalm 119 onder het hoofd “Bijbellezing.” Het Huis van Oranje-Nassau, Willem van Oranje, Maurits en meerdere feiten uit de tachtigjarige oorlog, onderbroken door de volledige tekst van het “Wilhelmuslied.” We lezen een gedicht van Bilderdijk onder de titel “De staat geheiligd door de kerk” en van Cats over “Christelijk onderwijs” en daarna is Jacob Cats aan het woord met “Verdraagzaamheid”, aan het adres van de Gereformeerde Christenen (“Verdraagt ook hen die dwalen”). Na diverse gedichten over gebeurtenissen en personen na de vrede van Munster, het stadhuis van Amsterdam, gedichten op De Ruijter, Tromp, Cortenaer, Van Ghent, de stadhouder-Koning Willem III, Maria zijn echtgenote, de Franse overheersing, staat tegen het einde een gedicht over de stoomboot en een over de spoortrein.

Groen belijdt

Groen opent zijn boekje met de belijdenis: “Aan den ingang ook van Nederlands historie mag worden geplaatst, en ook van onze Vaderen geldt, de dankbare vermelding: Hun zwaard deed hen dit land niet erven… ”Daarna lezen we de volgende regels van de berijming van Psalm 44 vers 2. Boven deze eerste zang staat: “Gods Hand.” Het stond immers voor Groen vast dat Gods Hand in de geschiedenis zijn historie schreef?

Na een gedicht van Bilderdijk over overstromingen neemt Groen twee verzen uit Psalm 93 op. Wanneer hij de zeevaart een aparte plaats geeft treffen we vijf verzen uit Psalm 107 aan. Wanneer hij een lied over de ”Evangelieprediking” in de vroege middeleeuwen opneemt lezen we de drie verzen van gezang 152 uit de bundel Evangelische Gezangen die toen in de Nederlandse Hervormde Kerk in gebruik was. Heeft Groen zich met deze verwijzing vergist? Ik heb dit lied namelijk nergens in deze bundel kunnen vinden1. Ook niet in de bundel die toen in de Evangelisch Lutherse Kerk in gebruik was.

Het boekje Vaderlansche Zangen begint met een Psalmvers. Als afsluiting kiest Groen opnieuw iets uit de Psalmbundel. Na het laatste lied (lied 138), een gedicht van Da Costa op de inhuldiging van Koning Willem II, staat als allerlaatste de lofprijzing uit Psalm 72:

Geloofd zij God, dat eeuwig Wezen,

bekleed met mogendheên;

de Heer, in Israël geprezen,

doet wond’ren, Hij alleen.

Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen;

men loov’ Hem vroeg en spa:

de wereld hoor’ en volg’ mijn zangen

met Amen, Amen na” (Psalm 72).

Zó eerde de staatsman Groen, die geen staatsman genoemde wilde worden, maar een belijder van het Evangelie, zijn God, de God van Israël, die ook de God van Nederland wilde zijn.


Noot

1 De tekst van het eerste van de drie verzen is als volgt: “De Volken vielen neer, /gewonnen voor een leer /die eer noch wellust baarde;/ de tempels stortten om, / het weêrloos Christendom / verwon de magt der aarde.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juli 2023

Ecclesia | 8 Pagina's

Vaderlandsche Zangen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juli 2023

Ecclesia | 8 Pagina's