Een ontmoeting in München
Tijdens een verblijf van enkele dagen in München kwam ik in gesprek met een Russische, nog vrij jonge, man. Het gesprek hield me bezig, tot het moment dat ik een fragment hoorde voorlezen uit de roman van Eugenio Corti, Het Rode Paard.
Een ober uit Moskou
Na een wandeling door de binnenstad van München streken mijn vrouw en ik neer op een terras bij het plein aan de voorzijde van de monumentale Domkerk. De ober die ons hielp was, ondanks dat hij voorkomend was in zijn optreden, wat gehaast. Ook al was hij niet onsympathiek, zijn uitstraling had iets gedecideerds, op het harde af. Ik raakte met hem in gesprek:
“Komt u uit deze streek, wellicht?”
“Nee, ik kom uit Moskou.”
In de toon lag bijna iets uitdagends.
“Uit Moskou!”, antwoordde ik, terwijl ik mijn verrassing niet kon en wilde onderdrukken. “Daar was ik nog nooit, al zou ik er graag een keer geweest zijn! Dat is wat voor u om dan in deze tijd hier te wonen – in deze tijd van oorlog!”
Hij reageerde zowat meteen met een vraag: “Mijnheer, wat denkt u van Poetin?” Twee dingen schoten door me heen. Een herinnering aan een heel onaangenaam gesprek, jaren geleden, met een oude nog krachtige man, die zich ontpopte als nog steeds een fervent aanhanger van Hitler. Ook dat was in Beieren, eveneens op een terras. Tegelijk de drang om eerlijk te antwoorden zonder de jongeman tegenover me te willen kwetsen.
“Mijnheer, helaas – let u op wat ik zeg: – helaas denk ik, door de ervaring geleerd, anders over hem dan ik rond 2000 deed, toen hij aan de macht kwam. Ik had verwachtingen van hem, zeker na 11 september 2001. Maar ik heb mijn gedachten moeten bijstellen door hoe hij zich ontpopte.”
Hij reageerde: “Ik ben ‘pro-Poetin’.” En terwijl hij me doordringend aankeek: “Mijn ouders in Rusland hebben een foto van Poetin tussen de iconen. Zegt u dat wat: ‘iconen’?”
“Jawel.”
In gedachten zag ik twee oudere mensen ergens in Moskou of daarbuiten, die in een hoek van een kamer iconen hadden met een foto van Poetin daartussen. Daar stond een kaarsje, daar spraken ze hun gebed uit. Ik dacht aan de propaganda die zij dagelijks weer te horen krijgen en aan de telefoongesprekken met hun zoon hier in München en antwoordde:
“Mijnheer, ik kan dat wel plaatsen. Maar wat mij betreft: ik had al aarzelingen bij Poetin, maar de omslag kwam toen duidelijk werd dat hij tegenstanders uit de weg ruimde, zoals in 2006 dat Litvinenko overkwam, die in Engeland vergiftigd werd.”
“Dat is het werk van de CIA! Die vermoordden hem en schoven vervolgens de schuld op Poetin.”
“Zou het waar zijn?”, antwoordde ik. Ik kan het me niet voorstellen. Wie hem maar onwelgevallig is, sterft.”
De man moest enkele anderen bedienen en zei me terug te komen. Een poosje later stond hij weer aan mijn tafel. Het gesprek kwam op de Russische literatuur. Ja, hij zou meer moeten lezen. Van Dostojewski en Poesjkin had hij wel iets gelezen. Ik vertelde dat ik predikant was in Nederland, in de buurt van Utrecht. Reizen deed hij graag, ook Nederland had hij bezocht. In Amsterdam – hoe kun je eromheen – had hij hasj uitgeprobeerd. Naar Griekenland zou hij gaan. Dat interesseerde hem – zeker het natuurschoon. Het gesprek kwam op Stalin. “Ja, die heeft er miljoenen afgemaakt. Hoeveel Russen heeft hij niet vermoord – bijna de bevolking van een heel land.” Hij sprak er zijn afschuw over uit. Dat pleitte voor hem. Na een korte onderbreking begon hij opnieuw over de oorlog. Ik gaf hem gelijk dat het voor Rusland bijna onverteerbaar was dat Oekraïne lid zou worden van de EU of de NAVO en dat men er beter aan had gedaan met die gevoeligheid meer rekening te houden. Hij bracht het voorbeeld naar voren van Cuba in 1963, toen Kennedy een rode streep trok voor Chroetsjov en de wereld op de rand van een omvattende oorlog balanceerde. Hield datzelfde Westen nu wel rekening met Rusland? Ik kon niet anders dan hem gelijk geven. Maar rechtvaardigt dat het wrede optreden van Poetin?
Ik hield hem voor: “U merkt dat ik eerlijk probeer te zijn. Dat gaat boven alles nietwaar? Dat gebiedt me dan ook heel anders over Poetin te denken dan u.”
Wat hij daarop zei, ontroerde me enigszins.
“U hebt gelijk, eerlijkheid gaat boven alles.” En toen: “Misschien heb ik wel ongelijk. Dat zou inderdaad kunnen. In dat geval…”
“Het treft me dat u dat zegt. Want dán kun je verder praten. Dan doet een gesprek ertoe.”
Op de vraag hoe lang we konden blijven zitten, zei hij: “Al blijft u de hele middag, het maakt me niet uit, tenzij het heel druk is. Maar daar lijkt het vooralsnog niet op.”
Toen we een poos later weggingen, gaf ik hem een hand en wenste ik hem uit volle overtuiging alle goeds toe.
Verstoord
Ondanks het goede afscheid ging ik enigszins verstoord van het terras. Ik had een Russische jongeman getroffen die, evenals zijn ouders, sterk onder de indruk was van Poetin. Ik moest denken aan de propaganda en aan de Russische kerk, die één lijn trekt met Poetin en de propaganda in de hand werkt. Dat heeft een geweldige invloed, juist ook op zulke mensen. Toch was hij niet onsympathiek en gaf hij zelfs toe dat hij het bij het verkeerde eind kon hebben. Tegenover Poetin staat het Westen, dat volkomen terecht het brute optreden van een meedogenloze tiran een halt probeert toe te roepen. Toch heeft ook het Westen fouten gemaakt, is het waarschijnlijk te weinig diplomatiek geweest in de jaren voorafgaand aan deze oorlog, iets waar Poetin heel graag misbruik van maakt. Ondertussen staan voor de zoveelste keer christenen als soldaat tegenover elkaar. Zoals tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog nu opnieuw.
Enige dagen later las ik in een boek van de Russische denker Solovjev. Op een indringende manier houdt hij aan het einde van de 19e eeuw de Russen een spiegel voor en waarschuwt hij tegen nationalisme en trots. Hoe fraai wijst hij een ándere weg, een christelijke weg. Behoudens (vele) enkelingen heeft men niet naar hem geluisterd. Opnieuw drong zich de vraag op: hoe komt men uit de impasse van vandaag? Heeft het kerkelijke, het christelijke geloof, het Evangelie, het kruis hier nog iets in te betekenen?
Het kruis in de sneeuwvlakte
Het antwoord kwam enige dagen later. Aan het eind van mijn vakantie bezochten we in Italië (in Rimini) de meeting van Communione e Liberazione. Op de tweede dag ervan werd namens de stichting ‘Eugenio Corti’ een prijs uitgereikt aan studenten die zich in zijn werk en persoon hebben verdiept. Tijdens de bijeenkomst las een jonge man voor uit zijn hoofdwerk, Het Rode Paard, dat 40 jaar geleden werd gepubliceerd. Hij las ondermeer die passage waarin Corti beschrijft hoe enkele Italiaanse soldaten tijdens de terugtocht uit Rusland een gevecht hadden geleverd met de Russische soldaten (die veelal buitengewoon wreed waren). Ze waren aan het bijkomen. Corti vertelt: Uit een isba1 kwam onverwacht een Russische soldaat tevoorschijn: hij was gewapend met alleen een mes en maakte geen enkele aanstalte tot vijandigheid. In de sneeuw ging hij tegen de muur van de isba zitten en verborg zijn handen in zijn zakken; wellicht dacht hij dat hij gevangen was genomen. Hij leek uitgeput.
De eerste verzorgde gewonden kwamen langslopen. Het waren Hongaren (…). Wie ook arriveerde was de kapelaan uit Tirano, vader Crosara, een Franciscaan: “Zijn er gewonden in uw eenheid?”, vroeg hij.
“Eh” kwam er, bevestigend, uit de mond van Luca.
“Is er iemand ernstig gewond, die wil biechten?”
“Ernstig gewonden niet”, zei Luca, “dank. Maar morgen moeten we een plek voor hen zien te vinden op de sleeën.” De kapelaan ontwaarde opeens de Russische soldaat en keek hem verbaasd aan. Toen nam de Rus de handen uit de zak, met de rechter trok hij het mes uit de schede, en met de linker woelde hij wat aan de kraag van zijn jas, om zijn nek te ontbloten.
“Nee”, schreeuwde de kapelaan: “Wat doe je? Nee, nee!” Hij hield het Kruis omhoog en rende naar hem toe: “Nee, doe dat niet, doe dat niet!”
De Rus keek hem verbijsterd aan, met uitgeputte ogen; de kapelaan pakte zijn vuist die het mes omvatte en met de andere hand bewoog hij het Kruis voor zijn gezicht: “Waarom breng je jezelf om, waarom breng je jezelf om?”, schreeuwde hij.
Uiteindelijk rustte de blik van de Rus op het Kruis, nam hij de hand van de frater die het Kruis in de hand had, in zijn eigen hand, en trok hij de Christus tegen de mond. De anderen keken in stilte naar wat zich voor hun ogen afspeelde. De Rus gaf het mes in de hand van de frater, die dat zo ver mogelijk weggooide.
“De moeder Gods is je goedgezind”, hijgde vader Crosara: “is je goed gezind, heb je dat begrepen? God is niet als ons mensen.
Vader Crosara redde een Rus het leven door het Kruis.
Het Kruis, juist verstaan, zet niet aan tot haat. Het motiveert, zelfs in oorlogssituaties het leven van de ander te redden. Het laat zien: “God is ánders dan wij zijn.” Grootser, heiliger, corrigerend. Het Kruis maakt een mens weer mens. Als het zo weer zou fungeren! In welk een ándere wereld zouden we dán leven!
Noot
1 Een houten onderkomen op het platteland in Rusland.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 2023
Ecclesia | 8 Pagina's