Beste Jongens En Meisjes
Het is een moeilijke opdracht ditmaal om aan jullie te schrijven. Eigenlijk had ik gedacht om het werk maar te staken, maar nu de krant weer verschijnt, zal ik (al is het maar beknopt) jullie iets van me laten horen.
Als een benauwde droom is plotseling over ons gekomen het geweld van de oorlog. Ik behoef het jullie niet in de puntjes uit te leggen, hoe alles is gegaan: jullie hebt er allemaal iets van gezien en gehoord, de één meer, de ander minder. We hebben allemaal gehoord het ontzaglijk geronk der vliegtuigen boven onze hoofden en we waren bevreesd en beefden. Velen hebben het gerikketik van de mitrailleurs gehoord, de korte bonzen van het afweergeschut en het dreunen (ajs verre donder) van de artillerie.
Menschen en kinderen' keken angstig naar de lucht, de beesten vlogen door de wei. Een toevlucht werd gezocht in de grond, in schuilkelders en schuilloopgraven
En nu het weer rustiger is geworden (wij weten niet of de rust zal blijven), nu staan we weer als vóór dat de oorlogsbrand uitbrak, gezond, ongedeerd, en we kuimen niet begrijpen dat ons, na al de doorstane gevaren, niets heeft gedeerd.
Hier moeten we wel zeggen: Het zijn de goedertierenheden des Heeren dat we niet zijn vernield en dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben genomen. Het is de Heere, Die ons door Zijn ondoorgrondelijke genade niet van de aarde heeft weggenomen. Had Hij met jullie en met mij moeten doen naar onze verdienste, dan zouden we er niet meer zijn.
Het spreekt wel vanzelf dat ik heel benieuwd ben naar jullie. Mijn gedachten hebben, vooral tijdens de benauwde dagen, over al heengezworven. Ik ben zeer benieuwd naar de kinderen uit Rotterdam, die geregeld met ons meededen.
Ik mag niet te veel plaats vergen, dus nu nog enkele zakelijke dingen. De Meiraadsels zulen iwe maar beschouwen als afgehandeld. Er is nu geen doen meer aan om die allemaal nog in te zenden. Ook denk ik dat ik de brieven, die nog in Mei moesten beantwoord worden, maar niet meer een beurt zal geven. Die brieven spreken allemaal nog over de tijd van vóór die beruchte tiende M!ei. En daartussen ligt nu (zo lijkt het tenminste) wel een tijdperk van maanden.
Op de teken en opstellenwedstrijd hoop ik nog terug te komen; wellicht schrijf ik hier volgende week over.
Ziehier het eerste Juniraadsel.
1. apostel.
2. koning van Juda.
3. profeet.
4. aartsvader.
5. plaats waar Salomo goud haalde. 6. koning van Egfypte.
6. koning van Egfypte.
7. woestijn.
8. koning van Israël.
9. leider van Israël.
10. zoon Van Isal.
11. herbergde verspieders.
12. Woonplaats van Abram in Kanaan.
13. zoon van David.
14. spelonk
15. koning van Babel.
16. man naar Gods hart.
De beginletters vormen de naam van de tijd, waarin we leven.
Dit raadsel werd ingezonden door DIRK FLIKWEERT OUDDORP Allemaal de hartelijke groeten van OOM KO.
Provinciale Publicatie van het Departement van Economische Zaten.
REGISTRATIE VEESTAPEL.
De Provinciale Voedselcommissaris voor Zeeland brengt hiermede ter kennis van de georganiseerden, dat, ter verkrijging van yoederbonnen voor de afname van veevoeder voor de periode van 24 Juni tot 22 Juli 1940, in de week 10 t/m 15 Juni a.s. bij de plaatselijke secretarissen opgave dient te worden gedaan van de samensteling van den veestapel, naar d entoestand op 9 Juni 1940, 's nachts 12 uur.
Verzuim van deze opgave, of te late of onjuiste opgave is strafbaar, terwijl in deze gevallen ook geen voederbonnen verstrekt worden.
De blanco registratiekaarten worden niet aan de georganiseerden toegezonden, doch dienen ten kantore van de pi. secretaris te worden ingevuld en geteekend.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 juni 1940
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's