Dorpsgemeenschap
2e serie 23
Er zijn op het eiland 13 gemeenten en 13 dorpen (14 als we Achthuizen ook een dorp noemen) en verder verschillende buurtschappen b.v. 't Goereese Havenhoofd, de Oostdijk. Ieder van die is een aparte gemeenschap, vroeger veel meer dan tegenwoordig. Toen stonden ze geheel op zichzelf, toen men alleen te voet of met paard en wagen naar een andere gemeente kon komen. „Wat van over den Ooievaersdiek komt, is niet veel bizonders", zeiden de Goereeërs. „Uze taele is de oudste in de mooiste taele", vonden de Ouddorpers. „De Goereeërs binne mar raore siepeljanten; daer laope de meisen in de kroegen in zegge ze haon in taon voor handen en tanden", oordeelden de Plakkeeënaars. De Dirkslanders vochten met de lotelingen van andere plaatsen en keken op ze neer als buffers uit de binnenlanden. Vechtpartijen tussen Menheerse vissers en Sommerdiekse arbeiders vonden geregeld plaats. Vaak ging het om de meisjes, want de dorpsjongens wilden die niet laten weghalen door vreemde „leputen". Wat is er 's zaterdagsavonds niet vaak gevochten tussen Ouddorpers en Goereeërs, waarbij af en toe zelfs messen aan te pas kwamen. Kwamen er „vreemde" in 't dorp, dan werden ze beloerd over de horretjes en achter de gordijnen of door de reet van de deur en als ze voorbij waren, liepen de buren naar elkaar toe met de vraag: Wie binne dat? Hei je die wel es meer ezieje ? Wat zouwe ze komme doewe ? Nae wie zouwe ze toegoö ?
In vorige artikelen heb ik er al op gewezen, hoe door het moderne verkeer het onderwijs, de kranten, de radio en de televisie de gesloten gemeenschapden open gemaakt zijn, opgegaan in grotere verbanden. Maar toch vormt elke gemeente nog een eenheid op zichzelf, wil dat ook blijven, getuige het algemene verzet tegen samenvoeging van verschillende gemeenten.
Het gezin is de kleinste gemeenschap, maar de belangrijkste voor mens en maatschappij. Daar moet het jonge kind leren om op te groeien voor de ander, zijn medemens. Als het gezin goed is, als er liefde heerst, wordt het gebonden aan de ouders, aan broertjes en zusjes en andere leden ervan. De ouders moeten zorgen dragen het niet te verwennen. Een kind, dat te veel vertroeteld wordt, voelt zich misplaatst, als het in andere situaties komt, onder speelmakkertjes en op school, waar het niet zijn zin krijgt en zijn willetje doordrijven kan. Zulke kinderen hebben een gemis aan gemeenschapsgevoel evenals de onbeminde, de te hard behandelde. Ze kruipen in zichzelf, worden egocentrisch, zelfzuchtig. Of het worden angstige, wegschuilende mensen, of ze slaan over tot een ander uiterste, tot agressie, en brutaliteit om zichzelf in de hun vijandige wereld te handhaven. Deze neigingen, leert de psychologie, zijn niet aangeboren, maar ontstaan uit de ervaringen van de eerste levensjaren; het levenspatroon van de mens wordt al in de vier of vijf eerste jaren gevormd. Bijna overal geeft men voorlichting voor de verzorging van de baby, maar misschien is voorlichting van de ouders voor de opvoeding van de kleuters van nog groter belang, voor het kind zelf, voor de ouders en voor de maatschappij. Nu er bijna overal kleuterscholen zijn, moeten op ouderavonden of in vrouwenverenigingen besprekingen plaats vinden, waarin nuttige aanwijzingen gegeven kunnen worden.
Van het gezin komt het kind in aanraking met andere familieleden en kinderen, het gaat naar school, het leert omgaan met andere personen. Het begint belang te stellen in het wel en wee van de mensen om hem heen en groeit langzamerhand op in de dorpsgemeenschap. Deze is niet zo groot en zodoende kent iedereen min of meer zijn medebewoners. Waar de verhoudingen goed zijn, stelt men belang in elkanders wel en wee. Men wisselt een groet, als men elkaar passeert, men blijft staan om een praatje te maken; als er een ernstige zieke is in een gezin is dat aan allen bekend en men informeert er naar bij de familie en anderen. Men leeft mee met de gezinnen, waarin een sterfgeval plaats of een ongeluk heeft gehad. Men biedt elkaar de helpende hand. waar dat nodig is. Al mogen dan de buurplichten verdwijnen, de belangstelling voor de medemens gaat niet helemaal weg. „Hei joe nog geen slae in je hof ? O, dan kan je bie mien wel een paer kropjes haele." Als de vissers binnenkomen, is er voor menigeen wel een zootje vis. Zit er een paard of koe in de sloot, dan komt er van alle kanten hulp. Wie wat voor een ander over heeft,_leeft gelukkiger dan wie alleen op eigenbaat bedacht is. Het is altijd nog zaliger te geven dan te ontvangen. Verbondenheid aan anderen is de weg tot groter levensgeluk. Ze is een behoefte voor ieder mens. Wie zich alleen voelt, is in zijn wezen angstig. Vandaar dat velen een verkeerde gemeenschap zoeken, b.v. in de kroeg, 't Is niet enkel om hun leed te vergeten in een roes, maar ook de sfeer van gezelligheid, die ze elders missen, dat ze die weg bewandelen.
De gemeenschap geeft ook een steun aan de zwakken. Wat zullen de mensen er van zeggen ? Die vraag weerhoudt velen van dingen te doen, die aanleiding kunnen geven tot praatjes. Men wil net doen, wat iedereen doet. Daardoor hebben zoveel gebruiken zolang stand gehouden. Vroeger droegen alle vrouwen de „keuvel", een kostbare en dure dracht. Wat een werk was eraan — wassen, strijken, karkassen, wat een tijd had de vrouw nodig om zich netjes te kappen: „Heije ezieje, dat die de keuvel ofeleid heit ? Joon, joon". Maar er volgde een tweede, een derde en langzamerhand is de keuvel, althans in Goedereede, op drie of vier na, verdwenen. Het meisje, dat het eerst de lange haren liet afknippen, werd met verwondering en afkeuring aangegaapt, nu doen ze het zo goed als allemaal. Zo ging het met de lange rokken, de zwarte gebreide kousen enz. De vrouwen en mannen kleding zijn volkomen veranderd. Men kon ze vroeger met de vinger aanwijzen, die op zondag gingen fietsen, zwemmen of op reis gingen. Ook in dat opzicht is de gemeenschap doorbroken, al zijn er nog velen die er uit overtuiging of traditie niet aan meedoen. „De andere jongens deden 't allemaal is de verontschuldiging van het kind, dat iets verkeerds gedaan heeft. Zijn de grote mensen niet precies eender ? Ze doen het allemaal, waarom ik dan niet? Wie te star vasthoudt aan het oude, gaat door voor een ouderwetse prent 'n conservatief, 't Is goed wanneer het de instandhouding van lofwaardige gewoonten betreft, het is verkeerd, wanneer het goede nieuwigheden tegenhoudt, „'t Is mar een domme boer" zei men vroeger, maar wie ziet, hoe de landbouw vooruitgegaan is door de invoering van allerlei nieuwigheden, zegt het niet meer. Ik heb nog boeren gekend, die vasthielden aan de oude methoden van „braken" en bemesting en van kunstmest niets moesten hebben. „Je kriegt er een plaete van in je land in over vuuftig jaer wil d'r niks meer op groeien." En hoe is de visserij veranderd ? En de scheepvaart ? En het verkeer ? Alles is radicaal gewijzigd.
En toch is er in ieder dorp nog de geest van saamhorigheid, nog heeft ons eiland een eigen sfeer, die door vreemdelingen niet zo gemakkelijk wordt aangevoeld. Vandaar ook de verontwaardiging van zovelen over het geschrijf van auteurs, die na een vluchtige kennismaking van die geest zo weinig blijken te begrijpen.
F. den Eerzamen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1959
Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1959
Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's