Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Watersnoodramp eilandbreed herdacht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Watersnoodramp eilandbreed herdacht

‘Ter eeuwiger nagedachtenis’

16 minuten leestijd

OUDE-TONGE - In de plaats die het zwaarst in Nederland getroffen werd door de watersnoodramp van 1953, Oude-Tonge, werd afgelopen vrijdag deze ramp eilandbreed herdacht. Nadat ‘s morgens hier, evenals in diverse andere dorpen op het eiland, al een plaatselijke herdenking plaatsvond, werd in Oude-Tonge ‘s middags ook een eilandelijke herdenking gehouden. In woord, muziek en beeld werd tijdens een herdenkingsbijeenkomst in de Hervormde Kerk stilgestaan bij de gebeurtenissen van toen en bij de herinneringen die sindsdien onuitwisbaar diep in vele mensenlevens verzonken liggen. ‘Ad perpetuam rei memoriam - Ter eeuwiger nagedachtenis’, zo stond in het programmaboekje vermeld dat voor deze gelegenheid was samengesteld. Voorafgaand aan de bijeenkomst in het kerkgebouw legde de Commissaris van de Koningin in de provincie Zuid-Holland Jan Franssen een bloemenkrans op de Watersnoodbegraafplaats, aan de Heerendijk.

Het kerkgebouw was geheel gevuld met belangstellenden. Met gevoelvolle woorden heette waarnemend burgemeester Corstiaan Kleijwegt van de gemeente Goeree-Overflakkee hen welkom. Zijn betrokkenheid bij de doorstane ontberingen in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 en bij de nimmer verwerkte emoties van velen lag hoorbaar in zijn woorden opgesloten.

Gaten geslagen

“Vandaag herdenken we de dramatische gevolgen van het natuurgeweld tijdens die bizarre februarinacht. We staan erbij stil hoe dit precies 60 jaar geleden diepe wonden achterliet op het eiland Goeree-Overflakkee. Bijna 500 mensen op dit eiland overleefden de kracht van het koude, kolkende water niet. Negentien van hen werden nooit meer teruggevonden. Het grootste deel van het eiland werd zwaar getroffen. Binnen een half uur stonden Oude-Tonge en Nieuwe- Tonge meters onder water. Er werden gaten in dijken geslagen. Én er werden gaten geslagen in gezinnen en families. Honderden mensen vonden de dood. Duizenden mensen werden in één nacht dakloos. Ook vele dieren kwamen om en de schade aan bezittingen en infrastructuur was enorm. Een traumatische ervaring voor de bevolking op Goeree-Overflakkee. In sommige families blijft het onderwerp ook nu nog steeds onaangeroerd. Vooral voor het afnemende aantal mensen dat de ramp bewust heeft meegemaakt is praten over de ramp soms té pijnlijk. Daarom is het goed om als inwoners van één eiland stil te staan bij hetgeen Goeree- Overflakkee overkwam in die nacht in 1953. Om stil te staan bij de wond die een litteken werd. Stil te staan bij wat het voor de bevolking van ons eiland deed, en zelfs nog steeds doet. Om na te denken over wat het betekent als een deel van je familie er van de ene op de andere dag niet meer is. Over wat het betekent als alles wat je dierbaar is, in één nacht weg is. Dat was en is moeilijk te verwerken. En er zijn mensen die dat nog steeds

niet hebben verwerkt. Die de ramp nooit meer zullen verwerken. Die niet slapen als het stormt”, zo sprak Kleijwegt burgervaderlijk.

Respect en dankbaarheid

“Deze bijeenkomst willen we ook benutten om ons respect uit te ?spreken voor hen die destijds hebben geholpen. Die hielpen tijdens de eerste uren na de ramp. Die in barre omstandigheden, en met gevaar voor eigen leven, anderen hebben gered. Dankbaarheid voor de hulp in de vorm van huisvesting en goederen. Dankbaarheid aan allen die hebben geholpen om Goeree-Overflakkee langzaam maar zeker weer op te bouwen. De kranslegging op de rampen begraafplaats en deze bijeenkomst doen recht aan de zware last die Goeree-Overflakkee met zich meedraagt sinds 1953. Het is daarom goed om de ramp te herdenken, ook al vond dit 60 jaar geleden plaats en dunt het aantal mensen dat de watersnood bewust heeft meegemaakt uit. We mogen deze traumatische gebeurtenis niet vergeten. Uit respect voor de slachtoffers en de nabestaanden van de watersnoodramp”.

Maar de burgemeester riep ook op om de kracht van de natuur en de dreiging van het water niet te onderschatten. “Goeree-Overflakkee is een eiland en per definitie omgeven door water. Natuurlijk is het Deltaplan afgerond om de veiligheid van de Nederlandse delta te waarborgen. En natuurlijk is er 60 jaar na dato meer kennis van risico’s en veiligheid. Maar de zeespiegel stijgt langzaam. Ik ben me er daarom van bewust dat we naar de toekomst moeten blijven kijken en oog moeten hebben en houden voor onze veiligheid en de kracht van de natuur.”

Muziek en poëzie

Aansluitend volgde een herdenkingsprogramma, waarin zang en poëzie een grote plaats innamen. De diverse programmaonderdelen werden afgewisseld door optredens van het schoolkoor van de Prins Mauritsschool te Middelharnis, dat onder leiding van de muziekdocenten Mar van der Veer en Marco van ‘t Hoff toepasselijke liederen ten gehore bracht.

Maar ook was daar Hans Timmer, die als solozanger - slechts op de piano begeleid - zijn herinneringen en gevoelens vertolkte in zijn zelfgemaakte lied ‘Lang gelee en zo dichtbij’. Van de inhoud maakte hij zijn toehoorders op gepassioneerde wijze deelgenoot.

En verder de dichter Rien Vroegindeweij, die van zijn hand het gedicht ‘Watersnood’ voordroeg, en met treffende bewoording liet weerklinken welke taferelen zich in die rampnacht afspeelden. Zijn voordracht werd afgewisseld door fraai vertolkte, indringende expressieve muziek, die door de koperblazers Bernadette van de Velde-Braber en M. Prins - op de piano begeleid door Wim Soeters - tot klinken werd gebracht en die in combinatie met geprojecteerde beelden de presentatie ‘Getekend’ vormden.

Ooggetuigenverslag

Daarnaast verwoordde in een persoonlijk verhaal Piet Vreeswijk de lotgevallen van hem en zijn ouderlijk gezin, aan de Battenoordsedijk, van vlak voordat het water toesloeg tot het moment dat ze behouden aankwamen in gebied waar geen water heerste. Hoe ze middenin de nacht wakker werden gebonsd vanwege de uiterst dreigende situatie, omdat het zeewater al over de buitendijk heensloeg. De buren, die onderaan de dijk woonden, kwamen ook naar huize Vreeswijk omdat dit huis op de dijk stond. Nadat vader Vreeswijk nog even van huis was gegaan om poolshoogte te gaan nemen brak de buitendijk op dertien plaatsen door en wist hij ternauwernood nog veilig thuis te komen. Men vluchtte naar de zolder. Niemand kon echter zien wat er precies aan de hand was. Nadat ze hier enige tijd zaten, werd Piet Vreeswijk plotseling opgeschrikt door een vreemd geluid dat boven het stormgebulder uitkwam. Hij merkte hoe er scheuren in de muren van hun woning ontstonden, waar de storm doorheen gierde. Het gehele huis kraakte en schudde op zijn fundering. De twee kleinste kinderen, die nog in hun bedjes lagen, werden er haastig uit gehaald en ook naar de zolder gebracht. Net op tijd, want even daarna brak de voorgevel van het huis af en sleurde een deel van de zolder mee. Het middendeel bleef aan de buitenmuur hangen en daar zaten ze, met vijftien man, op en keken ze zo een kolkende open watermassa in, waar ze hun zoldergedeelte op de stroom weg zagen drijven. Het water spoelde met zoveel kracht voorbij dat gevreesd werd dat het deel van de woning dat nog overeind stond ook geen stand kon houden, alles in zou storten en iedereen ten onder zou gaan. Besloten werd om via het kleine dakraam, dat voor ‘t goede nu te hoog zat, het dak op te klimmen. Hier bleken nog meer mensen een veilig heenkomen te hebben gezocht, zodat in totaal 19 man op een wiebelend stuk dak er het vege lijf zochten te redden. Niemand sprak één woord, maar uit vele harten klom een stil gebed tot God om redding. Voor het huis was een vrachtauto gestrand. Omdat die stabieler leek te staan dan het heen en weer bewegende restant van de woning werd besloten om die plek te verruilen voor de vrachtauto, een oude legerwagen, enigszins in de luwte van de wind. Plotseling vielen, op onverklaarbare wijze, twee meisjes van de wagen. Beide kwamen jammerlijk om. Door de voortdurende waterstroming verloor ook de legerauto zijn stabiliteit en achtte men het op het dak van de woning alsnog veiliger. Met z’n allen gingen ze een moeilijk begaanbare weg terug. Na veel inspanningen kwam iedereen boven, waar ze uren hebben gezeten op het immer bewegende dak. Toen eindelijk bleek dat de stroming wat afnam, het eb was geworden en het water was gezakt, werd het dak verlaten en werd in colonne een moeizame voettocht ondernomen, via de gehavende dijken naar Battenoord, waar de rest van de dag werd doorgebracht, versuft bijeen, in het huis van de havenmeester. Voor één van de aanwezigen, die suikerpatiënt was, was echter geen insuline voorhanden. Om hier toch aan te komen, werd besloten daar te voet om te gaan in het ziekenhuis van Dirksland. Men hoopte over de gorzen naar Herkingen te kunnen lopen en daarvan Dirksland te kunnen bereiken. Herkingen bleek inderdaad bereikbaar, dus werd de tocht ondernomen, met een handkar die onderweg werd gevonden en waarop enkelen plaats konden nemen. Een eenvoudige

opgave was dit echter niet. Maar men kwam er. Dichtbij Herkingen kwam een hulpcolonne het gezelschap tegemoet, die hen in de herberg van het dorp opving, waar nodig eerste hulp verleende, en waar ze voor het eerst na uren te eten en te drinken kregen. Vervolgens werden ze met auto’s naar Dirksland gebracht. Het was een vreemde gewaarwording in een dorp te komen waar geen water was, waar de dagelijkse levensbehoeften voorhanden waren, zelfs bedden om op te slapen. De volgende dag ging het per schip naar Rotterdam, waar de evacués werden opgevangen in de Ahoyhallen en daarvandaan bij evacuatieadressen werden ondergebracht op verschillende adressen in Capelle aan den IJssel.

De ergste

Ook hield de commissaris van de Koningin Jan Franssen een toespraak. Hij gaf aan dat deskundigen de watersnoodramp van 1953 typeren als de ergste overstroming in Nederland van de laatste honderden jaren, misschien wel de ergste watersnoodramp ooit. “De mens is dan maar klein, nietig zelfs, en ongelooflijk kwetsbaar. De dijken waarachter velen zich veilig waanden, maar met een zwakte waartegen vóór de Tweede Wereldoorlog al was gewaarschuwd, braken onder het geweld van de niets ontziende noordwesterstorm, in combinatie met springvloed. Grote delen van ons land werden overspoeld en ca, zeshonderdduizend landgenoten moesten zich zien te verweren tegen het wassende water. Meer dan 1800 mensen verloren in die strijd het leven, waarvan 500 op het eiland Goeree-Overflakkee en meer dan 300 alleen al hier in Oude-Tonge.”

Niet kunnen verwerken

De Commissaris memoreerde hoe in Oude-Tonge Adriaan de Boed - in die tijd dienstplichtig militair en juist een dag voordat de watersnoodramp zich voltrok naar zijn kazerne was vertrokken - in één nacht heel zijn ouderlijk gezin verloor, alsmede een groot deel van de familie, in totaal bijna dertig mensen. En ook hoe Piet de Vos, samen met zijn moeder, als enigen uit het gezin de ramp overleefden. Piet kwam later in het ziekenhuis te Dirksland terecht en kreeg van zijn moeder een brief waarin ze hem probeerde te troosten. ‘Het water kwam zo hard dat we niet kónden vluchten. Maar wij zijn er nog en zullen erdoor moeten, jongen. Daarom moeten we God maar veel om kracht en bijstand bidden. Dat doe jij toch ook wel? Je moet er maar niet te diep over treuren hoor. Het valt voor moeder ook niet mee. Dat begrijp je toch ook? Maar we hebben elkaar nog, terwijl er zovelen zijn die niets meer hebben.’ Toch viel het voor Piet en zijn moeder te zwaar om in het rampgebied te blijven wonen waar ze zoveel dierbaren hadden verloren, en verhuisden ze naar het oosten van het land. Nadat Piets moeder in 1999 overleed, vertelde de predikant die haar had bijgestaan dat de watersnoodramp nog altijd in haar ogen stond. Niet te diep treuren, had ze lang geleden tegen haar zoon gezegd. Zelf bleek de ramp niet te kúnnen verwerken.

Niveauverschil steeds groter

“En zo zijn er velen”, vervolgde de Commissaris, “die hun leven lang een vergelijkbare diep tragische ervaring meetorsen. Het is daarom belangrijk dat wij vastleggen en niet vergeten wat, bijna een mensenleven geleden, is gebeurd. Daarom gedenken wij en zijn wij hier bijeen.

Maar ook omdat we op ons netvlies moeten houden dat wij als Nederlanders bij de zee wonen, voor een groot deel zelfs onder zeeniveau. Dat dit blijvende alertheid vraagt en ons dwingt tot het nemen van maatregelen. In de loop van de decennia is gebleken dat alleen het afsluiten van de zeearmen en het verhogen van de dijken niet voldoende is. Onder de gemiddelde klimaatverandering en stijgende zeespiegel neemt over honderd jaar onze deltaveiligheid af met een factor tien. Daarbij gesteld dat de bodem in Nederland steeds verder zakt, wordt het niveauverschil tussen land en zee steeds groter. Daarnaast weten we nu ook dat de rivieren steeds meer regen- en smeltwater te verwerken krijgen, dat via ons land naar zee moet worden afgevoerd. Daarmee komt het gevaar niet alleen meer van buitenaf, maar hebben we ‘t inmiddels ook vanuit de rug. Tevens weten we dat bij het aanleggen van de Deltawerken onvoldoende rekening is gehouden met de negatieve gevolgen daarvan, zoals het ontstaan van de blauwalgproblematiek in het Volkerak/Zoommeer.”

Verplicht

“Na alles wat we de afgelopen decennia hebben geleerd, willen we drie dingen stellen. Allereerst dat dijken en dammen op hoogte moeten zijn, maar dat we er niet meer alleen op gericht moeten zijn om alles dicht te houden. Vandaar ook dat er plannen bestaan om de Haringvlietsluizen op een kier te zetten en een getijdencentrale te realiseren in de Brouwersdam. In de tweede plaats dat bij de ruimtelijke indeling in ons land meer ruimte moet worden gegeven aan water. Ruimte voor de rivier en extra waterbergingen.

En in de derde plaats dat we, als zich opnieuw een watersnood voor zou doen, daarop voorbereid moeten zijn en we weten wat we moeten doen als er razendsnel moet worden opgetreden. Wij Nederlanders zijn het aan onszelf, aan de slachtoffers van 1953 én aan onze toekomstige generaties verplicht om menselijkerwijs gesproken er alles aan te doen om ook in de toekomst veilig te leven mét het water.”

Extra identiteit

Na afloop sprak burgemeester Kleijwegt van de gemeente Goeree- Overflakkee over een “ongelooflijk indrukwekkende herdenking” en zei hij dat het goed was om de watersnoodramp zo samen met elkaar te herdenken. “Wees ervan overtuigd dat heel Nederland met u meeleeft. Het is ook nationaal aan de orde. Het raakt ons allemaal. We leven immers allen onder de zeespiegel. Het was goed om stil te staan bij het verdriet dat we generaties met ons mee dragen, bij het litteken dat Goeree-Overflakkee met zich meedraagt. Niet altijd zichtbaar, wel altijd aanwezig, maar dat tevens een extra identiteit aan dit eiland geeft, namelijk dat grote gevoel van saamhorigheid rondom deze diep ingrijpende gebeurtenissen, en waarin tegelijkertijd op het eiland een grote kracht verscholen ligt.”

Korting toegangskaartje Watersnoodmuseum

De gemeente Goeree-Overflakkee biedt aan 300 bezoekers drie euro korting op een toegangskaartje voor het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk. Tot en met 31 maart 2013 kunt u gebruik maken van dit aanbod als u bij de kassa van het museum aannemelijk kunt maken (bijvoorbeeld met paspoort, rijbewijs of ID-kaart) dat u woonachtig bent op Goeree- Overflakkee.


Lang gelee en zo dichtbij

Water, water en wind Spelen als immer Met alles wat op aarde leeft De maan schijnt vol, de zee die beeft Een bange nacht in groot geweld Waar een mensenleven niet meer telt.

Het water van de zee, zo hoog Een mens, zo klein en machteloos Als dijken breken in de nacht Niemand had dit ooit verwacht Geen kracht, een uitgestoken hand De dagenraad ziet een verdronken land Waar een schreeuw van angst niet wordt gehoord Door stormkracht gesmoord, niet gehoord

Soms zijn er sterren daar hoog aan de lucht Daar gaan we nu heen in een lange vlucht Wij zullen samen met de engelen zijn En daar is nooit geen stormramp of pijn

Heel lang gelee en zo dichtbij Zal in mijn hart steeds bij me zijn Gedachten aan de zee zo blauw Over het land drijft zacht de ochtenddauw Nog de weemoed in mijn hart zo schrijnt Zal nooit verdwijnen in de tijd Die tijd vergeet ik nimmermeer Ik hoor haar stem steeds weer, steeds maar weer

Wij zullen samen met de engelen zijn En daar is nooit geen stormramp of pijn.

Tekst: Hans Timmer


Watersnood (1953)

Tijden van rampspoed waren over ons gekomen, noodklokken luidden over polders en dorpen. We wisten het niet, we lagen nog te dromen; de rivieren hadden gaten in de dijken geworpen. Paarden, verschrikt, losgeslagen uit hun stal, vluchtten, liepen blind en angstig in de val die was opgezet voor al wat leefde op aarde. Mannen, in een poging nog wat te redden van het vee, overrompeld door het aanrollende grauwe water, verdronken, verbaasd, wat eens aarde was, was nu zee.

Ergens in een huis in een straat leerde een kind een woord, een woord dat het nooit eerder had gehoord, het woord: watersnood. Zijn moeder riep het, onheilspellend klonk het door het huis, de jongen keek verschrikt naar buiten en zag zijn straat, zijn zondagstraat, waar de koude ochtend tussen de huizen lag. Zijn vader zette de radio aan: de draadomroep verspreidde het bericht dat zijn wereld bedreigde over het lege land, voorbij de huizen in aanbouw waar de kalkput als een strak gespannen laken te drogen lag, en verder achter de kassen van de tuinder die glinsterden in het bleke februarilicht. Zo ver hij kijken kon was zijn wereld droog. Waar was het water dat hoorde bij het woord nood?

Het woord was water geworden, een woest kolkende zee zocht de diepten van de polders, vulde de putten en wellen en trassen in de slapende huizen en hoeven, steeg in de communicerende vaten van dorpen en gehuchten, drong in de stallen waar het vrezende vee aan halsters en touwen rukte, muren stortten in, zolders en balken raakten los van hun ankers, dreven met mannen, vrouwen en kinderen als wankele platbodems naar grijpbare strohalmen en takken die als bedrieglijk reddende handen omhoog staken uit de ontzaglijk ziedende vloed die de aarde overspoelde. Velen gingen ten onder, verdronken, voor de ogen van hun dierbaren, in hun slaap verrast, op de vlucht naar een onbereikbare hoogte, naar het licht van een nieuwe dag.

In het oog van de orkaan heerste de stilte, de jongen wachtte op de dingen die zouden komen. Zijn vader en de buurman zetten de kolenkachel op de eettafel, zijn moeder bracht huisraad naar boven. Toen begon het wachten, het wachten op het water dat zou komen, het kwam als een groot grijs monster dat zich breed uitrolde over het bouwterrein, over het braakland naar het huis waar hij woonde. Hij hoorde de kelder vollopen, de deuren kraakten, het monster beklom de trap, steeg hoger en hoger. Hij was bang. Zijn sterke vader telde de treden, tot het oog van de orkaan was doorlopen.

De afgrond riep tot de afgrond, kadaver tot kadaver, vlaggen van lakens wapperden op de daken. Dit land was het werk van mensenhanden eilanden gelegd in de delta aan het eind van Europa’s grote rivieren. Was het Gods woedende geest Die strafte met de gesel der wateren of was men niet waakzaam geweest? Ieder voor zich stelde de vragen die opkwamen bij het luwen van storm, bij het tellen van de doden.

Het werd avond, en het werd morgen: de tweede dag. Een vreemde vloot voer door zijn straat, een armada van vlotten, roeiboten, sloepen, pieremachochels. Twee grote jongens van zijn school peddelden in een kano voorbij. Mocht hij jaloers zijn? De dorpsomroeper in een motorvlet, die hij kende van zijn kreet: Heden vlees te bekomen in de noodslachtplaats! riep nu met luide stem dat iedereen zich gereed moest maken voor vertrek. Zegt het voort! Zegt het voort! Waarheen, waarheen moesten zij gaan? Het werd avond, en het werd morgen: de derde dag. Ze werden weggehaald, aan touwen in een boot gezakt. Ze voeren door hun straat naar hoger land en verder weg, naar een overkant een andere wereld, een nieuwe dag. Zij voeren tot hun ark vastliep op de Ararat.

Tekst: Rien Vroegindeweij

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 2013

Eilanden-Nieuws | 20 Pagina's

Watersnoodramp eilandbreed herdacht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 2013

Eilanden-Nieuws | 20 Pagina's