De Verwikkelingen van ‘De Banier’ in Oorlogstijd
Sinds 21 mei 1929 was het aan de SGP gelieerde blad De Banier een dagblad geworden dat - evenals het RD nu - zes dagen per week bij de abonnees op de deurmat viel. Ook in de eerste oorlogsjaren verscheen De Banier dagelijks. Daarna werd het opgeheven. Andere dagbladen waren al eerder opgeheven. In oorlogstijd had een deel van de Banierartikelen een pro- Duitse strekking. Niet zelden wordt die pro- Duitse strekking ds. G.H. Kersten als hoofdredacteur in de schoenen geschoven, maar daarmee wordt hem onrecht aangedaan. Om dat te begrijpen hebben we onder andere kennis nodig van de situatie en van de verwikkelingen die plaatsvonden omtrent De Banier. In dit artikel een reconstructie daarvan, althans voor zover dat achteraf nog mogelijk is.
De Banier voor de oorlog
Het dagblad De Banier werd gedrukt door N.V. Nieuwsblad en drukkerij De Banier, een uitgeverij en drukkerij. Vanaf 1931 was de heer S. Kersten, een zoon van ds. Kersten, hiervan directeur, terwijl ds. Kersten, ds. P. Zandt en aanvankelijk ook de heer E. Kuyk commissarissen van de N.V. waren. In 1932 werd de heer Kuyk vervangen door de heer C.J. Segers, die op zijn beurt in 1938 opgevolgd werd door de heer K. van Bellen uit Rotterdam.
Dit bedrijf was eerst in een gehuurd pand aan de Dunantstraat in Rotterdam gevestigd en daarna - sinds oktober 1938 - aan de Insulindestraat 226-236 in Rotterdam. In 1938 werkte hier ongeveer twintig man personeel. Behalve het dagblad werden onder meer prekenbundels, werken van oudvaders en de Banierkalender gedrukt en uitgegeven.
Van het dagblad was ds. Kersten zelf in een bijzondere zin hoofdredacteur. Omdat hij een druk bezet man was, kon hij niet dagelijks de gehele inhoud van De Banier controleren. Daarom was hij hoofdredacteur geworden op voorwaarde dat hij alleen verantwoordelijk gehouden kon worden voor zijn eigen artikelen, die hij met drie sterren ondertekende. Eenzelfde constructie had in het verleden ook dr. Abr. Kuyper toegepast.
Redacteuren waren met name ir. C.N. van Dis sr. en de heer A. Kaptein. Ook ds. P. Zandt werkte aan het blad mee. Hij vulde het ‘Buitenlandsch overzicht’, terwijl Van Dis parlementair redacteur was.
Het blad bestond meestal uit 6 of 8 pagina’s gevuld met binnenlands- en buitenlandsnieuws, partijnieuws, verslagen van redevoeringen van Kamerleden, Statenleden en raadsleden van de SGP, verdiepende artikelen, een vervolgartikel, bijvoorbeeld een levensbeschrijving of een werk van een oudvader, predikbeurten, beursnieuws, advertenties enz. Tevens werd eenmaal per week, namelijk op vrijdag, op de voorpagina een meditatie afgedrukt van een van de predikanten die tot de achterban van de SGP behoorden. Vaak waren het dezelfde predikanten die ook stukjes voor de Banierkalender schreven.
De Banier in het begin van de oorlog
Op 8 mei 1940 meldde De Banier dat opnieuw alle verloven van hen die geacht werden in het leger te dienen, waren ingetrokken. Volgens de redacteur van De Banier behoefde dit nog niet per definitie te betekenen dat de regering een concrete aanwijzing had ontvangen dat een vreemde mogendheid ons wilde aanvallen. In dat opzicht werd het volk tot kalmte gemaand. Maar zien wij, zo vervolgde de redacteur, “op onze zonden en op de verharding onder de oordelen Gods, zo moeten wij vrezen dat de Heere ons bezoeken zal. Vervulle vreze ons voor het kwaad en doe de Heere ons voor Zijn recht buigen, opdat wij bij Hem schuilen mogen, Die ons alleen behoeden kan. Dat zou ons rust geven, zelfs in de allerhachelijkste tijden, ja in doodsgevaren.” Dit buigen onder de zo rechtvaardige oordelen van God, die ons getroffen hadden (crisis) en nog zouden treffen vanwege ons hardnekkig voortgaan in de zonden, vergezeld met een oproep tot bekering, tekende het geluid dat ds. Kersten en diverse andere predikanten in De Banier lieten horen, zowel vóór als ook in de eerste oorlogsjaren. 1
De oordelen konden niet uitblijven. In de vroege ochtend van 10 mei 1940 viel Duitsland met een grote militaire overmacht ons land aan. Na een felle strijd van vijf dagen, waarbij een belangrijk deel van de binnenstad van Rotterdam plat gebombardeerd werd, tekende generaal Winkelman de overgave.
Tijdens die vijf dagen waarop gevochten werd, was De Banier vanzelf niet verschenen. Het gebouw van uitgeverij en drukkerij De Banier was ongedeerd gebleven. Wel moest een elektriciteitskabel buiten het gebouw worden hersteld. Daarom duurde het tot zaterdag 18 mei voordat de eerste Banier weer van de pers rolde. Deze bestond slechts uit 2 pagina’s en werd alleen nog in Rotterdam verspreid. Maar vanaf maandag 20 mei viel de krant weer dagelijks bij de abonnees op de mat. De eerste nummers misten nog wel de ondertitel: ‘Staatkundig Gereformeerd Dagblad’, maar vanaf 24 mei was dit hersteld.
Tot en met De Banier van 23 augustus 1940 stond - evenals voor de oorlog - in de linkerbovenhoek vermeld dat ds. Kersten hoofdredacteur was en ir. C.N. van Dis redacteur (zie p. 72). Voor de lezers riep dit het beeld op dat ds. Kersten ondanks de door hem gestelde voorwaarde nauw bij het dagelijks samenstellen van de krant betrokken was en daaraan leiding gaf. In de praktijk was dit echter geenszins het geval. Vanwege zijn vele functies kon hij zich, zoals gezegd, weinig met de dagelijkse gang van zaken bemoeien. Hij was immers predikant van een grote gemeente (die in 1939 bestond uit 3386 leden en doopleden), hoofdredacteur van De Saambinder, voorzitter van de VGS, docent, voorzitter van de SGP en tegelijk ook Kamerlid en fractieleider.
Wel schreef ds. Kersten met enige regelmaat een artikel voor De Banier, dat meestal op de voorpagina werd afgedrukt als een soort hoofdredactioneel commentaar. In de periode van 18 mei 1940 tot 5 mei 1941 schreef hij zo ongeveer 50 artikelen, waaronder een klein aantal meditaties. Gemiddeld genomen dus ongeveer één bijdrage per week. Daarmee was de krant vanzelf op nog geen stukken na gevuld. Voor de oorlog waren het met name Van Dis en Kaptein geweest die dagelijks de inhoud van de krant verzorgden. Maar Kaptein was - vermoedelijk vanwege een zedendelict - ontslagen en Van Dis was in juli 1940 naar Ermelo verhuisd. Hun taken moeten dus door andere, voor ons onbekende personen overgenomen zijn. Overigens werden al voor de oorlog op de inhoud van verscheidene artikelen van Kaptein (die vanaf 1929 tot 1940 in dienst was) aanmerkingen gemaakt door de redactie als te pro-Duits getint.
Weinig greep meer
Opmerkelijk was het feit dat in De Banier van zaterdag 24 augustus 1940 plotseling - zonder dat er mededeling van werd of was gedaan - de namen van ds. Kersten en Van Dis uit de kop van de krant geschrapt waren. De ruimte waar hun namen gestaan hadden, was wit. Dat was op maandag 26 augustus ook het geval. Op dinsdag 27 augustus had het gehele linkse vakje in de kop van de krant een nieuwe opzet gekregen, maar zonder vermelding van hoofdredacteur en redacteur (zie p. 72). Dit bleef zo totdat op 5 mei 1941 - bijna een jaar na het uitbreken van de oorlog - de eerder ontslagen redacteur A. Kaptein hoofdredacteur werd. Heeft ds. Kersten met het schrappen van zijn naam als hoofdredacteur aan de lezers willen duidelijk maken dat hij weinig greep meer had op het redactionele beleid en de inhoud van De Banier? Al snel na de capitulatie had de bezetter immers voorschriften opgesteld waaraan de Neder-landse pers moest voldoen. Het beleid van De Banier was die voorschriften op te volgen zolang de orders niet in strijd waren met Gods Woord. Zo voldeed De Banier aan de eis van de Duitse autoriteiten dat het Duitse leger- of Wehrmachtbericht dagelijks op de voorpagina van de krant moest worden afgedrukt. Dit bevatte door de Duitsers aangeleverd frontnieuws of beter gezegd selectief frontnieuws, want alleen oorlogssuccessen van de Duitse legers werden hierin vermeld. De Banier onderscheidde zich hierin niet van de andere kranten. Wel was De Banier minder meegaand dan andere zogenaamde neutrale dagbladen als het ging over het opnemen van berichten en beschouwingen van Duitse zijde waarin het antisemitisme onder ons volk werd gepropageerd. 2
Er is nog een iets andere lezing mogelijk waarom de naam van ds. Kersten uit de kop van de krant geschrapt was. In Mijn standpunt toegelicht zou ds. Kersten na de oorlog schrijven dat hij in augustus 1940 als hoofdredacteur bedankt had. 3 Als dit geen verschrijving is, dan zou het schrappen van zijn naam als hoofdredacteur kunnen betekenen dat deze functie vacant is gebleven tot het aantreden van Kaptein als nieuwe hoofdredacteur op 5 mei 1941. Dit wringt echter met de reactie die ds. Kersten in het nummer van 21 maart 1941 gaf op het ‘vertelsel’ dat hij uit de redactie was gegaan. Hij schreef toen dat het verband tussen hem en De Banier nog steeds onveranderd hetzelfde was gebleven sinds dat De Banier dagblad was geworden. 4 En op 7 mei 1941 liet hij de lezers van De Banier weten dat Kaptein in de plaats van hem hoofdredacteur was geworden.
Hoe het echter ook zij, het schrappen van de naam van ds. Kersten uit de linkerbovenhoek van de krant maakt in ieder geval duidelijk dat hij tijdens de oorlog nog veel minder greep op de inhoud van De Banier heeft gehad dan voorheen al het geval was. We kunnen dan ook moeilijk hem voor de gehele inhoud van De Banier verantwoordelijk houden.
Veel meer meditaties
Een andere opvallende verandering die vermoedelijk wel aan ds. Kersten moet worden toegeschreven, was dat tijdens de oorlog veel meer meditaties in De Banier werden gepubliceerd dan voor de oorlog. Voor de oorlog werd gemiddeld genomen één mediatie per week geplaatst, tijdens de oorlog werd, als er geen redactioneel commentaar van ds. Kersten op de voorpagina stond, bijna altijd een meditatie geplaatst. Vanaf 18 mei 1940 tot aan het moment dat Kaptein hoofdredacteur werd (5 mei 1941) publiceerde ds. Kersten, zoals gezegd, gemiddeld maar één artikel per week. Dit betekent dat er in die periode ongeveer vijf meditaties per week werden geplaatst. Maar dan begrijpen we ook beter het slot van het korte woord aan de SGP’ers dat ds. Kersten in De Banier van 31 december 1940 publiceerde. Hij schreef toen:
“De toestanden zijn onzeker, de druk is zwaar, de dood gewis. Maar zeker is Gods trouw voor Zijn volk, licht het juk van Christus en onwrikbaar de overwinning des doods door Hem Die leeft in alle eeuwigheid. Hij doe ons Hem kennen tot zaligheid. Hij leide ons op onze wegen, ook in het jaar dat voor ons ligt. Hij make ons getrouw tot de dood. De band aan Gods Woord blijve ons samenbinden tot heil van ons diepgezonken land. Staat schouder aan schouder, steunt ‘De Banier’ die een zware strijd kampt om dagelijks Gods Woord in de huisgezinnen te brengen [vet; AV] en daarop steunend, leiding te geven, ook aan de jongeren. Gedenkt elkaar in de gebeden, draagt elkaar in liefde. Vrienden, zijt met de uwen Gode en de rijkdom van Zijn genade bevolen.” 5
Naast het in stand houden van de drukkerij en het aan het werk houden van het personeel is kennelijk ook het brengen van Gods Woord in de huisgezinnen in oorlogstijd voor ds. Kersten een van de belangrijkste redenen geweest om ondanks de verplicht te publiceren berichten van de bezetter toch maar met De Banier door te gaan.
Dat ds. Kersten hierin niet alleen heeft gestaan, blijkt wel uit het feit dat diverse predikanten in deze periode actief hun medewerking hebben verleend aan De Banier door het meer of minder regelmatig aanleveren van een meditatie. De onderstaande afkortingen van plaats en naam kwamen we tegen onder de meditaties, waarbij wel bedacht moet worden dat lang niet onder elke meditatie een naam vermeld stond.
R. G.: dit is zeer waarschijnlijk ds. K. Groen, predikant van de Christelijk Gereformeerde Kerk in Rotterdam-West. Voor de oorlog was ir. Van Dis van deze gemeente scriba.
M. H.: dit is zeer waarschijnlijk ds. M. Hofman, die toen in de Gereformeerde Gemeente van Moerkapelle predikant was.
R. L. of R. ds. L.: dit is ds. W.C. Lamain die toen in de Gereformeerde Gemeente van Rotterdam-Zuid stond.
Ds. Z. D.: dit is ds. P. Zandt uit Delft. Van hem werden drie meditaties geplaatst, waarvan één vier afleveringen heeft.
E. H.A.L.: dit is de hervormde ds. H.A. Leenmans die destijds in Ede predikant was.
D. v. B.: dit is de Christelijk gereformeerde predikant ds. D.J. van Brummen uit Driebergen.
M. N.C.B.: het kan niet missen of dit moet de hervormde predikant N.C. Bakker zijn die toen in Maartensdijk stond.
N. B.: waarschijnlijk is dit ds. J.D. Barth die als emerituspredikant in de oorlogsjaren hulpdiensten verrichtte in de Gereformeerde Gemeente van Nieuwerkerk (Zld.) en daar ook woonde. Later werd zijn naam als volgt weergegeven: N. J.D.B.
Behalve enkele meditaties heeft ds. Zandt in oorlogstijd geen redactionele artikelen voor De Banier geschreven. Daaruit mag niet de conclusie getrokken worden dat hij ondanks zijn bezwaren De Banier als dagblad niet meer steunde. Van zijn steun legde het bericht dat de drie commissarissen van N.V. De Banier, te weten: ds. G.H. Kersten, ds. P. Zandt en de heer K. van Bellen, in het dagblad De Banier van 31 december 1940 lieten plaatsen, getuigenis af. Het laatste gedeelte van hun bericht luidde namelijk als volgt:
“Nimmer doorleefden wij een jaar als dat wat achter ons ligt. Gods oordelen, lang gevreesd, zijn ook over ons volk gekomen. Toch mengt zich in de oordelen nog de goedertierenheid des Heeren. Hij spaarde ons en onze zaak. Hij ontferme Zich onzer, ook in het jaar dat thans aanvangt. Wilt in de zware strijd ons steunen: tracht anderen op te wekken ‘De Banier’ te lezen en hun drukwerk deze zaak te geven. Houde de Heere ons staande en make Hij ons getrouw. Zijn zegen ruste op u allen en ons voor tijd en eeuwigheid.”
Pas toen de bezetter de politieke partijen verbood (5 juli 1941), heeft ds. Zandt zich als commissaris van de aan de SGP gelieerde N.V. De Banier teruggetrokken.
Kaptein hoofdredacteur
Op 2 mei 1941 liet het door de bezetter beheerde Departement van Volksvoorlichting en Kunsten het zogenaamde Journalistenbesluit van kracht worden. Dit besluit hield onder meer in dat het hoofdredacteurschap voortaan alleen nog uitgeoefend mocht worden door beroepsjournalisten, die verplicht lid moesten worden van het door de bezetter gecontroleerde Verbond van Journalisten. Ds. Kersten kon daardoor niet langer hoofdredacteur zijn en wenste dat ook niet langer vanwege zijn bezwaren tegen het in dienst van het nationaalsocialisme staande Verbond van Journalisten. In deze precaire situatie heeft oud-redacteur Kaptein zich als nieuwe hoofdredacteur opgedrongen door te stellen dat de Duitse persdienst een Verwalter (zaakwaarnemer) bij het dagblad De Banier wilde aanstellen (wat een verzinsel van hem was). Dat was te voorkomen door hem als hoofdredacteur te benoemen. De directie en commissarissen van N.V. De Banier hebben toen onder protest en met de nodige bezwaren noodgedwongen besloten om hem tot hoofdredacteur te benoemen, maar wel onder de voorwaarde dat hij de SGP-beginselen hoog zou houden en niet in pro-Duitse zin zou schrijven. Daarin stemde Kaptein toe, maar in de praktijk zou hij al vrij snel precies het tegenovergestelde gaan doen. Ook ontkende Kaptein desgevraagd lid te zijn van de NSB, terwijl hij dit wel was. Kaptein stapelde dus leugen op leugen en was in de praktijk een kameleon die in een en hetzelfde artikel uitgesproken propagandistisch pro-Duits kon schrijven en stellen dat voor alles de toetssteen van ons mensenwerk het Woord des Heeren was. 6
Tegelijk met de benoeming van Kaptein tot hoofdredacteur werd weliswaar directeur S. Kersten tot plaatsvervangend hoofdredacteur benoemd, mogelijk om Kaptein te kunnen controleren en tegenwicht te kunnen bieden, maar in de praktijk had de gewiekste Kaptein voor een belangrijk deel het roer alleen in handen. Sinds het aantreden van Kaptein - vanaf 5 mei 1941 stond zijn naam in de kop van De Banier vermeld als hoofdredacteur - hadden feitelijk noch de commissarissen, noch de directeur noch ds. Kersten iets meer over het blad te zeggen. 7
Ds. Kersten beschouwde zijn journalistieke arbeid - gedurende twintig jaar aan De Banier verricht - vanaf dat moment dan ook als beëindigd, zo deelde hij op 7 mei 1941 onder de kop ‘Mijn arbeid beëin-digd’ aan de lezers van De Banier mee. Hij memoreerde daarbij:
“Wij gedenken bij dit ons heengaan de liefde en waardering van zeer velen ondervonden, alsmede de arbeid van onze hooggeachte vriend ds. Zandt, die vele jaren het ‘Buitenlands overzicht’ geschreven heeft, en van ir. Van Dis die geruime tijd aan ‘De Banier’ was verbonden, alsook van hen die voorts met hun pennenvruchten dat blad hebben gediend en onze arbeid hebben verlicht.”
Zijn terugtrekken hield overigens niet in dat ds. Kersten het beter vond dat nu niemand meer iets voor De Banier zou schrijven. Nee, hij sprak de wens uit
“dat de schrijvers van de stichtelijke stukken die ‘De Banier’ naar ouder gewoonte op vrijdag pleegt te plaatsen, voortgaan zullen en aan ‘De Banier’ haar eigen karakter zullen doen bewaren. Ook oom Jan [dit is S. Kersten die een puzzelrubriek verzorgde;
AV] zal het contact behouden met de velen die blijkens hun brieven ‘De Banier’ en haar arbeid waarderen. Zo hopen wij dat ‘De Banier’ een eigen geluid zal blijven geven, naar de beginselen die door het blad steeds zijn voorgestaan en dat haar lezerskring steeds zal toenemen, ook al moet ik mijn hoofd redacteurschap aan een ander overdragen.”
Drie dagen later publiceerde ds. Kersten zelf reeds een artikel in De Banier (tegen een schrikkelijke zondagsontheiliging door een voetbalwedstrijd met 45.000 supporters). In dat artikel bracht hij de lezers nogmaals onder ogen dat De Banier naar zijn mening “een eigen karakter behouden” kon. En waar “dit eigen karakter” vaststond, had hij zich ook “niet willen onttrekken om ons volk op te wekken tot het bewaren van Gods geboden”. 8 Kennelijk geloofde ds. Kersten Kaptein vast op zijn woorden. Dat Kaptein de zaak bedroog en naar zijn hand wilde zetten, zou echter al spoedig blijken, wat voor ds. Kersten een pijnlijke ontnuchtering moet zijn geweest.
Een tijdelijk verschijningsverbod
In de maand mei bleef wat de artikelen van ds. Kersten en de meditaties betrof, vrijwel alles nog bij het oude. Van ds. Kersten verschenen in deze maand twee artikelen. De meest opvallende artikelen waren een artikel van Kaptein (5 mei 1941) waarin hij het uitgevaardigde Journalistenbesluit - dat een antisemitische strekking had - bejubelde (het was voor het eerst dat De Banier positief schreef over een maatregel met een antisemitische strekking!) en een artikel van Kapteins vriend prof. G. Wisse (6 mei 1941) die ernstige kritiek uitoefende op de westerse democratieën van voor de oorlog (de meest nationaalsocialistisch klinkende passage in dat artikel was overigens niet van Wisse, maar door Kaptein er eigenhandig ingevoegd).
Bij de NSB-leidslieden van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten en bij de Duitse persdienst was echter een geheel ander artikel opgevallen. Een puzzelaar had aan oom Jan (pseudoniem van S. Kersten) een briefje geschreven dat door oom Jan vervolgens gepubliceerd was in De Banier van 7 mei 1941. Dit briefje eindigde met de volgende anekdote:
“Op een gezelschap waren ook drie Duitse soldaten. Bij het weggaan werd gezonden Psalm 79 vers 1: ‘Getrouwe God, de heid’nen zijn gekomen’. Eén van de soldaten zei: ‘Dat zingt u op ons’, maar de dominee ontkende dit. Nu vroeg deze soldaat of hij ook eens een versje mocht opgeven. Dit werd hem toegestaan en hij verzocht te zingen Psalm 106 vers 4:
Wij hebben God op ’t hoogst misdaan;
Wij zijn van ’t heilspoor afgegaan;
Ja, wij en onze vaad’ren tevens.
Wenend had deze soldaat gezegd: ‘O, wij hebben het voor God verzondigd’. Nu dat viel in goede aarde, oom Jan, dat kunt u begrijpen. En ik kreeg zulk een begeren om nog eens voor mezelf en ons volk daar een legering te mogen hebben.” 9
Deze anekdote was bij de Duitse autoriteiten dusdanig in verkeerde aarde gevallen dat De Banier een verschijningsverbod van twee maanden kreeg opgelegd. Kennelijk begreep men de strekking van deze anekdote niet, daar deze bepaald niet negatief voor de Duitsers was. Het gevolg was dat vanaf vrijdag 30 mei 1941 de abonnees plotseling geen Banier meer ontvingen. En pas op 23 juli 1941 kwam deze opnieuw weer uit.
In de tijd van dit verschijningsverbod hebben ds. Kersten en ds. Zandt getracht om via de NSB’ers M.M. Rost van Tonningen en H.J. Woudenberg het dagblad De Banier geheel op te heffen, maar zij kregen dit niet gedaan, aldus dr. E. Bosma. 10 Dit stemt overeen met de mededeling van dr. W. Fieret dat volgens ds. Kersten al in de zomer van 1941 pogingen in het werk gesteld waren om de krant op te heffen en met de verklaring van ds. Zandt dat al voor de opheffing van de politieke partijen (5 juli) in de zomer van 1941 getracht was om de uitgave van de krant te staken. 11
Verder hebben ds. Kersten en S. Kersten nog geprobeerd om via Max Blokzijl, hoofd van de afdeling perswezen van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten en tevens een berucht nationaalsocialistisch radiopropagandist, van Kaptein af te komen, maar ook die poging bleef helaas zonder resultaat. 12 Kaptein daarentegen heeft waarschijnlijk in dezelfde tijd of kort daarna - al dan niet in aanwezigheid van S. Kersten - bij Rost van Tonningen gepleit voor het (zo snel mogelijk) opheffen van het tijdelijke verschijningsverbod. Na bijna twee maanden werd het verschijningsverbod inderdaad opgeheven. Op 23 juli 1941 ging de pers weer voor het drukken van De Banier draaien.
Een nieuwe ondertitel
Bij het onder ogen krijgen van het eerste nummer van De Banier na het verschijningsverbod (23 juli 1941) zal de nauwkeurige lezer zijn wenkbrauwen wel gefronst hebben over de veranderingen die hem opvielen. Misschien wel het meest opvallende was dat De Banier een andere ondertitel had gekregen. Voorheen luidde die: ‘Staatkundig Gereformeerd Dagblad’, nu: ‘Algemeen Protestantsch Dagblad voor Nederland’. Deze met de beginselen strijdige verandering zal enerzijds doorgevoerd zijn omdat de Staatkundig Gereformeerde Partij - evenals overigens alle andere politieke partijen - met ingang van 5 juli 1941 door de bezetter ontbonden was, maar zal anderzijds ook uitdrukkelijk een voorsorteren geweest zijn op het streven van Kaptein en de Duitse autoriteiten naar één dagblad voor alle protestanten.
Een andere ogenschijnlijk kleine, maar in werkelijkheid geen onbelangrijke verandering was dat de titel van ‘Plaatsvervangend hoofdredacteur’ achter de naam van directeur S. Kersten verdwenen was. Vermoedelijk is dit de prijs geweest die betaald moest worden voor het weer laten verschijnen van De Banier. 13 S. Kersten was immers de publicist van de bij de Duitse autoriteiten verkeerd gevallen anekdote. Het kan ook zijn dat Kaptein in samenspraak met de Duitse autoriteiten de gelegenheid te baat genomen heeft om zich van S. Kersten te ontdoen. Hoe het ook zij, feit is wel dat Kaptein als hoofdredacteur per 18 juli 1941 bij De Banier een al dan niet door hem zelf opgesteld nieuw contract kreeg, waarin behalve dat hij een hoger salaris kreeg, ook de nationaalsocialistisch getinte zinsnede vermeld was “dat de inhoud van het blad strekt tot medewerking aan de nieuwe opbouw van de Nederlandse volksgemeenschap zoals de eisen van de tijd bepalen.” 14 Alles wijst er dus op dat Kaptein het nu geheel voor het zeggen had.
De derde verandering was dat voor het eerst op de voorpagina een flinke V van victorie was afgedrukt met daaronder de tekst: “Duitsland wint voor Europa op alle fronten”. Het afdrukken van deze leus, dat mogelijk ook een eis van de Duitse autoriteiten geweest is en dat daarna nog een beperkt aantal malen herhaald is, paste helemaal in het straatje van Kaptein die er niet meer voor terugdeinsde om artikelen te schrijven en te publiceren die een uitgesproken propagandistisch pro-Duitse strekking hadden. Ds. Kersten sprak van ‘landsverraderlijke artikelen’, waarmee hij niets te maken had en wilde hebben. In de periode vanaf de opheffing van het tijdelijke verschijningsverbod (23 juli 1941) tot aan de volledige metamorfose van De Banier naar Algemeen Protestantsch Dagblad (16 okt. 1941) zijn er ook (nagenoeg) geen meer met drie sterren ondertekende bijdrages van ds. Kersten in De Banier verschenen. Een en ander betekent dat temeer nog na 23 juli 1941 ds. Kersten niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor de inhoud van De Banier in het algemeen en voor de propagandistisch pro-Duitse artikelen van Kaptein in het bijzonder.
Bij veel lezers viel uiteraard die uitgesproken pro-Duitse teneur van de artikelen eveneens niet in goede aarde. Het regende dan ook bedankjes. Temeer daar directeur Kersten via een agent van De Banier er in september 1941 bij de abonnees op begon aan te dringen om te bedanken. Het gevolg was dat het aantal lezers (De Banier had ongeveer 8000 abonnees) zo sterk daalde dat de krant verlies ging draaien.
Om beter van het verliesgevende dagblad af te kunnen hebben ds. Kersten en S. Kersten zich in september 1941 tot Max Blokzijl gewend om te komen tot een ontkoppeling van het dagblad en de drukkerij, maar zonder het gewenste resultaat. 15
Na 23 juli 1941 moet ook het aantal meditaties die ingeleverd werden door de diverse predikanten die in De Banier schreven, zienderogen zijn teruggelopen, want vanaf 23 juli 1941 tot aan het opgaan van De Banier in Algemeen Protestantsch Dagblad (16 oktober 1941) waren van de circa 55 meditaties er achttien van ds. J.D. Barth over het boek Ruth en circa vijfentwintig waren gedeeltes uit Des zondaars heiligdom van Hugo Binning. Verder troffen we nog enkele malen de namen van ds. W.C. Lamain, ds. K. Groen en ds. M. Hofman aan en op het laatst eenmaal de naam van ds. A. de Blois uit Gouda (8 oktober 1941) en eenmaal de naam van ds. C. Kramp uit Grafhorst (11 oktober 1941).
In dit licht bezien wekt het overigens wel enige verbazing dat De Banier op 7 oktober 1941 kon meedelen dat als nieuwe medewerkers (voor de meditaties) toegetreden waren ds. A. de Blois uit Gouda, ds. C. Kramp uit Grafhorst en prof. G. Wisse uit Doorn (een vriend van Kaptein) en op 14 oktober ds. A. Vroegindewey uit Kaatsheuvel (Loon op Zand) en ds. E. du Marchie van Voorthuysen uit Urk. Het lijkt er echter op dat vier van deze vijf nieuwe medewerkers nauwelijks actief geweest zijn of zich weer snel teruggetrokken hebben, want van ds. Wisse en ds. Du Marchie van Voorthuysen hebben we geen meditatie aangetroffen en van ds. De Blois en ds. Vroegindewey elk slechts één. Alleen van ds. Kramp zijn er vanaf 7 oktober 1941 tot de opheffing van het blad op 21 februari 1942 in totaal circa vijf (vervolg)meditaties gepubliceerd.
Al met al is het duidelijk dat De Banier volledig in een vicieuze Kapteincirkel was terechtgekomen. Kaptein liet zich ook niet bijsturen. Wanneer bijvoorbeeld S. Kersten een opmerking maakte over het pro-Duits geschrijf van Kaptein antwoordde deze met een dreigement dat hij de directeur die zich met zijn artikelen bemoeide, zou laten brengen waar hij niet wilde zijn (in Duitse handen). 16
Een nieuw dagblad
Op 16 oktober 1941, twee dagen na het aantreden van ds. Vroegindewey en ds. Du Marchie van Voorthuysen als (vermeende) nieuwe medewerkers, had De Banier plotseling een metamorfose ondergaan. De vertrouwde naam van De Banier was ingewisseld voor Algemeen Protestantsch Dagblad. Als reden gaf Kaptein op dat door de heersende papierschaarste de Christelijke dagbladpers tot reorganisatie gedwongen was. Sinds gisteren hadden de dagbladen De Rotterdammer, De Nederlander, De Banier en het Christelijk Sociaal Dagblad opgehouden te bestaan en daarvoor was één dagblad, het Algemeen Protestantsch Dagblad met Kaptein als hoofdredacteur, voor teruggekomen. Dit dagblad zou trachten “de verschillen te overbruggen” en “zoeken te bevorderen wat het algemeen belang is van Christelijk, kerkelijk Nederland.” Het wilde zijn een “volstrekt volledig orgaan van volksvoorlichting”, ook ten dienste van onze “nationale belangen”, daarbij “het oog gericht houdend op de te verwachten zelfstandigheidspositie van ons vaderland in het Europa zoals dat uit de huidige oorlog zal tevoorschijn treden”, lees: in het Derde Rijk. Het behoeft weinig inlevingsvermogen dat de gemiddelde Banierlezer op zulk een - gezien in het licht van de staatkundig gereformeerde beginselen - beginselloos en nationaalsocialistisch dagblad bepaald niet zat te wachten.
Omdat door deze metamorfose de (juridische) band tussen het dagblad en de drukkerij De Banier definitief was doorgesneden, richtte ds. Kersten zich de volgende dag (17 oktober 1941) in de krant persoonlijk ten afscheid tot de lezers. Hij schreef:
“Zoals uit het hoofdartikel van de nieuwe hoofdredacteur gisteren reeds vernomen is, bestaat het dagblad ‘De Banier’ niet meer. Het is overgegaan in het ‘Algemeen Protestantsch Dagblad’. Feitelijk bestaat niet één Christelijk dagblad meer, zoals tot gisteren toe dit het geval was. De tijdsomstandigheden, waaronder ook het gebrek aan papier zeer sterk meetelde, hebben tot de opheffing geleid van bedoelde bladen. De drukkerij De Banier, die nog steeds bestaat en zo mogelijk het drukwerk zal blijven leveren en de oude gereformeerde lectuur zal blijven uitgeven, is opdracht verleend de nieuwe krant te drukken.
Daar mijn taak thans geheel beëindigd is, gevoel ik mij gedrongen een woord van waardering te schrijven jegens allen die in de zware strijd, welke wij uit innerlijke overtuiging om des beginsels wil gestreden hebben, aan onze zijde hebben gestaan en daarom ook ons dagblad hebben gesteund tot het laatste toe. In het bijzonder dank ik hen die met hun artikelen ‘De Banier’ hebben gediend en onder hen in de eerste plaats de vele predikanten die van week tot week stichtelijke stukken schreven.
Ik behoef niet te verhalen dat in de geworden veranderingen iets pijnlijks ligt. Al heb ik meermalen begeerd dat enige verlichting van de vele arbeid mocht gegeven worden, ik had niet kunnen denken dat dit in deze weg geschieden zou. De Heere regeert ook in deze weg. En het betaamt ons Hem te zwijgen. Hij doe wat goed is in Zijn ogen.
Met de wens dat wij allen en in het bijzonder ons opkomend geslacht bewaard mogen worden bij de beproefde beginselen door Gods Woord gegeven en in onze Belijdenisgeschriften duidelijk neergelegd. En door de genade daaruit sterkte mogen verkrijgen om te dragen wat de hand des Heeren over ons brengt, leg ik thans de arbeid voor de N.V. De Banier neer. Zijt Gode bevolen.”
In dit woord ten afscheid is tussen de regels door wel te merken dat ds. Kersten niets meer van deze nieuwe krant wilde weten. Bekend is dat hij deze nieuwe krant niet eens meer wilde ontvangen. Zijn weigering om nog langer enige medewerking aan de krant te geven (hij deed overigens toch al weinig tot niets meer, maar voor de abonnees was dit misschien nog niet helemaal helder) werd door Kaptein opgevat als sabotage. Maar ds. Kersten gaf geen krimp; hij hield voet bij stuk. Ja, hij liet zelfs niet na om zulke maatregelen te nemen die het nieuwe dagblad in de problemen bracht. Zo trok de kerkenraad van de Gereformeerde Gemeente te Rotterdam en de Theologische School het geld terug dat aan N.V. De Banier was geleend. Kaptein was woedend hierover. Per brief beklaagde hij zich over ds. Kersten bij de prominente NSB’er Blokzijl, wat echter voor ds. Kersten geen (directe) gevolgen heeft gehad. 17
Ook directeur S. Kersten werkte Kaptein tegen. Hij weigerde Kaptein aanvankelijk geld te geven om papier te kopen. Pas toen Kaptein gedreigd had om deze weigering aan het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten door te geven als sabotage kwam directeur Kersten met geld over de brug.
Kaptein had nu helemaal de vrije hand, waardoor de koers van de krant nog eerder meer dan minder pro-Duits werd. Al dan niet in opdracht van de bezetter werd onder andere met enige regelmaat de leus ‘Met Duitsland voor een vrij Nederland’ op de voorpagina afgedrukt. Het spreekt voor zich dat het aantal abonnees voortdurend verminderde.
Directeur S. Kersten probeerde opnieuw om het blad via Blokzijl opgeheven te krijgen (7 november 1941), maar zonder resultaat. Ook was hij bereid tot verkoop van de krant. Kaptein probeerde op zijn beurt (zonder medeweten van directeur S. Kersten) het zwaar verlieslijdende nieuwe dagblad aan De Standaard te verkopen dan wel een fusie tot stand te brengen. Toen dat mislukte, stapte hij op (22 november 1941). Aan de lezers liet hij onder meer weten dat hij de “de zware en veelszins ondankbare taak” gehad had om ds. Kersten op te volgen en dat hij stopte vanwege moeilijkheden. 18 Hij verhuisde met zijn vrouw nog dezelfde maand naar Pijnacker en trad omstreeks 1 januari 1942 in dienst van De Standaard als algemeen vertegenwoordiger. Daarnaast trad hij op als adviseur van Max Blokzijl in kerkelijke zaken en kreeg in het begin van 1942 van hem de vrije hand om een reorganisatie van de kerkelijke pers door te voeren. 19
Na het vertrek van Kaptein werd de berichtgeving in het Algemeen Protestantsch Dagblad, waarvan Baniermedewerker S. Baars waarnemend hoofdredacteur was geworden, heel summier. Opnieuw werd een verzoek tot opheffing van deze krant gedaan, wat uiteindelijk door de Duitse autoriteiten nu wel werd ingewilligd. Het laatste nummer verscheen op 21 februari 1942.
In deze laatste periode als Algemeen Protestantsch Dagblad werden zo’n vijfendertig stukjes uit Des zondaars heiligdom van Hugo Binning als meditaties geplaatst en tien meditaties van ds. Barth over het boek Jona.
Van andere predikanten hebben we in de periode voordat Kaptein weg was (van 16 oktober tot 22 november 1941), alleen van ds. A. Vroegindewey (17 oktober 1941), ds. D.J. van de Graaf (24 oktober 1941) en ds. C. Kramp (14 november 1941) elk één meditatie gevonden. Na het vertrek van Kaptein verschenen nog drie meditaties van ds. Kramp en een oudjaarsmeditatie van ds. Lamain. Van de hand van ds. Kersten troffen we voor het vertrek van Kaptein helemaal niets aan en na zijn vertrek alleen een tweetal boekbesprekingen (23 december 1941 en 7 februari 1942) en een ‘Beknopt overzicht van de toestand der Gereformeerde Gemeenten in Nederland’ (3 januari 1942), maar geen artikel noch meditatie. Wel nog het volgende bericht dat ds. Kersten en de heer K. van Bellen samen als commissarissen van de drukkerij N.V. De Banier lieten plaatsen in de krant van 31 december 1941:
“Commissarissen van de N.V. De Banier bieden allen die hun belangstelling in de N.V. betonen, hun hartelijke gelukwensen bij de intrede van 1942 aan. De Heere zij hun een toevlucht, ook in de zware tijden waarin wij leven, en sterke de band aan Zijn Woord en aan elkaar.”
Met geen woord wordt gesproken over de krant. Begrijpelijk, want die wilden ze zo snel mogelijk opheffen.
Laatste nummer
In het laatste nummer richtte ds. Kersten zich nog eenmaal tot de lezers. Hij schreef:
“Thans verschijnt het laatste nummer van ons dagblad. De omstandigheden waarin wij ten gevolge van deze oorlog gekomen zijn, hebben niet nagelaten hun invloed op ons blad uit te oefenen. Daarbij kwam de verandering in de redactie, waardoor de nauwe band met de lezers teloorging. Een en ander heeft ons genoopt tot opheffing van ons blad te komen. Dat daarbij meer in ons omgaat dan wij onder woorden kunnen brengen, zullen de lezers beseffen die met ons hebben meegeleefd en de strijd met ons gestreden hebben voor de in ons land zozeer verlaten beginselen, eens in de Reformatie ten grondslag gelegd.
Ik kan niet nalaten in dit laatste nummer aan de lezers toe te bidden die beleden beginselen te bewaren. En dat temeer naar mate het verval groter wordt. Wij behoeven ons de gevoerde strijd niet te schamen. Met hoeveel smaad wij ook overladen zijn geworden. Wat ook verandere, Gods Woord blijft in der eeuwigheid. Bouwe de Heere ons op dat Woord en stelle Hij het ons ten leven en tot heil van land en volk.
In het vertrouwen dat het dagblad een weinig heeft mogen dienen tot voortplanting van de beginselen die wij nimmer hopen prijs te geven, neem ik bij dezen afscheid van de lezers als oud-hoofdredacteur.” 20
Naar wordt aangenomen heeft het tegenwerken van Kaptein door ds. Kersten en S. Kersten na de metamorfose van De Banier tot Algemeen Protestantsch Dagblad erin geresulteerd dat vervolgens mede door de invloed van Kaptein De Saambinder in januari 1942 verboden werd en het gebouw van de drukkerij gevorderd. Later werden ook de machines, het papier en de boeken geroofd of vernield. En verder kreeg het door N.V. De Banier gedrukte orgaan Geloof en vrijheid van dr. F.J. Krop eveneens een verschijningsverbod opgelegd.
Ten besluite
Wanneer we nu de balans opmaken, dan kunnen we stellen dat de rol van ds. Kersten bij het dagelijks samenstellen van de inhoud van De Banier in de periode van 18 mei 1940 tot 5 mei 1941 al klein was, omdat hij zo druk bezet was. En in de periode van 5 mei 1941 tot 21 februari 1942 (vrijwel) tot nul gereduceerd was, omdat Kaptein toen als hoofdredacteur het heft in handen had en volledig zijn eigen gang ging.
Veel waarde heeft ds. Kersten kennelijk in de oorlogstijd gehecht aan het door middel van De Banier veelvuldig brengen van Gods Woord in de huisgezinnen. In de oorlogstijd verschenen er namelijk gemiddeld genomen vijf meditaties per week in De Banier, terwijl dit voor de oorlog tot één per week beperkt bleef. De redenen van deze verhoging zullen waarschijnlijk geweest zijn dat de levensdraad van menigeen in oorlogstijd schielijk afgesneden kon worden, er een verharding onder de oordelen plaatsvond en de onderlinge contacten minder waren. Ook hebben mogelijk de woorden van de Prediker: Werp uw brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen (Pred. 11:1), hem daartoe aangezet. Ds. W.C. Lamain kreeg deze tekst in zijn hart, toen hij jaren later hoorde dat zijn ernstig waarschuwende oudejaarsavondpreek van 1939 over de woorden: Zie, de Rechter staat voor de deur (Jak. 5:19b) aan de vooravond van de oorlog aan honderden soldaten op de Grebbeberg was voorgelezen. 21
Verder kan opgemerkt worden dat ds. Kersten het zonder enig positief of negatief commentaar plaatsen van de succesverhalen van het Duitse leger, de zogenaamde Wehrmachtberichten, in De Banier nog als geoorloofd gezien en noodgedwongen - het was een eis van de Duitse autoriteiten - aanvaard heeft, maar van de veel verdergaande propagandistisch pro-Duitse artikelen van Kaptein heeft hij zich resoluut afgekeerd. Kaptein publiceerde die artikelen met name in de tijd toen hij zelf hoofdredacteur was. Kaptein werd daarop wel aangesproken, maar liet zich niet corrigeren.
In die tijd heeft ds. Kersten nagenoeg geen bijdrages meer aangeleverd voor De Banier. En had hij van de Duitse autoriteiten er toestemming voor gekregen, dan had hij De Banier in de zomer van 1941 of kort daarna al opgeheven, ook al deed hem dat veel pijn. Een en ander betekent dat de niet door ds. Kersten geschreven artikelen in De Banier in oorlogstijd die een pro-Duitse inhoud hebben, waaronder met name de artikelen van Kaptein, hem niet aangerekend kunnen en mogen worden. Dat van diverse zijden, niet alleen van buiten de SGP, maar ook door mensen in de SGP dit wel gedaan is, moet hem veel pijn gedaan hebben.
Hiermee willen we niet ontkennen dat hij - achteraf gezien - wel eens een beoordelingsfout gemaakt heeft. Niettemin sluiten we ons op grond van het bovenstaande aan bij zijn eigen woorden waarmede hij zijn verdediging in De Banier van 14 september 1945 eindigde: “Naar waarheid kunnen wij zeggen het heil van ons volk te hebben gezocht, met hoeveel zwakheden wij ook bezet zijn in al ons werk”.
Noten:
1) ‘Verloven ingetrokken’, in: De Banier, 8 mei 1940
2) B. van der Ros (red.), Geschiedenis van de Christelijke dagbladpers in Nederland, Kampen 1993, p. 230 (hierna: Ros)
3) G.H. Kersten, Mijn standpunt toegelicht, Rotterdam 1945, p. 5
4) G.H. Kersten, ‘Een opwekking’, in: De Banier, 21 maart 1941
5) G.H. Kersten, ‘Een kort woord aan onze S.G.P.-ers’, in: De Banier, 31 december 1940
6) Ros, p. 231
7) G.H. Kersten, Mijn standpunt toegelicht, Rotterdam 1945, p. 5
8) G.H. Kersten, ‘Indien gij uw voet van den Sabbath afkeert’, in: De Banier, 10 mei 1941
9) ‘Voor de puzzelaars’, in: De Banier, 7 mei 1941
10) E.G. Bosma, Oude waarheid en nieuwe orde - Bevindelijk gereformeerden en het nationaalsocialisme 1920-1950, Apeldoorn 2015, p. 403 (hierna: Bosma)
11) W. Fieret, De Staatkundig Gereformeerde Partij. 1918-1948. Een bibliocratisch ideaal, Houten 1993, p. 233 (hierna: Fieret).
12) Bosma, p. 403. Niet geheel uit te sluiten is dat toen opheffing niet te realiseren bleek, ook ds. Kersten en ds. Zandt voor het zo snel mogelijk opheffen van het tijdelijke verschijningsverbod hebben gepleit, want de NSB’er H.J. Woudenberg heeft in 1946 verklaard dat ds. Kersten en ds. Zandt de heer Rost van Tonningen bezocht hebben om het verschijningsverbod ongedaan te maken. Zie Fieret, p. 233 en 260.
13) J. Ridderbos, Strijd op twee fronten, dl. 2, Kampen 1995, p. 400 (hierna: Ridderbos)
14) Bosma, p. 404
15) Bosma, p. 406
16) M. Golverdingen, Ds. G.H. Kersten. Facetten van zijn leven en werk, 2000, p. 214 (hierna: Golverdingen)
17) Golverdingen, p. 214-215
18) A. Kaptein, ‘Ten afscheid’, in: Algemeen Protestantsch Dagblad, 22 november 1941
19) Ridderbos, p. 401
20) G.H. Kersten, ‘Het laatste nummer’, in: Algemeen Protestansch Dagblad, 21 februari 1942
21) L. Vogelaar, Mijn Toevlucht en mij hoog Vertrek, Barneveld 2005, p. 16
Fotoverantwoording:
a) Fotograaf Van Oorschot, fotocollectie Anefo
b) By Fotograaf onbekend / Anefo [CC BY-SA 3.0 (http:// creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0)], via Wikimedia Commons
Niet pro-duits!
Ds. G.H. Kersten: “Nooit hield ik mij met één Duitser of NSB’er ook maar op, veel minder telde ik hen onder mijn vrienden, zo een illegaal blad smaadde. Wel ben ik door hen verjaagd en beroofd. Winterhulp heb ik bestreden van de eerste dag af aan en anderen in het geweer gebracht. In één woord, alle heulen met de vijand was verre van mij. Dit zij u genoeg om de schimpende tegenstander te weerstaan en eenparig op te trekken om de belangen van het land te zoeken in de onderhouding van Gods geboden.”
-Ds. G.H. Kersten, Alleen wonen, 1946, p. 87-88 (herspeld)-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 2015
In het spoor | 64 Pagina's