Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Algemene Kerkvergadering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Algemene Kerkvergadering

15 minuten leestijd

In de maand mei zal in Driebergen de Algemene Kerkvergadering gehouden worden. Het is een hearing, waarin alles waar de kerk zich mee bezighoudt, ter sprake kan worden gebracht, en waar ieder van elke leeftijdsgroep zijn stem kan laten horen. In november 1.1. werden overal in den lande agenderingsvergaderingen gehouden. En uit datgene, wat daar naar voren is gekomen, is door een landelijke werkgroep een agenda opgesteld. Om U enige indruk te geven van de bonte ver

Om U enige indruk te geven van de bonte verscheidenheid van onderwerpen, licht ik uit de agenda een aantal punten. In het eerste hoofdstuk valt het zwaarste accent op de vraag, of de kerk zich niet moet bevrijden uit de versmalling van het „God en de ziel", en „duidelijk stelling moet nemen in de grote vraagstukken van de huidige samenleving". Als actuele punten worden genoemd: het moderne verkeer, de woningbouw, de water-, lucht- en bodemverontreiniging, de ruimtelijke ordening, de recreatie, de arbeidsvraagstukken, de Navo, de ontwikkelingssamenwerking, abortus, homofilie, rassendiscriminatie, gastarbeiders, Vietnam, Biafra, Griekenland, Portugal, Zuid-Amerika. Verder wordt verlangd, dat de kerk zich grondig zal gaan moderniseren in haar taalgebruik. Dat de tekst van de Belijdenisgeschriften herzien zal worden in oecumenische richting; dat de derde belijdenisvraag, waarin met name de Hervormde Kerk genoemd wordt, gewijzigd zal worden. Tenslotte wordt het reformatorische karakter van de kerk ter discussie gesteld. Moet dat niet prijsgegeven worden, omdat de kerk 98 anders geen reële bijdrage kan geven aan de eenwording der kerken?

In het tweede hoofdstuk gaat het dan over opdracht, taken en werkzaamheden van de kerk. Daarbij komt de wens naar voren, dat meer haast gemaakt wordt met de vorming van de ene evangelische kerk. Het verlangen wordt geuit, dat de Avondmaalsviering open zal staan voor jongeren, voor het hele gezin, en ook voor leden van andere kerken. Men meent, dat openbare belijdenis geen voorwaarde mag zijn om toegelaten te worden tot het Avondmaal. De censura morum (dat is de tucht over de levenswandel) dient afgeschaft. De wens komt naar voren, dat de preken korter en begrijpelijker zullen zijn; dat zij meer zullen aansluiten op het concrete dagelijkse leven. Er moet gelegenheid zijn tot discussie tijdens en na de preek. De gemeenteleden zouden veel meer bij de kerkdiensten betrokken kunnen worden. In het derde hoofdstuk komt de gestalte en

In het derde hoofdstuk komt de gestalte en organisatie van de kerk uitvoerig ter sprake. Er moet een grens gesteld worden aan de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente. Men wil, dat de verschillende modaliteiten in de kerk royaal erkend worden. Men klaagt over de onverdraagzaamheid van vele kerkeraden ten opzichte van minderheidsgroepen. Men is van oordeel, dat de gemiddelde leeftijd van de leden der synode en der ambtelijke vergaderingen veel te hoog ligt. Men stelt voor om alle vergaderingen openbaar te maken. De vraag wordt gesteld of niet-belijdende leden niet ook in ambtelijke vergaderingen benoemd kunnen worden. Voorgesteld wordt een jongeren-synode als schaduwparlement. De kerk heeft dringend behoefte aan sociologen, psychologen, paedagogen. De theologische studenten moeten psycho-technisch getest worden. Kunnen predikanten niet veel beter per advertentie geworven worden? Men stelt voor om de kerkgebouwen met andere gemeenten samen te bouwen; om al het kerkelijk bezit te verkopen en het kapitaal aan te wenden voor ontwikkelingshulp. Men wil, dat de kerkelijke financiën volledig openbaar zullen zijn.

Wanneer wij dit alles tot ons hebben laten doordringen, krijgen wij een indruk wat de Algemene Kerkvergadering zal gaan worden. Wat zullen wij ervan zeggen? Onlangs las ik in een Haags Hervormd wijkblad deze regels: „Wat willen wij met onze Hervormde Kerk? Niet weinigen voelen zich verlegen met de toestand van de kerk. Men voelt, dat er dingen moeten veranderen. Sommigen zelfs, dat er omwentelingen zouden moeten plaats vinden. Veel hiervan is onder woorden gebracht in de agenda van de Algemene Kerkvergadering . . . ." Ik geloof, dat de predikant, die die regelrf

Ik geloof, dat de predikant, die die regelrf schreef, goed uitdrukte wat het punt is, waar alles om draait: „Wat willen wij met onze Her-vormde Kerk?" Misschien dat U op het eerste gezicht nog niet goed beseft, wat het frappante in die vraag is. Daarom cursiveer ik enkele woorden: „Wat willen wij met onze Hervormde Kerk?"

In al de voorstellen, vragen, suggestie's, die in de agenda staan van de Algemene Kerkvergadering, klinkt nauwelijks ergens het besef door, dat de Kerk geen menselijke, wereldse zaak is, maar de Kerk van onze Heer Jezus Christus: Zijn planting, Zijn schepping, Zijn lichaam. „Wat willen wij met onze Hervormde Kerk?" Dat houdt in, dat wij de Kerk zijn, en de Kerk van ons is. Men zou dit de doorwerking kunnen noemen van het democratisch beginsel, van het principe van de volkssouvereiniteit. Volgens dat beginsel berust de macht en het gezag bij de gezamenlijke burgers, bij het volk. Die dragen de staat. Er is daarbij geen sprake meer van de hoogheid van de overheid, van de majesteit van de vorst, van de regering bij de gratie Gods. Als er nu echter één ding van de Kerk vaststaat, dan dat zij niet democratisch, maar monarchaal is! Zij is het volk do's Heren. Christus is haar Koning. En dan moeten wij er onmiddellijk aan toevoegen, dat dat de heerlijkheid en troost van het bestaan van de Kerk op aarde is. Zij is niet van ons afhankelijk, niet door ons gesticht; zij wordt niet door ons onderhouden, bewaard, bewaakt; zij is goddank geen menselijke zaak! Haar oorsprong, wezen en toekomst ligt bij de ten hemel gevaren en ter rechterhand Gods zittende Heer Jezus. Men zou met een kleine wijziging de beginwoorden van de Heidelberger Catechismus ook zó kunnen formuleren: „Wat is uw troost in leven en sterven? Dat de Kerk niet ons eigendom is, maar het eigendom van onze getrouwe Zaligmaker Jezus Christus, die haar met Zijn dierbaar bloed uit alle heerschappij des duivels verlost heeft, en haar te midden van de wereld bewaart als een uitverkoren geslacht". Maar als dat zo is, dan past het democratisch beginsel niet alleen niet in de Kerk, maar dan is dat ook een aantasting en ondermijning van de heerlijkheid en troost, die ons in de Kerk als Kerk des Heren Jezus geschonken is! En nu wordt onder invloed van de tijdgeest,

En nu wordt onder invloed van de tijdgeest, die overal aandringt op inspraak en medezeggenschap, dit beginsel in de Hervormde Kerk ingevoerd. De Algemene Kerkvergadering is een volksvergadering zonder besef, dat wij in de Kerk leven onder de heerlijkheid en troost van de monarchie van Jezus Christus! Wat blijft er eigenlijk van de Kerk over als zij niet meer „des Heren" is? Even weinig als er van Israël, als het volk Gods, overbleef als het ontrouw was aan God als zijn enige Koning. Dan breekt net als in Israël er een tijd aan, waarin „ieder doet, wat goed is in zijn ogen". Dan krijgen de vijanden de overhand. Dan wijkt de Geest Gods en boze geesten dringen op. Dan breekt er een tijd van anarchie aan.

Als het ons duidelijk geworden is, dat er krachtens het wezen der Kerk geen plaats in haar is voor het democratisch beginsel, dan gaan wij ook iets verstaan van de betekenis van het ambt in de Kerk. Het ambt betekent niet de bevoorrechting van een kerkelijke aristocratie. Neen, het ambt houdt in, dat iemand wettig door Christus zelf geroepen is, om Zijn dienaar te zijn en Hem in de samenkomsten der gemeente te vertegenwoordigen. Het ambt komt niet van beneden, maar van boven. Het is er bij de gratie Gods. Het is een functie van Christus' Koningschap, van Zijn Woord en Geest.

Daarom is dat ambt zulk een tere, nauwluisterende en hoogst verantwoordelijke zaak. Er mag niet mee gespeeld worden. Er mogen geen politieke machinatie's bij plaats vinden. Het mag niet gekocht, niet door intrigue's of slimmigheden verworven, niet door vleselijke motieven verontreinigd worden,

tig het formulier tot bevestiging van ambtsdratig het formulier tot bevestiging van ambtsdagers te lezen en te zien hoe grote nadruk in de tijd van de Reformatie op de hoogheid en zuiverheid van het ambt werd gelegd. Het is een grote zaak om in de Kerk, als het volk Gods, Christus te mogen vertegenwoordigen en in dienst te staan van Woord en Geest. Zo lezen wij: „Zo heb dan acht, geliefde broeder en mededienaar in Christus, op uzelve en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot een opziener gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn bloed. Heb Jezus lief, en weid Zijne schapen . . .". Tot het ambt behoort dus: „Acht te geven op zichzelf en op de gehele kudde". En dan gaat het formulier voort: „En gijlieden ook, geliefde christenen, ontvangt dezen dienaar in den Here met alle blijdschap en houdt hem in grote waarde . . . Zijt uwen voorgangers gehoorzaam, want zij waken voor uw ziel". Het wordt dus de gemeente op het hart gebonden om haar voorganger te zien als „een dienaar in den Here" en „hem in grote waarde te houden"! In het ambt is het persoonlijke geheel ondergeschikt aan de roeping en het dienstwerk. Men is om zo te zeggen portier, die de deur open te houden heeft naar Christus en de weg te wijzen heeft. Het zou onbehoorlijk zijn, als de portier opdringerig was en teveel aandacht opeiste voor zichzelf. Laat staan dat hij degenen, die hij nodigen moet en in moet laten gaan, in de weg ging staan. Niets is meer met het ambt in strijd dan zelfzucht, dan menselijke machtsbegeerte en vleselijke heerschappij. Daarom is voorwaarde voor het ambt, dat men

Daarom is voorwaarde voor het ambt, dat men zich door Christus en Zijn gemeente geroepen weet, en dat die roeping op zuivere, geestelijke wijze plaats vindt. Het is ook voorwaarde voor het ambt, dat men voortdurend acht heeft op zichzelf; dat men geen aanstoot geeft; dat men niet zichzelf weidt en de kudde bij eigen belangen achterstelt. Daarom wordt er in het formulier tot bevestiging van ambtsdragers ook de nadruk op gelegd, dat de voorgangers „de verborgenheid des geloofs hoeden zullen"; dat wil zeggen, dat zij persoonlijk de levensgemeenschap met Christus door de Heilige Geest in hun binnenkamer onderhouden zullen en de praktikale Godsvrucht zullen beoefenen. Wat blijft er over van het ambtswerk dan louter formalisme, louter steriel vakwerk, als zij persoonlijk de geloofsband met Christus niet kennen en daaruit leven?

Het is niet zonder reden, dat aan de roeping tot het ambt van de apostel Petrus door Christus drie keer de nadrukkelijke vraag voorafgaat: „Hebt gij Mij lief?", en dat dan pas de bevestiging in het ambt volgt.

Omdat de Kerk „des Heren" is. Zijn eigendom „verkregen door Zijn eigen bloed", daarom heeft Hij het alleen te zeggen in de Kerk. En omdat Hij het alleen te zeggen heeft en de Kerk ook alleen veilig en zeker is onder Zijn alleenheerschappij, — daarom is er dus in de Kerk alleen plaats voor het ambtelijk beginsel en niet voor het democratische principe. Maar dan mogen wij, wanneer het ambt vol en

Maar dan mogen wij, wanneer het ambt vol en zuiver functioneert, ook verwachten, dat in en door dat ambt tot uitdrukking zal komen wat de Kerk is. In het ambt zal zich naar buiten toe openbaren, wat het geloof en wat de opdracht der Kerk is, als lichaam van Christus. Want het ambt is: in dienst staan van Jezus Christus.

En blijkt nu uit de agenda van de Algemene Kerkvergadering niet duidelijk, dat mèt het vergeten van wat de Kerk is, en mèt de achteruitstelling van het volstrekte Koningschap van Christus in de Kerk, ook alle zicht verloren gaat op het geloof, op de opdracht der Kerk, op de bedoelingen van Woord en Geest? Ik heb U zoeven iets laten zien van wat zich allemaal aan gedachten en meningen in de agenda van de Kerkvergadering heeft binnengedrongen. Het zwaarste accent valt daarbij niet op het centrale heilswerk van Christus, op verzoening, vergeving, verlossing, verwachting, maar veeleer op een zich losmaken uit wat genoemd wordt „de versmalling van God en de ziel" en duidelijk stelling willen nemen „in de grote vraagstukken van de samenleving". En dan worden als voorbeelden van „die grote vraagstukken" genoemd: de water- en luchtverontreiniging, de ruimtelijke ordening, de woningnood, de ontwikkelingslanden, de sociale en politieke vragen, de Navo! Dat zijn dus „de grote vragen"! En het Evangelie van „God en de ziel" is een „versmalling". Is dat nu niet een volkomen verlies van het besef, waar lOQ het in het Evangelie, en waar het dus in de Kerk „als het volk des Heren" om gaat? Paulus heeft in één van zijn brieven geschreven: „Indien wij alleen voor dit leven op Christus hopen, zijn wij de ellendigste van alle mensen!" En Luther spreekt in zijn Psalmcommentaar over het verschil tussen de kleine barmhartigheden Gods en de grote barmhartigheid in Christus. Is dan de smaak voor die grote barmhartigheid bij ons verloren gegaan? Is Christus voor de kleine, binnenwereldse, aardse, sociale en politieke barmhartigheden op aarde gekomen? Heeft Hij daarvoor geleden, aan het kruis gehangen, de Godverlatenheid doorleden, de dood gesmaakt? Is Hij daarvoor uic het graf opgestaan en ten hemel gevaren? Of ligt achter Zijn diepe weg van vernedering en verhoging de grote barmhartigheid van de vergeving der zonden, de aanneming tot kinderen en de hemelse erfenis?

Dat mag ons dan misschien ergerniswekkend in de oren klinken. Misschien willen wij liever de revolutionaire Barabbas als onze koning, zoals die ons in de beruchte film „De zoon des mensen" voor ogen gesteld wordt. Misschien is het ons veel meer te doen om de kleine barmhartigheden, die de aarde bewoonbaar en het leven menswaardig maken. Maar wij zijn dan wel heel ver van het Evangelie afgeraakt. Van het Evangelie, dat uit de wereld de enkelingen zoekt om hen binnen te leiden in de kudde van Christus en uit te leiden van het hier en nu naar het Vaderhuis met zijn vele woningen. En als nu de Kerk het lichaam des Heren is, dat in de wereld gesteld is om Zijn getuige te zijn, wat is die Kerk dan allereerst op het hart gebonden dan de grote barmhartigheid Gods! Dat betekent niet, dat zij geen oog en hart heeft voor de vele aardse, menselijke noden in het politieke, sociale en individuele vlak. Maar dat zij die noden daar aangrijpt, waar het kernpunt ligt van alles. Dat zij die noden herleidt tot de ene grote nood, waar alleen de ene grote barmhartigheid het antwoord op is. Die grote nood is de breuk tussen God en mens, de zonde en schuld. En de grote barmhartigheid is de verzoening, de aanneming tot kinderen Gods. Zó alleen is de Kerk het lichaam des Heren. En wijkt zij daarvan af, dan is zij smakeloos zout, dat nergens toe dient dan van de vertreden te worden. mensen

En als dat nu de Kerk is; en als wij daar nu blijkens dat hele dwaze experiment van de Algemene Kerkvergadering zó ver van af zijn geraakt; — wat moeten wij dan doen?

Moeten wij tegenactie's voeren? Protesten laten horen? Weerstand organiseren?

Het antwoord op die vragen kan alleen maar een ernstig en nadrukkelijk „neen" zijn. Wij zouden op die wijze alleen maar op hetzelfde dwaalspoor terecht komen. Het zou ook „vlees en bloed" zijn!

Het gaat immers om de Kerk! En de Kerk is des Heren: Zijn planting, Zijn schepping. Zijn lichaam, Zijn eigendom, verworven door Zijn bloed. Als wij dat weten en werkelijk waar laten zijn, dan kunnen wij (hoe groot de afdwahngen en misstanden ook zijn) toch niet menselij k-eigenmachtig ten opzichte van de Kerk handelen. Het zou „roof" zijn.

Neen, dan voegt ons maar één ding: nu méér dan ooit waakzaam zijn tegen het menselijke en vleselijke; nu méér dan ooit Christus' souvereine Koningschap over de Kerk erkennen; nu méér dan ooit gehoorzaam zijn aan de leiding van Woord en Geest. En dat persoonlijk, ambtelijk en kerkelijk! Nu méér dan ooit.

Ik zeg dat laatste er zo nadrukkelijk bij, omdat dat wel alle eeuwen door geldt, maar wij er (naar het zich laat aanzien) ernstig rekening mee zullen moeten houden, dat in de nabije toekomst die persoonlijke, ambtelijke en kerkelijke gehoorzaamheid aan Christus, en aan Zijn Woord en Geest, ons hoe langer hoe meer in een isolement zal brengen. Dat wil dus zeggen: in eenzaamheid, in verachting, in geeste-lijke aanvechting en lichamelijk lijden. Wij zullen erdoor komen „buiten de poort en buiten de legerplaats".

En daardoor zal die persoonlijke, ambtelijke en kerkelijke gehoorzaamheid en trouw aan Christus veel zwaarder en moeilijker worden, dan zij in de laatste eeuwen geweest is. Wij zullen erdoor veelmeer dan voorheen komen in de levenssituatie van de reformatorische christenen uit de 16e eeuw en van de eerste christengemeente uit de Ie eeuw.

Geestelijk is dat echter een winst! Getuigen zal zó wezenlijk getuigen, belijden zó wezenlijk belijden worden. En de apostel Paulus zegt daarvan: „Indien wij delen in Zijn lijden, is dat om ook te delen in Zijn heerlijkheid" (Rom. 8 : 17). In deze tijd van massale geestelijke en zedelijke verwildering wordt dus niet van ons gevraagd om tegen die wereldse, vleselijke stemmen in te roepen. Maar in lijdend belijden trouw en gehoorzaam te zijn aan Christus, aan Zijn Woord en Geest; en dat persoonlijk, ambtelijk en kerkelijk, met alle consequenties van dien. En zo mogen wij dan met een zuiver geweten en gerust hart de Kerk in haar schuld en nood overgeven aan haar Koning. Zij is Zijn zaak; niet de onze.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1970

Kerkblaadje | 12 Pagina's

De Algemene Kerkvergadering

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1970

Kerkblaadje | 12 Pagina's