Tuk op Kattuk
Bruisend nadert de zee. Nu eens groen, dan weer blauw. Suizelende wind, een meeuw op een witte mast. Stilaan raak je op zomers Katwijk verzot.
Op het terras van restaurant Kattukkerzandt in Katwijk aan Zee baden gasten in de ochtendzon. Wolkengev zeilen over. Een snorrend vliegtuigje volgt de kust, richting het noorden. Bij de vloedlijn parkeren strandwachten een trailer met een oranje reddingsboot, even later gevolgd door een jetski.
Strandcabines staan in slagorde op het zand, als een Romeins cohort. Achter hun blauwe windschermen schuilen de hedendaagse legionairs, ze nemen het ervan.
Hier, waar de Oude Rijn uitmondde in zee, liep de noordgrens van het Romeinse Rijk: de Neder-Germaanse Limes.
anker
Aan de horizon liggen zeeschepen voor anker. Zeiljachten kruisen voorlangs. Op het strand is een ten shovel aan het droogzwemmen, zand neerwerpend in lange banen. Twee sternen cirkelen sierlijk door de lucht.
Het silhouet van Katwijk aan Zee is verrijkt met een gestaag wentelend reuzenrad. Bovenop de hagelwitte vuurbaak, daarachter bezoekers. De vlag van Katwijk, met blauw schuinkruis, wappert van de top.
Zang
Op het kunstmatige duin stalt een jongeman in korte broek zijn fiets. Met de accu onder de arm beent hij naar paviljoen Het Strand. De klok van de Oude Kerk slaat twaalf keer, in de verte houdt een lichter exemplaar het nog wat langer vol. Twee dames fietsen over de boulevard. „Er is vanavond zang, hè?” Bij de kerk staat het beeld”Vissersweduwe met zoon”, in 1930 onthuld door prinses Juliana. Een feestelijke tonnenpoort geeft toegang tot het Andreasplein. Op de zandkleurige klinkers liggen bronzen vissen. Kinderen spelen rond een waterkunstwerk.
Haringhappers
Een man poseert bij het beeld ”Maatjes”, ook wel”Haringhappers”. Het te verorberen visje denkt hij erbij. „Zo, dat was een lekker harinkje.” „Een luchtharing”, vult een vrolijke passante aan.
Boven de typisch naoorlogse bebouwing kolderen de meeuwen. In de deuropening van de vuurbaak verwelkomen de vrijwilligers Arie Kraaijenoord en Jan de Vries een bezoeker.
Kraaijenoord (84) geeft graag een rondleiding. Dat doet de geboren Katwijker en voormalige visser-man al zestien jaar. „Ik heb altijd gevaren, ben altijd met de zee gelinkt geweest. Van jongetje tot schipper. En daarna nog als visserijonderzoeker.”
Vuur
De vuurbaak, gebouwd in 1605, is de op een na oudste vuurtoren van Nederland. Kraaijenoord: „Alleen de Brandaris van Terschelling is ouder. Dit is de tweede toren, de eerste is bij een van de heiligenvloeden weggevaagd.” Collega De Vries, met grijze baard, gekscherend: „Wij waren nog net niet bij de opening.”
Al in de Romeinse tijd brandde hier een vuur voor de schepen, vertelt Kraaijenoord. Mythes over de vuurbaak ontbreken niet. „De meeste baby’s komen uit de rodekool of met de ooievaar, maar hier werden ze door de ooievaar naar de vuurtoren gebracht. Waren het vervelende kinderen, dan zei men: hadden ze ze maar in de vuurtoren gehouden.”
Bomschuit
Een vuurbaak heeft geen ronddraaiend licht, zoals andere vuurtorens. „Op de toren werd een vuur gestookt. Eerst met hout, het stakelvuur. Toen met kolen. Daarna kwam er een olielamp met reflectoren. Vanaf hun bomschuiten, platbodems, konden de vissers zo zien waar ze konden aanlanden. Er was geen natuurlijke haven. De schepen werden met paarden omhooggetrokken, over rollende boomstammen.”
Toen Scheveningen en IJmuiden rond 1900 havens kregen, voeren de bomschuiten niet langer naar Katwijk en verloor de vuurbaak zijn functie. Binnen hangen nog de seinballen en -kegels, waarmee gewaarschuwd werd voor harde wind en storm. Radio was er niet, het kwam voor de vissers aan op ervaring.
Kraaijenoord: „Ezelsbruggetjes hielpen daarbij, zoals: komt er regen voor de wind, maak dat je de zeilen bindt.” De Vries: „Krimpende winden en uithuizige vrouwen zijn niet te vertrouwen.”
strozak
Op de eerste verdieping van de vuurbaak sliep de wachter. Kraaijenoord: „Ze wisselden elkaar af. De een stond op wacht, de ander ging naar de kooi. Op zee sliep je ook in een kooi, niet meer dan een lade met een strozak. Toen ik ging varen, op een haringlogger, sliep je met twaalf man in een voorondertje. Nu hebben ze hutten met televisie en badkamers.”
Helemaal boven aangekomen, wijst Kraaijenoord naar het zuidwesten. „Daar heb je Scheveningen. En aan de andere kant Noordwijk. Veel verder kun je niet kijken. De westenwind is altijd vermengd met zeewater. Bij noordenwind kun je tot IJmuiden kijken.”
Later op de middag. Voor banketbakkerij Krijn Verdoes, met prijswinnend ijs, staat een flinke rij. Aan het eind van de straat glinstert de zee. Van de strandopgang voert een looppad richting de branding. Een blond jongetje laat zijn schep als een slagboom neerdalen. „Geld betalen!”, klinkt het monter. „Heb je geen geld? Dan mag je er gratis door.”
Katwijks Museum
Voor het tweede deel van zijn rondleiding is arie Kraaijenoord van de vuurbaak naar het Katwijks Museum gefietst, waar hij ook vrijwilliger is. De wisseltentoonstelling van het moment staat in het teken van 200 jaar KNRM, vanaf 8 september is er een volgende expositie: ”Verbeelding met naald en draad”, van anneliet van Beelen.
Het Katwijks Museum is gehuisvest in een voormalige rederswoning uit 1912, met latere uitbreidingen. Kraaijenoord: „Hier achter het woonhuis werden de schepen gebouwd. Daar stonden de boetzolder en de taanketels. Netten waren van wit katoen, dat schrikt de haring af. Daarom werden de netten gekookt in ketels met bruine kleurstof van de acaciaboom. In de boetzolder werden gebruikte netten gerepareerd.”
Kraaijenoord maakt een rondgang langs de schilderijen van het museum, meest met een maritiem thema. „De oudste dateren uit de zeventiende eeuw. Katwijk had na Volendam de grootste schilderskolonie. Schilders van de Haagse school kwamen vanuit scheveningen hiernaartoe, toen daar de haven kwam.”
Een schilderij toont de visverkoop op het strand. „Kijk, een tongetje, een scholletje. De dorpsomroeper kwam door het dorp, met een grote bel. Viskoopsters ventten de vis uit, bijvoorbeeld in Leiden. De visvrouwen waren vaak weduwen.”
Een schilderij dat Kraaijenoord bijzonder aanspreekt, bevindt zich in het depot: ”Wachten op de schuiten”, van Hans von Bartels (1856 1913). „De meeste schilders zaten in een hotel of hadden een eigen huisje, maar Bartels ging bij de mensen in huis wonen. Hij zag de armoede. Hij schilderde vrouwen met grote handen: weduwen, van wie de man op zee gebleven was.” Kraaijenoord staat stil bij een schilderij dat vissers toont die aan boord gaan van een bomschuit. „Mijn grootvader is ook verdronken. Ze gingen weg en je vernam niets meer. Na een aantal weken wist je dat ze niet zouden terugkomen.”
Gevist werd er tussen de shetlandeilanden en het Nauw van Calais. Een hospitaal-kerkschip met artsen en predikanten vergezelde de vissers tussen 1898 tot 1988. Kraaijenoord toont een rijk gedetailleerd model van het hospitaalschip. Zachtjesaan moet hij afronden. ’s avonds zal de oud-visserman present zijn bij de zomeravondzang in de Oude Kerk, in Katwijkse klederdracht.
In de hal van het museum prijkt een scheepsmodel van een bomschuit. De spreuk op een van de flanken luidt: „Met veel moeite en veel kruis/ stap ik in dit waterhuis/ Heere, wilt umet mij gaan/ 'k zal u roemen om uw daan.”
Tips
- De vuurbaak: open als de vlag uithangt. De bomschuit KW 88 wordt zomers tentoongesteld voor de vuurtoren.
- Haal een harinkje bij viswinkel schuitemaker.
- Bakker Van Maanen: uitstekend adres voor koffie of een lunch.
- Katwijks Museum: toont onder meer werk van toorop, sluiter, Blommers en Van Goyen, naast erfgoed uit de visserijgemeenschap.
- Banketbakkerij Krijn Verdoes heeft prijswinnend ijs. Ook de roomboterkoekjes zijn een aanrader.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 13 augustus 2024
Terdege | 104 Pagina's