Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gideon 46

En het geschiedde...De Heere zet de geschiedenis met Gideon weer voort. Hij zet de geschiedenis met het volk Israël weer voort. Dat mogen we uit deze veel voorkomende woorden in de bijbel, wel aflezen. En dat is een wonder. Laten we dat even vaststellen. Want het zegt ons, dat de HEERE niet laat varen de werken Zijner handen. O, als dat toch eens waar was, er zou nooit een mens zalig worden, de kerk zou al lang opgehouden hebben te bestaan. Maar de HEERE, de Getrouwe, staat voor Zijn eigen werk in. Hij is de Eerste en Hij is ook de Laatste. Deze wetenschap, wanneer het een ware geloofswetenschap mag zijn, geeft rust, te midden van alle omstandigheden van het leven. Die rust is niet altijd aanwezig, omdat het geloof niet beoefend wordt.

Zie dat maar weer in het leven van Gideon en laat een ieder daar zijn leven aan toetsen, juist in deze tijd, waarin zo ontzaggelijk veel als geloof aangeboden wordt, wat met het ware geloof niets te maken heeft.

Gideon had het leger onder zich, zo hebben we de vorige keer gehoord. Toen stond hij letterlijk en figuurlijk er boven. Hij verkeerde toen op de Nebohoogte van het geloof. Doch daar verblijven Gods kinderen meestal niet lang. Hoogte-punten zijn altijd maar heel klein. Ze zijn daarom altijd weer zo voorbij. Toen Gideon het leger van de vijanden „beneden zich” in het dal had, toen was het dag. Toen kon hij de zaak overzien. Ja, letterlijk, toen mocht hij over de vijanden heen zien. Maar op de dag volgt altijd weer de nacht. Dat is in de natuur zo, dat is in het geestelijke leven ook zo. Dag en nacht zullen niet ophouden, zolang we in deze bedeling verkeren. Eens zal dat wel gebeuren. Doch dan is de tijd voorbij. Dan is het eeuwigheid. En aldaar zal geen nacht zijn. Doch hier volgt op de dag altijd weer een nacht.

Nu kunnen licht en donker wisselen, de HEERE blijft echter Dezelfde. Want in diezelfde nacht zeide de HEERE tot hem: Sta op, ga henen af in het leger, want Ik heb het in uwe hand gegeven. Hoe heeft de HEERE dat tegen Gideon gezegd? Dat is een altijd weer terugkerende vraag. Wij hebben daar al eens eerder over geschreven, doch vanwege de belangrijkheid is het niet ondienstig dat daar nog weer eens op gewezen wordt. God sprak in het O.T. op verschillende manieren tot Zijn volk. Hij deed dit door dromen zoals b.v. bij Jacob te Bethel. Hij deed dit ook door verschijningen zoals b.v. Abraham dit heeft mogen ervaren. Gideon is het ook zo overkomen. Zie Rt. 6 : 11. Hier heeft de HEERE het waarschijnlijk rechtstreeks gedaan. Hetzij dat Hij met een hoorbare stem tot hem kwam in de nacht, hetzij dat Hij Gideon in het hart deed verstaan. Het was op alle manier zo, dat Gideon er weet van had, dat de HEERE tot hem sprak. Wij hebben thans de gehele bijbel. Daar heeft de HEERE Zich in uit-gesproken. Daar hebben we dan ook genoeg aan. Buiten de bijbel om spreekt de HEERE niet. Daar moeten we goed over denken. Want er zijn altijd mensen geweest, en die zijn er nog, die denken dat zij aparte openbaringen krijgen, buiten de bijbel om. Dan hebben zij gezichten gezien of woorden gehoord, die helemaal niet in de bijbel staan, die zelfs in strijd met het Woord van God blijken te zijn. Men geeft dit dan toch uit, als van de HEERE ontvangen te hebben. Als dit waar zou wezen, dan moest al het geen, wat dat soort mensen meent ontvangen te hebben, nodig in de bijbel worden bijgeschreven. Doch al hun inbeelding vergaat met de tijd en het blijkt daarmee waardeloos te zijn voor de eeuwigheid.

Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat God b.v. vandaag niet spreekt door Zijn voorzienigheid. Dat wel. Ten deze blijft gelden: Komt, wilt op de HEEREN daden merken. Aanschouwt des Hoogsten grote werken. Zijn macht, die nooit te stuiten is, maakt d’aarde tot een wildernis. Hij spreekt ook nog dagelijks door de natuur tot ons. Je kunt dat vooral in deze tijd weer zien, nu alles in bloei staat en weer vrucht begint te zetten. Alles getuigt van de grootheid, de heerlijkheid en de majesteit Gods. Het is groot als je ogen hebben moogt, om deze dingen te zien en op te merken.

Doch echt spreken, doet God vandaag alleen door Zijn Woord. Hij brengt dit met kracht op de ziel, door Zijn Geest, zodat men weet dat het het van God is. Ter voorkoming van misverstand moet hier wel goed aandacht aan gegeven worden. Want er zijn er die zeggen: We bebben de bijbel en dat is genoeg. God spreekt er door tot ons. Wij horen het als de bijbel gelezen wordt en wij geloven. Punt. Uit. Klaar. Het geloven gaat dan als het ware vanzelf. Men kent geen strijd en moeite. Je zoudt het een „mooi weer geloof” kunnen noemen.

Doch als de moeilijkheden werkelijk komen, dan laat het geloof zodanige „lichtgelovigen” in de steek.

Nu is het wel waar, dat we de bijbel hebben en dat we daaraan genoeg moeten hebben. God zal ons daar ook eens naar oordelen. Als we Zijn Woord zonder meer niet geloven, dan zullen we nooit kunnen zeggen, dat de HEERE niet gesproken heeft, doch dan zullen we moeten zeggen, dat we niet hebben willen luisteren. En dat is natuurlijk heel erg. Want dan is het onze eigen schuld als het eenmaal voor eeuwig verkeerd uitkomt.

Maar aan de andere kant is het zo, dat zal ik werkelijk geloven, dan moet God daartoe Zelf het geloof in mijn hart werken. Wie dat goed verstaat, leert er enerzijds uit hoe onmachtig hij is in geestelijk opzicht. Ja, hij is dodelijk onmachtig. En dat door eigen schuld. De Heid. Cat. zegt het zo duidelijk, dat de mens zichzelf, door moedwillige ongehoorzaamheid van alle gaven, om God te dienen, dus ook om naar God te luisteren, heeft beroofd.

Hij leert ook anderzijds, hoe goed de HEERE is, daar Hij het toch werken wil in het hart van de zondaar, en dat naar Zijn vrijmachtig welbehagen.

Als God nu dat geloof werkt, hoe gaat het dan, waaruit kan ik dan weten, dat het van God is? Ja, dat vroeg deze week een patient in het ziekenhuis, die ik helemaal niet kende. Ik heb toen aan de hand van een heel eenvoudig voorbeeld het zoeken duidelijk te maken. Ik geef het maar door, mogelijk tot verduidelijking ook voor jullie Ik zei:Als de dokter komt en hij zegt, dat het goed gaat, dan reageert u. U knapt er door op. Het is te zien. Zijn woorden doen iets. Zo is het ook omgekeerd. Als de dokter zegt, dat de toestand ernstig is, dan schrikt u. Zijn woorden worden gewogen. Zij brengen u onder druk. Dit is het heel eenvoudige gevolg van „geloven”. Als u helemaal die dokter niet geloofde, dan deed noch het één, noch het ander u iets. Nu dat was wel duidelijk.

En nu geestelijk. Als ik als dienstknecht van God tot u zeg: De ziel die zondigt, die moet sterven. U bent een zondaar, dus moet u sterven. Hoe reageert u dan? Meestal als volgt: Dominee, niet zo somber. Het leven is toch al zo moeilijk. En als je dan nog met de dood aan komt dragen, dan is het helemaal niet meer te doen. Vertel liever wat anders. Laat ons eens lachen. U gevoelt wel, aldus nog steeds ons spreken tot die patient, u gelooft het niet. Als het er op aan komt, wilt u er niet eens van horen. De mens is van nature afkerig van de waarheid. Hij laat zich veel liever bedriegen. Ja, zo is de mens, helaas.

Doch als hij werkelijk gaat geloven, omdat God hem te geloven geeft, dan reageert hij op het spreken van God. Dan gaat hij inzien, omdat God het in Zijn Woord zegt, dat hij dodelijk krank is. Dan krijgt hij ook eerst recht de Medicijnmeester nodig. Dat is de Heere Jezus Christus, de Zaligmaker van zondaren. Doch genoeg hierover. Ik hoop met bovenstaande jullie duidelijk te hebben gemaakt, dat geloven, echt geloven iets anders is, dan hetgeen velen er voor uit geven. Want zonder dit geloof is het onmogelijk om God te behagen. De Heere is zo waard om geloofd te worden. En als we dat niet doen, dan is dat zo erg, zo God beledigend. Daar hebben, die God in der waarheid niet kennen, geen last van. Doch die HEERE mogen kennen, krijgen er last van, dat zij meer ongelovig zijn, dan gelovig. Zij komen er achter dat zij ook bij de voortduur in het stuk van „geloven” zo steil en diep afhankelijk zijn van de HEERE. Hij toch zegt: zonder Mij kunt gij niets doen. Jongens en meisjes, weten jullie daar ook iets van? Op deze wijze leer je, dat je zelf nooit meevalt. Maar ook, dat de HEERE nooit tegenvalt. Op Zijn school zij jullie allemaal een plaats toegewenst.

De hartelijke groeten van jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's