Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE ROEPING TOT EEN AMBT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ROEPING TOT EEN AMBT

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Het is na het bovenstaande niet zo moeilijk meer denk ik, om over de verkiezing tot ouderling of diaken te schrijven. Onze lezer stek het probleem zo: Stel u voor, dat ik mij op geen enkele wijze van roeping of begeerte tot een ambt bewust ben, moet ik dan toch denken, dat ik van God Zelf geroepen ben? Ik antwoord: het gaat niet over denken. Dit is helemaal geen wet, dat een verkiezing door de kerkeraad een roeping van God is. Maar aan iemand, die deze roeping heeft aangenomen, wordt gevraagd of hij de innerlijke overtuiging, het gevoel heeft, dat God hem door middel van de kerkeraad geroepen heeft. Wie dit gevoel niet heeft, moet de roeping niet aannemen.

De lezer vraagt: Mag ik bedanken, als OT EEN AMBT de gemeente mij roept? Ik antwoord: U moet eerst uzelf onderzoeken en Gods wil trachten te verstaan. En als het u dan aan alle vrijmoedigheid ontbreekt, mag u bedanken. Maar dat is een grote zaak, dat bedanken. Calvijn wilde het ook doen. Maar Farel ging zo verwoed tegen hem in, dat hij niet meer durfde. Men zal er daarom goed aan doen om vertrouwde raadgevers op te zoeken. Een ander weet soms beter, waar wij bekwaam toe zijn, dan wij het zelf weten. Maar de roeping van één gemeente is niet op zichzelf de stem Gods waarna niets meer te overwegen valt. Maar wat is dan de inwendige roeping? vraagt onze lezer.

Brakel antwoordt op deze vraag: Een bepaalde kennis van wat het inhoudt een dienstknecht van Christus te zijn en het

evangelie te verkondigen d.w.z. onwetenden de weg der zaligheid te leren, mensen aan de duivel te ontrukken en tot Christus te brengen, de bedroefden te troosten, tragen op te wekken, afgedwaalden weer terug te brengen, geveinsden en tijdgelovigen aan zichzelf te ontdekken. Men moet de waarheid tegen dwalingen verdedigen, goddelozen bestraffen, ergerlijken uit de kerk werpen.

Het is een groot en moeilijk werk wil Brakel zeggen. Men moet er zich wel rekenschap van geven of men alle zijden van het ambt kent en wil. Al dit werk moet ons dierbaar zijn. Wij moeten zelf een voorbeeld zijn.

Ten tweede moet men het gevoel hebben, dat men enige bekwaamheid heeft. Wanneer heeft iemand bekwaamheid? Als hij de goddelijke waarheden in de grond verstaat en de kracht daarvan in zijn hart gevoelt. Hij moet uit eigen bevinding kunnen spreken. Ook moet hij de bekwaamheid hebben om zijn gedachten juist uit te drukken en een duidelijke stem.

Ten derde moet iemand een bijzondere liefde hebben tot Christus om Hem bekend te maken, tot de Kerk om haar in heiligheid te doen blinken, tot de zielen der onbekeerden om hen uit het vuur te rukken en tot de zielen der bekeerden om ze te versterken en te troosten.

Ten vierde moet een candidaat tot het predikambt, gewillig al wat aards is verloochenen: eer, goederen, desnoods leven. Hij moet niet eer en goederen zoeken.

Ten vijfde moet een candidaat een grote lust hebben tot dit werk. Hij moet bang zijn voor zichzelf uit vrees voor bij-oogmerken. Zijn onbekwaamheid moet hem zwaar tegen dit werk doen opzien. Nochtans moet hij er niet vanaf kunnen. De hoofdzaak is, dat hij in oprechtheid handelt.

Zo ziet Brakel de inwendige roeping. Een candidaat mag blij zijn als hij een beginsel van deze dingen bezit en een predikant mag zichzelf wel onderzoeken of hij deze noodzakelijke vereisten iets meer benadert dan in het begin van zijn loopbaan.

Van deze dingen moet nu een diaken of ouderling ook iets hebben. Het is niet best met een gemeente als er niet meerderen zijn, die een opzienersambt begeren. Daar zijn helaas in onze dagen zo weinig mensen, die de Heere Jezus liefhebben en daarom eens graag op een Zondagsschool helpen of op een vereniging bijstand verlenen. Men heeft maar al te veel de wereld lief om straks met de wereld voor eeuwig om te komen.

De lezer maakte nog ergens melding van. Daar zijn kerken, schrijft hij, waar men een onderzoek instelt naar de inwendige roeping. Ik zeg, dat doet men zelfs nog in de Hervormde Kerk en misschien is er niet één kerk, waar met het niet doet. Een onderzoek voordat men een persoon toelaat tot het ambt is zeker naar de Schrift. Daar lezen we van een oplegging der handen om iemand zo in het ambt van ouderling te bevesigen. Maar dan ook:

„Leg niemand haastelijk de handen op". Ja maar, zegt nu iemand, wordt in de Hervormde Kerk ook op de inwendige roeping gelet? Ja zeker, zeg ik, er staat te lezen in Ord. 7 artikel 16 dat er een gesprek plaats moet hebben over het ambt van de dienaar des Woords met iedere candidaat, voor hij wordt toegelaten. En als er dan bezwaren bestaan tegen de wijze, waarop deze candidaat zijn roeping verklaart, kan hij worden geweigerd. Artikel 16 al. 3 luidt: , , Is de delegatie daarna van oordeel, dat tegen diens toelating, ter zake van geschiktheid, bekwaamheid of roeping, onoverkomenlijke bezwaren bestaan, dan deelt zij in de candidaat onder opgave van redenen mede, terwijl zij dit oordeel en die redenen schriftelijk bevestigt, in welk geval hij zich kan beroepen op de generale synode, die na ingewonnen advies van de commissie voor het theologisch hoger onderwijs in dezen een eindbeslissing geeft".

Men begrijpt, als iedere kerk een onderzoek instelt dat het dan een groot verschil kan maken op welke wijze en naar welke maatstaven dat geschiedt. Maar als iemand voor de eerste vraag van het formulier gesteld wordt bij zijn bevestiging als predikant, heeft hij ook reeds dit getuigenis van mensen ontvangen, dat naar het oordeel der Kerk tegen zijn bekwaamheid of roeping geen onoverkomenlijke bezwaren bestaan.

En nu komt er weer een andere vraag: als een predikant zo is toegelaten en in een gemeente gekomen, misschien omdat de kerkeraad hem niet onderscheidde of onderscheiden kon, moet hij dan altijd als een van God geroepen rechte leraar beschouwd worden?

Ik antwoord: zolang als het kan, doch als hij zich ontpopt als een valse leraar in de grondbeginselen van het evangelie, moet hij worden tegengestaan. Maar moet men dan met zijn gezin onder zijn prediking blijven opgaan? Dat is een moeilijke vraag. Dat zal in elk geval afzonderlijk beoordeeld moeten worden. Maar zich onttrekken aan de gemeenschap der kerk is wel het laatste wat men doen moet. En dan altijd zo, dat men onmiddellijk terug kan keren als de prediking weer Schriftuurlijk is geworden. Maar verstaan moet men de onzuivere prediking van het eerste ogenblik af, onder welke naam zij zich ook voordoet, al zou ze gereformeerd heten.

De laatste vraag heeft betrekking op het beroepingswerk in het algemeen. Ik schreef daar al iets over in dit artikel. De volksmond, aldus de schrijver, heeft zo haar eigen manier van spreken. De ene keer heet het: , , denk je dat de dominee weggaat? Hij kan immers niet beter". De ander keer: , , Hij zal wel gaan. Het is mooi voor z'n kinderen. Het is een gezonde streek voor zijn vrouw. Het is financieel beter".

Onze lezer vindt dit geen goede maatstaf om te gaan of te blijven. Maar wat is dan wel de goede?

Ik zou willen zeggen: dat is in elk geval verschillend. Stel eens, dat een predikant in een gemeente dient, waar men het traktement laag houdt en verder weinig meeleven betoont, zodat hij armoede lijdt. Dat is al heel wat keren gebeurd. En dat hangt er ook niet altijd van af hoe zijn prediking is of zijn bekering. Maar nu behaagt het God in zijn Voorzienig bestel hem te doen beroepen naar een gemeente, waar alles anders is: de mensen, het werk, het traktement, het huis, de streek. Is dit op zichzelf geen voldoende motief om te gaan? Neen, maar als nu God er de vrijmoedigheid bij geeft en de innerlijke vrijheid om al dit heerlijks uit Zijn hand aan te nemen, dan kan hij straks met vreugde ja antwoorden op de vraag of hij gevoelt, dat hij van Godswege geroepen is. Men moet in deze dingen nuchter zijn en waken tegelijk. Geld en goed kan een verzoeking zijn, maar ook een uitkomst. Het mag echter nooit de doorslag geven. David raadpleegde telkens de Heere of hij moest optrekken of aftrekken. Gelukkig die dienaar, die van God antwoord krijgt. Maar zou iemand dan nooit eens verkeerde wegen kunnen gaan? Ja zeker. Maar wat hij in die weg zocht, zal hij dan juist niet krijgen. En voorts gaat het nooit anders dan God tevoren bepaald had, al blijft voor ieder de verantwoordelijkheid, waarom hij iets heeft gedaan. Laat dus de mensen vrij praten over hun predikant. Maar laat hij het aangezicht des Heeren zoeken en als hij niet weet wat hij doen moet, die weg gaan, die voor zijn vlees het moeilijkst is, als hij het echt niet weet. De eeuwigheid zal openbaren hoeveel fouten voorgangers en gemeenten gemaakt hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 februari 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE ROEPING TOT EEN AMBT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 februari 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's