Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik geloof... De gemeenschap der heiligen (7, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik geloof... De gemeenschap der heiligen (7, slot)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mevr. Duijzer-Van Scheers
De inmiddels hoogbejaarde (± 87-jarige) P. H. Duijzer (Brakel) schreef in 1978 een boekje met als titel Ontmoetingen uit het leven van Elizabeth Maria van Scheers. Zij was de weduwe van Gerrit Duyzer, eerder weduwe van Marius Boshart. Het werkje werd uitgegeven bij Romijn & Van der Hoff te Gorinchem. Ik heb thans voor mij de vierde druk uit 1981. Mevrouw Duyzer-Van Scheers werd geboren te Dordrecht op 11 november 1874 en is op 19 januari 1970 te Brakel overleden.

Wanneer haar zoon vertelt over de periode van het ouder worden, lezen we in het hoofdstuk 'Hemelse ontmoeting' op blz. 156:

'[...] Als ze van een begrafenis terugkwam, zei ze wel eens: Ik heb meer vrienden Boven dan beneden op de aarde. Dan zat ze soms uren in overpeinzing over de eeuwige gelukzaligheid, waar de triumferende Kerk het ongestoord bezit van had.
Op een nacht kreeg Moeder gemeenschap met de triumferende Kerk. 's Morgens vertelde ze dat aan ons en wij zagen nog iets van de glans der heerlijkheid op Moeders gelaat. Ze zei dat het een liefdesgemeenschap was in en door Christus. Het was ook een trekkende liefde. [...] Met haar zielsogen zag ze vader in zijn verheerlijkte staat en hij was niet meer de mens der aarde. [...] Door deze ontmoeting werd Moeder ook versterkt in haar gevoelen dat de gemeenschap der heiligen wederzijds is.'

Ds. G. Boer
Op zondag 31 oktober 1943 werd de op 27 maart 1913 te Bodegraven geboren Gijsbert Boer, door ds. I. Kievit (Baarn) bevestigd tot predikant van de Hervormde Gemeente te Eemnes-Buiten. Daarna diende hij de Hervormde  Gemeenten te Putten (1946), Gouda (1949), Lunteren (1956), Huizen (1960), Katwijk aan Zee (1965) en Zoetermeer vanaf 5 oktober 1969 tot zijn zeer plotseling overlijden in de vroege ochtend van woensdag 17 januari 1973. Naar aanleiding van het aannemen van het beroep naar Katwijk aan Zee (vac. ds. W. L. Tukker) schreef hij in het Huizer Kerkblad d.d. 31 oktober 1964: 'Maandag jl. heb ik de toezegging van beroep naar de gemeente te Katwijk aan Zee aangenomen. Dat was voor u en mij een ingrijpende beslissing. Daarover uitgebreid te schrijven ligt mij niet. Sommigen zoeken motieven, die er niet zijn. Gissen doet veelal missen. Zij, die niet begrijpen waar en wanneer de innerlijke losmaking plaatsvindt, overtuig ik niet. Anderen, die het aanvoelden en aanvoelen, hebben mijn uiteenzetting niet nodig, maar leggen 't neer waar het behoort: voor Gods aangezicht. Daar is de beslissing ook gevallen en heb ik de verantwoording aan de Heere mogen teruggeven.'
Op zondag 24 januari 1965 mocht hij in de Nieuwe Kerk het Heilig Avondmaal bedienen. Op maandag 1 februari 1965 werd ds. Boer opgenomen in het ziekenhuis te Leiden voor een eerder in het vooruitzicht gestelde operatie van zeer ingrijpende aard. De operatie vond op 5 februari plaats - die geslaagd mocht heten - en op zaterdag 20 februari mocht hij het ziekenhuis verlaten. Vóór zijn afscheid op 20 juni 1965 mocht hij zelfs reeds enkele keren preken! In oktober 1968 herdacht ds. Boer liet feit dat hij 25 jaar in het ambt mocht staan. Op een samenkomst te Katwijk aan Zee op 25 oktober 1968 werd door hem een dankwoord uitgesproken. Dit dankwoord werd in uitgebreider vorm gepubliceerd (mét een tweetal herdenkingspreken) onder de titel EBEN-HAËZER, Bout & Zonen - Huizen.
Ds, Boer vertelt van de in 1964 genomen beslissing om van Huizen naar Katwijk aan Zee te gaan en van de operatie en van Gods weg met hem. Hij schrijft:

'Deze beslissing werd ten hevigste aangevochten van binnenuit en van buitenaf door een noodzakelijk gebleken operatie in het Academisch Ziekenhuis te Leiden. Gods wegen laten zich niet berekenen en overzien. In deze moeilijke weg gaf de Heere ondersteuning, onderwerping en overgave.
Hij gaf de chirurgen de wijsheid een levensgevaarlijke bedreiging weg te nemen. Hij ging met mij langs de grens van de dood, maar Zijn stok en Zijn staf ondersteunden mij. Hij gaf mij lering en bestraffing. Hij opende het oog en oor voor de tranen van Christus, die Hij schreide en schreit over het Jeruzalem van die dagen en onze dagen. Nog nooit heb ik de smart over het verval van de kerk dieper gelezen dan in de ogen van Christus. Het waren tranen waarin Zijn oneindige liefde te lezen stond. Nergens heb ik groter afstand gezien tussen 'het kerkelijk bedrijf', waarin toen in het bijzonder het leerstuk van de verzoening in het geding was en de levende Christus, die op allerlei wijze gesmaad wordt. De gemeenschap der heiligen is nooit zo werkelijk geweest als voor en na de operatie. God gaf velen gebed en Hij heeft deze wonderlijk verhoord. Bij de laatste Avondmaalsviering voor de operatie in Huizen heb ik gemeenschap mogen hebben met velen uit de triomferende kerk, die bijna lijfelijk tegenwoordig waren. Er was een wolk der getuigen om mij heen. Met velen in en buiten de Hervormde Kerk was en ben ik verbonden in de Geest.' Blz. 33-34.

Ds. P. de Vries
Ds. P. de Vries (1956), Hervormd predikant te Elspeet, preekte op zondag 11 april 1999 in Schoonrewoerd. Hij schrijft daarover in zijn wijkbericht in de Hervormde Kerkbode - Weekblad voor de Nederland se Hervormde Kerk op de Veluwe - van 16 april 1999.
Hij memoreert dat de Heere daar een bijzondere opening gaf in het spreken.

'Ik mocht onder het preken inblikken in het Borgwerk van Christus en zo de zaligheid van allen die Gods Naam ootmoedig vrezen uitstallen. Zo kwart-voor-acht moest ik echt mijn preek besluiten. Niet omdat ik geen stof meer had tot preken, maar omdat ik overweldigd werd door de liefde van Christus. [...] Afgelopen zondagavond mocht ik ook iets gevoelen van de gemeenschap met de triomferende kerk in de hemel. [...].'

Ten besluite enkele opmerkingen:
- Wat verstaan we onder 'gemeenschap'? Een christologische gemeenschap of een communicerende? Het onderscheid is niet gradueel, maar principieel - dunkt mij.
- We constateerden dat 'theologenland' in het algemeen in feite (zeer) terughoudend, zo niet geheel afwijzend staat ten aanzien van de mogelijkheid tot het hebben van persoonlijk contact tussen leden van Gods Kerk hier op de aarde en hen in de hemel.
Bij de rooms-katholiek geworden dr. Newman is er sprake van een sacramentele gemeenschap: het Heilig Avondmaal vormt voor hem het culminatiepunt. En dat permanent.
Ds. Van Reenen acht contact in de communicerende betekenis van het woord eenvoudigweg reëel en ook nog geen uitzondering - immers, 'dat zijn onze slechtste uurtjes niet, volk!'
Karl Barth geeft aan de betrokkenheid van de engelen terzake geen plaats. Iemand als prof. dr. G. van der Leeuw (1890-1950) stelt evenwel: 'De gemeenschap der heiligen begint met de engelen. Wij zijn het ontwend de engelen als realiteit te beschouwen. Wij zien ze als schone symbolen, als mythische figuren, als sprookjeswezens.  Een Newman echter leefde met de engelen Gods, wier aangezichten hem omgaven.' Aangehaald uit De onrust der mensheid - Carillonreeks nr. 9 - , 1960, blz. 92-97 » blz. 95.
Als literatuur verwijs ik nog naar De gemeenschap der heiligen van dr. J. van Genderen in de reeks 'Apeldoornse studies' - nr. 22, 1986 - , § 'De verbondenheid met de triomferende kerk', blz. 50- 52.
- We merkten dat de ervaringen met weliswaar zekere visionaire, althans visuele aspecten, bepaaldelijk diep bevindelijk van aard waren - en uit dien hoofde existentieel; van een 'gesprek' c.q. 'gesprekken' wordt althans niet gerept (of is Van Drimmelen een uitzondering?) Wat men heeft wedervaren acht ik niet te duiden als 'mystieke vervoering(en)'.
- Men lette erop dat ds. Boer spreekt van het 'bijna lijfelijk' tegenwoordig zijn van velen uit de triomferende kerk.
- J. van Dam, zegt in zijn Komt, luister toe II - uit het leven van het oude volk - , na een ervaring van landbouwer G. van Ledden te Maurik te hebben verhaald en te hebben herinnerd aan bijv. Mientje Vrijdag: 'Vele godzaligen hadden gemeenschap met de triomferende Kerk [...], doch de vraag rijst wellicht, of dit dan zover kan gaan, dat de gezaligden ook van hun zijde iets beduiden aan degenen, die nog op aarde in de strijdende Kerk zijn.' Uitg. De Palmboom, St. Philipsland -1981-, blz. 100.
Voor de beantwoording van de door hem opgeworpen vraag, verwijst hij naar het werkje van Duijzer. En Duijzer op zijn beurt verwijst door naar het boek van Van Drimmelen, die dr. Owen aanhaalt en welke uiteenzetting Duijzer - bijna helemaal - overneemt (wel enigszins gemoderniseerd). Duijzer zelf verwijst nog naar Calvijn.
Als Van Drimmelen zich op Owen beroept, plaatst hij enkele zinnen tussen aanhalingstekens. Dit 'citaat' is evenwel niet woordelijk terug te vinden, zodat ik deze aanhaling als een parafrase, beschouw. Ik kan overigens niet inzien dat het beroep op Owen terecht is » a.w., blz. 154-155.
Als Duijzer zich ook beroept op de Institutie van Calvijn, noemt hij echter geen vindplaats. Ondanks een nauwkeurige zoektocht heb ik hetgeen Duijzer bedoelt, niet kunnen vinden. Ik kan trouwens uit de weergave zoals Duijzer deze geeft niet inzien dat het beroep op Calvijn terecht is » a.w., blz. 157-158.
- We stellen vast dat in de benadering van het onderhavige onderwerp; het Schriftwoord uit Hebreeën 12: 22-24 van belang is. We vonden bij menigeen de verwijzing naar deze teksten. (Aan de omstandigheid dat dr. Owen, Van der Kemp en dr. d'Outrein de apostel Paulus als schrijver van deze brief aanmerken, kan nu voorbij worden gegaan).
- De verwijzing naar Hebreeën 12: 22-24 vraagt - naar 't mij toeschijnt - onderhand om een zorgvuldige exegese van dit bepaald niet eenvoudige Schriftwoord.
- De heer Duijzer, ouderling van de Gereformeerde Gemeente te Brakel, schrijft - héél pastoraal - , 'dat niet alle kinderen des Heeren in dit stuk oefening krijgen. Daarom heeft Moeder deze ontmoeting niet aan iedereen verteld.' a.w. blz. 158.

Bij deze notities wil ik het laten.
Wie nu toch echt op een slotconclusie wacht, moge zich teleurgesteld gevoelen, maar de opzet van deze verzameling citaten is slechts de lezer(es) mee te laten lezen en zó mee te laten denken.

Putten                 K. A. Gort

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Ik geloof... De gemeenschap der heiligen (7, slot)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's