Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zoete inval van Adrie van Dijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zoete inval van Adrie van Dijk

"Je rolt van het ene koppeltie in het andere"

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Binnenkort viert Adrie van Dijk een opmerkelijk jubileum. Ze hoopt dan te gedenken dat ze 35 jaar geleden kamers ging verhuren. In haar vervallen boerderijtje aan de voet van de Grebbeberg legden jonge Wageningse studenten het fundament voor hun carrière. Aart Jongebreur bracht het zelfs tot hoogleraar. „Ja, d'r waren knappe koppen bij", zegt Adrie. Door alle drukte is ze de achterliggende jaren aan huishoudelijk werk nauwelijks toe gekomen. Maar dat geeft niet.Als het maar gezellig is.

Een mooier plekje is nauwelijks te vinden. Aan de voet van de Grebbeberg, in de luwte van een schilderachtig dijkje, niet ver van natuurreservaat De Blauwe Kamer. Het was de lokatie en de vrijheid waar tientallen Wageningse studenten voor vielen. Ze transporteerden hun schamele huisraad naar het boerderijtje van Van Dijk. Eén verdween in het opperkamertje, twee medestudenten enkele treden lager in de overige kamers op de begane grond van het voorhuis. Op de zolder konden er ook nog twee terecht. Hoog zijn de kamers geen van alle. En de plafonds hangen vervaarlijk door. Maar dat mag in een huis van 175 jaar. De bovenverdieping is bereikbaar langs een steile leer in het hart van de boerderij, waar je zo tegen de met rag beklede gebinten aankijkt. Ondanks haar zeventig jaar beklimt de boerin rap de smalle sporten. Halverwege de ladder hebben we uitzicht op een platje, waar overtollig huisraad wordt gedumpt. Welke ruimte eronder hgt is duister, want de interne architectuur van de hoeve is onnavolgbaar. En het verval woekert voort. „We doen het ermee, want we zijn maar hele simpele zieltjes", lacht Adrie, „maar 't is gewoon versleten, het huis."

Vloerbelegging
Bovenaan de leer is de chaos compleet. In het halfduister volg ik de bejaarde boerin over brokken hout en glas. In de antieke deur van het linker kamertje verschijnt het verschrikte hoofd van Ben de smid, sinds vier jaar huisgenoot van de Van Dijken. Aanvankelijk had hij een kamertje op de begane grond, maar dat is door Wim van Dijk in bezit genomen. Nu heeft hij het hogerop gezocht, onder de balken. In de hoek van het hokje staat een kunststof zwaan, naast de deur een plastic krat vol geitewoUen sokken. Het kamertje ertegenover is leeg. Zelfs de vloerbedekking is verdwenen. De vloer buigt door als een hangmat, maar de kans dat je erdoor zakt is volgens de huisbazin minimaal. In het midden van het verveloze vertrek met z'n bladderende muren ligt een matras. Erop wat dekens en twee stukken tapijt. „Hier slaapt Henkie wel 's", zegt Adrie. „Da's een Javaanse jongen, een soort pleegkind van ons. Maar 'k wist niet dat 't hier zo kaal was. Waar zou ik eens wat vloerbelegging vandaan kunnen halen?" > „Ik weet wel een adresje", zegt Ben. „Dan moet jij hier maar 's een stukkie vloerbelegging neerleggen voor Henkie", vindt Adrie. ,Ja, maar 't is niet gratis", weert de smid af. „O", reageert Adrie verbaasd, „ik meende dat je 't voor niks kon krijgen."

Glad op
Door haar huwelijk met de in '87 overleden Willem van Dijk verhuisde ze in '51 van Groot-Ammers naar het boerenspuUetje aan de Grebbeberg. Haar vader had een smederij aan de Lekdijk. Moeder Van Zessen was een bekende vrouw in gezelschapskringen. „Toen ik een jaar of acht was, is ze tot verandering gekomen. In diezelfde tijd is ze heel lang ziek geweest. Verval van krachten, zoals ze dat vroeger noemden. Dominee Blaak kwam vaak bij ons. En Pleun Klein. Eén keer per jaar hadden we een gezelschapsdag. Dan zat het hele huis vol, om te spreken over de gangen en wegen van Gods volk. Pleun had dan de leiding. Dat was het hoogtepunt van 't jaar. Kostelijk. Daar heb ik soms nog zo'n heimwee naar. Eenvoudige mensen waren dat. Nou ben ik van de Gereformeerde gemeente. Gisteren hadden we nog een verkoping van de zendingskrans, maar daar ben ik niet naartoe geweest, want ik heb geen geld op 't ogenblik, 't Is glad op. Dat kun je zo hebben he. Je moet belasting betalen, de gemeente komt met een grote brief over graflasten... Ik ben nooit zo geldachtig geweest, maar eigenlijk is dat niks gedaan, want ineens is alles op. Dat heb je met die cheques. Patiëntenbond, Zondagsrust, Vereniging tegen 't vloeken, ik weet warempel niet waar ik allemaal aan geef Stapels van die kaartjes. De een luist me hierin, de andere daarin. En dat geeft allemaal niet, ik doe 't met liefde, maar soms denk ik wel: nou mot ik toch even opletten."

Domineën
In '59 kreeg ze haar eerste kamerbewoners, voor wie het voorhuis werd vrijgemaakt. Wie niet te vies uitgevallen was, vond aan de Afweg een uniek adres. Als er een ging, stond de volgende alweer gereed. Meest studenten die zichzelf konden bedruipen, zo nu en dan een kostganger. „We hebben het heel merakel getroffen", vindt Adrie. „Vooral in het begin waren het nog een beetje kerkelijke jongens ook. Boerenjongens. Zeker in die tijd konden we het geld goed gebruiken. Maar dat is voor ons nooit het enige geweest. We wilden ze ook een thuis geven. Ze kwamen hier vaak koffie drinken. En 's avonds zaten we nogal 's een potje te domineën, ofte dammen. Dat kon m'n man geweldig. Hij was een broer van de bekende dammer Geert van Dijk. De ouders van die jongens vonden dat ook fijn. Want je weet hoe dat gaat met studenten, als ze in verkeerde kringen terechtkomen gaat het heel hard. Zo rol je van het ene koppeltie in het andere. Heel gezellig. Maar de laatste jaren is het wat veranderd. De studenten zijn niet meer als vroeger. Ze willen meer luxe en die moet je hier niet zoeken. Daar is het huis niet naar. We hebben een douche, maar dat is een heel primitief ding. En ze moeten nu ook veel sneller met de studie klaar zijn. Vroeger hadden we er geregeld die een jaar of acht bleven. Dat is voorbij."

Heimwee
Hoeveel kamerbewoners ze gehad heeft, weet ze niet meer. In ieder geval vele tientallen. „Dat gaat vlug hoor. De een kan z'n studie niet halen, een volgende gaat trouwen, we hebben er een gehad uit Lage Zwaluwe die heimwee had... Sprangers, een hele beste vent, maar hij moest naar huis. Die mensen komen hier nóg. Roomse mensen, maar ontzettend hartelijk. Ik ben er ook al een keer of drie geweest, in dat Lage Zwaluwe. Anderen stelden hun vertrek juist zo lang mogelijk uit. Kees Bos heeft hier vijftien jaar op kamers gezeten. In het begin als student. Dat hield-ie niet vol. Toen is-ie maar blijven hangen. Dan werkte hij hier, dan daar. En tussendoor hielp-ie Wim op de boerderij. Maar nou heeftie een vrouw en een kind en dan is de pret afgelopen. Nou mot er gewerkt worden."

Paaseitjes
Hoewel de laatste student in januari vertrokken is, zijn de banden met veel oud-bewoners niet doorgesneden. „Zaterdagmiddag kwam er nog een jongen die hier tien jaar heeft gewoond. Daar doen we mee slachten. Want eens in 't jaar slachten we een koe, met z'n vieren, 't Is net weer achter de rug. Dit jaar hebben we een Piemontees genomen. Ontzettend goed vlees. Zo koop je het in de winkel niet. Bijna allemaal biefstuk. D'r heb hier ook nog een stel in een caravan gewoond. Met een poes en een hond. En 't was er toch een van Wijsmulier hoor, dat sleepbedrijf Maar hij vond het hier geweldig. Nou woont-ie in Bennekom. Ik had er gisteren naartoe gemoeten, maar daar is niet van gekomen. En pas is er weer een meisje afgestudeerd. Daar ben ik 's middags even geweest. Zo is er elke dag wel wat. Met dat meisje had ik eigenlijk nog een dagje uit gemoeten. Paaseitjes ronddelen. Maar daar kwam niks van. We moesten slachten, dien dag. We kregen de koe thuis. Dan kun je natuurlijk niet weg."

Henkie
Henkie, een zwakbegaafde Javaan uit gezinsvervangend tehuis "De Kastanje", is de trouwste bezoeker van het boerderijtje aan de Afweg. „Die meiden van dat huis kwamen hier wel eens aan en vertelden me van die jongen. Hij deed alles wat verboden was. Stelen, drinken, knoeien met geld... Ik zeg: laat 'm hier maar eens komen. Dat is gebeurd en 't kind is van meet af aan opgeknapt, 't Loopt als een spoortrein. Al z'n vrije dagen is-ie hier. Tweede Paasdag zijn we nog een endje met hem wezen rijden, naar tante Dick in Schelluinen. Daar hebben we met mekaar een grote salade opgegeten, heel gezellig, 't Is altijd gezellig, bij tante Dick. Gek he, dit huis heeft op > de een of andere manier een rare aantrekkingskracht. Als mensen een lekke band hebben, komen ze hiernaartoe. En een poosje terug liep er ineens een vreemd kereltje over het erf. Toen-ie al een paar keer geweest was, hebben we maar 's naar z'n naam gevraagd. Evert, heet-ie. Evert de Bruin. Vanmorgen kwam-ie klompen en een stofjas brengen, want ze moeder had gezegd: je wordt veuls te smerig op die boerderij. Echt zo'n stadsjochie uit Wageningen, van een jaar of dertien. Een ontzettend leuk vent

Huspot
In een aanhangsel achter de boerderij is zoon Cor aan het klussen met elektronica. Wim loopt bij de varkens. Als hij tijd heeft, moet hij het door Ben verlaten kamertje wat opknappen. Om de administratie van al z'n verenigingswerk op te kunnen bergen. „D'r moet nodig 's gewerkt worden", zucht z'n moeder, terwijl ze de puinhoop overziet. „Maar ja, wie gaat dat doen? Ik ben ook de jongste niet meer. En m'n hoofd is niet goed. Dat had m'n moeder ook. Te dik bloed, weet je wel. Daar wordt m'n hoofd soms zo zwaar van. Hoe noemen ze dat tegenwoordig ook, cholesterol en al dat moderne gedoe meer. Ik moet echt 's naar de dokter, als ik tijd heb." Vanuit de keuken dampt de geur van vlees en gebakken uien ons tegemoet. Het aanrecht staat vol met ongewassen vaatwerk, potten gestolde jus, etensresten en onduidelijk glaswerk. De keukentafel is een stilleven van wortelschillen, half afgepelde eieren en een waterketel op een sokkel van wel twintig onderzetters, „'k Heb het de achterliggende weken zo druk gehad, dat ik bijna nergens aan toe gekomen ben", zegt Adrie. „'t Is hier elke dag een zoete inval. Altijd geweest. Hoepel nou allemaal 's op, zei vader soms. Maar alles bleef gewoon zitten. En zo gaat het nóg. Twee weken geleden wou ik al huspot eten en er is nog steeds niet van gekomen. Maar nou ben ik lekker uien aan het bakken en geen mens die ze meer van 't vuur krijgt. Vandaag eten we huspot."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1994

Terdege | 68 Pagina's

De zoete inval van Adrie van Dijk

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1994

Terdege | 68 Pagina's