‘Die treffelijke edellieden’
Ds. Wilhelmus Eversdyk (1653-1729) schreef een Voorwoord in het boekje ”Des Heeren lof verkondigd uit den mond der kinderen of vijfentwintig zonderlinge voorbeelden” (gebruikt is de negende druk uit 1757). Het negende voorbeeld gaat over ‘een zoontje, oud negen jaren, in Engeland’. Een klein, arm, vuil en stinkend jongetje dat bedelend langs de huizen ging.
‘Het et behaagde God in het hart van een ‘vrome man een groot mededogen en teerheid tot dit arme kind te verwekken, zodat hij hem in liefde van de straat afnam, daar zijn ouders onbekend waren. (…) Beogend Gods eer en het goede van de onsterfelijke ziel van dit ellendig schepsel, zo nam hij het kind voor zijn eigen aan met het voornemen om het op te brengen voor de Heere Jezus’.
Het kereltje was door zijn straatleven en omgang met andere jonge bedelaars uitzonderlijk ruw en goddeloos. Hij was grof in de mond, zwoer en vloekte, ‘deed bijna alle boosheid en wat betreft de kennis van God was hij erger dan een heiden’. Maar de Heere zegende het onderwijs dat hij uit Gods Woord ontving en het duurde niet lang of er werd een ‘verbazingwekkende verandering in het kind gezien (…) en scheen hij een ander schepsel’.
Vrije en rijke genade
Deze verandering was niet alleen uitwendig, want hij ging ook veel in het verborgene, wenend en treurend over zijn vorig goddeloos leven. Ontroerend is te lezen hoe de Heere in het hart van dit kind doorwerkte, in het bijzonder ook toen het door de pest op bed kwam te liggen. Dikwijls schreide en klaagde hij over zijn grote zonden en over zijn verloren en ellendige staat. Steeds biddend met veel tranen. ‘Dat Christus gewillig zou zijn om voor zo’n snood schepsel als hij was te sterven, vond hij één van de zwaarste dingen in de wereld om te geloven’.
Totdat de Heere het behaagde het Evangelie voor zijn hart te openen, onder meer met de belofte: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven’ (Matth. 11:28). ‘Toen was deze arme jongen zeer verwonderd en loofde God. Hij verhoogde zeer de vrije en rijke genade die zich over hem ontfermde en hem vergaf. Ten slotte was hij zo vol verwondering en lof over God dat (…) het huis een kleine hemel was’.
Een gezicht van engelen
Daarna maakte de Heere de genade zeer overvloedig, zodat het jongetje vurig bad dat hij mocht gewassen worden in Jezus’ bloed en dat de Koning der koningen hem al zijn zonden zou willen vergeven en zijn ziel zou willen opnemen in Zijn Koninkrijk. Wat hij sprak was met zoveel eerbied en vurigheid van de Geest, dat het de toehoorders met ontzetting en vreugde vervulde. Bij alle strijd en vrees, werd hij ook zeer bemoedigd. Onder meer als volgt: ‘Woensdag voordat hij stierf, lag het kind gedurende ongeveer een halfuur alsof het in een vertrekking van zinnen was, in welke tijd hij dacht dat hij een gezicht van engelen zag. Als hij daar uit kwam, was hij wat ontsteld en vroeg de vrouw die bij hem was waarom zij hem niet liet gaan. Waar naar toe?, zei ze. Wel, zei hij, met de treffelijke edellieden; zij zeiden dat zij mij zouden komen weghalen, ondanks u allen, op toekomende vrijdag. Vaak herhaalde hij die woorden: Op toekomende vrijdag zullen die treffelijke edellieden om mij komen’.
De donderdag voordat hij stierf, week alle vrees door zijn grote blijdschap in Christus. ‘Hij gaf een soort sprong op zijn bed met overvloed van vreugde. (…) Van die tijd en vervolgens bleef hij in volle blijdschap en verzekering van Gods liefde, nadrukkelijk God prijzende, met begeerte om te sterven en met Christus te zijn. Op vrijdagmorgen ging hij blijmoedig naar de rust, gebruikend die gepaste uitdrukking: ‘In Uw handen, Heere, beveel ik mijn geest’. Hij stierf op de tijd waarvan hij gesproken had en waarin hij die engelen verwachtte die tot hem zouden komen. Hij was iets meer dan negen jaar oud toen hij stierf’.
De jongen noemde de engelen ‘voortreffelijke edellieden’. Een treffende, kinderlijke en gepaste uitdrukking! Ongetwijfeld hadden de engelen die in het gezicht tot hem waren gekomen hemelse majesteit en glans. Hij noemt ze niet alleen ‘edellieden’ - vanwege hun kleding - maar ook (als in overtreffende trap) ‘voortreffelijk’.
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 2021
De Saambinder | 20 Pagina's