Naald en draad
Hoe zit het toch met berouw en vergeving? Is berouw wel nodig? We hebben toch de beloften. Hoe durven sommige dominees te preken dat berouw nodig is. Dan werp je blokkades op in het komen tot Jezus.
Dit soort opmerkingen kun je nogal eens tegenkomen op christelijke digitale platforms. Vreemd genoeg is berouw in het intermenselijke verkeer helemaal niet zo problematisch. Een vrouw zal haar ontrouwe man pas willen terugzien als hij écht berouw toont. Verzet ont- staat pas als het gaat over de noodzaak van berouw voor Gód. Dan steigert men. Toch is het Bijbels onmisbaar in de weg naar vergeving. ‘Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den HEERE; en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde (Ps. 32:5).
In vier artikelen willen we nagaan hoe Luther sprak over berouw en vergeving. In de roomse kerk kon je berouw afkopen met een aflaat. Luther vond dat verschrikkelijk. Daarom begon hij zijn 95 stellingen aan de slotkapel van Wittenberg met de noodzaak van oprecht berouw. Stelling 1: ‘Toen onze Heere en Meester Jezus Christus sprak: Bekeert u, wilde Hij dat het hele leven van Zijn gelovigen op aarde uit een gedurig berouw bestaat’.
We willen aandachtig luisteren naar deze grote reformator, wat hij over berouw en vergeving zegt.
De mens achter het boek
Luther heeft 30 jaar van zijn leven gewoond in Wittenberg, de hoofdstad van het keurvorstendom Saksen. De stad had 400 meest houten huizen en 1500 inwoners. Deze kleine stad was het regerings- centrum van de keurvorst Frederik III († 1525).
In 1531 begon Luther aan een uitvoerige collegeserie over de Galatenbrief. In 1535 gaf hij deze lessen uit in boekvorm. Luther noemde de Galatenbrief zijn ‘Käthe von Bora’, zijn geliefde brief.
Diep door Luthers theologie loopt de rode draad van het staan van de zondaar tegenover de heilige en rechtvaardige God. Luther wilde zo ‘bevindelijk’ spreken, omdat hij de roomse scholastieke theo- logie veel te afstandelijk vond met haar begrippen en speculaties. Volgens Luther kunnen wij niet over God spreken zonder zelf te beseffen hoe wij voor Hem staan. Dit persoonlijke accent maakt Luthers theologie zo uitermate levendig.
Roomse achtergrond
Voor het zielsbehoud was in de roomse Middeleeuwen de Doop erg belangrijk. In de Doop ontvangt het kind een geestelijk vermogen om daarmee de zaligheid door oefening te bereiken. Deze opvatting is wel vergeleken met een talent voor schaken. Een kind heeft vanaf zijn jeugd een talent voor schaken, maar het kind moet wel oefenen om te winnen. Zo krijgt een gedoopt kind een geestelijk talent om de zaligheid door oefening te bereiken. Het zwakke punt van dit roomse gedachtenspinsel is dat de zondaar altijd in twijfel blijft. Je kunt er immers nooit helemaal zeker van zijn of je wel voldoende geoefend hebt. Met name als het gaat over de liefde tot God, kwam Luther in grote vertwijfeling. Heeft mijn hart de Heere wel echt lief? Heb ik wel echt gebeden? Dan kon Luther wanhopig worden.
Wet als tuchtmeester
Maar hoe ontvangt een zondaar dan deze vergeving in Christus? Luther is daar in zijn uitleg van de Galatenbrief erg helder over. Bij de roomsen moest je de wet stipt proberen te houden om zalig te worden. Bij Luther schiet de wet ten enenmale te kort voor ons behoud. De wet eist alleen en veroordeelt de zondaar. In deze nood kan alleen het Evangelie helpen. Het Evangelie schenkt uit vrije genade. Eigenlijk is hiermee het belangrijkste gezegd. De wet maakt plaats voor het Evangelie, zoals een naald plaats maakt voor de draad. ‘Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus’ (Gal. 3:24).
Hierover schrijft Luther steeds weer in klare taal. Ik citeer een enkele zin bij zijn uitleg van Galaten 3:19. ‘Daarom moet God die hamer gebruiken, namelijk de wet, die dat beest met zijn ijdel zelfvertrouwen, waanwijsheid, eigengerechtigheid vermor- zelt, verbrijzelt, en totaal vernietigt; opdat zij eindelijk eens tot haar eigen ondergang leert dat zij verloren en verdoemd is. En daar dan, wanneer de consciëntie zó door de wet verschrikt is, heeft de leer des Evangelies en der genade haar plaats, die wederom opricht en vertroost, door te zeggen dat Christus in de wereld gekomen is, niet om een gekrookt riet te verbreken’. Om zalig te worden, moeten we niet proberen met de wet omhoog te klaute- ren, maar er geheel onder buigen, en beamen dat God recht is in al Zijn weg en werk. Alleen zo komt er plaats voor Christus en Zijn gerechtigheid.
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 2021
De Saambinder | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 2021
De Saambinder | 20 Pagina's