De heilige oorlog (101)

Het antwoord van Diábolus

Diábolus stelt een brief op, waarin hij antwoordt op de brief die Onheilig heeft gebracht. Dit antwoord wordt door dezelfde bode, de heer Onheilig, naar de volgelingen van Diábolus in Mensziel gebracht. Dit is de inhoud:

‘Aan onze familieleden, de edele en machtige Diábolonisten die nog in Mensziel wonen,

Diábolus, de grote prins van Mensziel, wenst dat de vele dappere plannen, complotten en voornemens waaruit uw hartelijke liefde en eerbied voor ons blijken, een voorspoedig resultaat hebben.

Geliefde kinderen en volgelingen, mijn vrienden Ontucht, Overspel en alle anderen, we hebben hier in ons naargeestig hol uw verblijdende brief ontvangen. Deze brief, gebracht door Onheilig, bezorgde ons de hoogste vreugde en is tot groot genoegen. Om te laten horen hoe welkom de inhoud van de brief was, hebben we de klokken met vreugde laten luiden. Toen we begrepen dat we toch nog vrienden hebben in Mensziel die onze eer zoeken en zich willen wreken met de ondergang van de stad, steeg onze vreugde ten top. We zijn ook blij te horen dat de stad in een ontaarde toestand verkeert en dat de inwoners hun Prins hebben beledigd en Hij hen verlaten heeft. We zijn ook blij met hun ziekte en met uw gezondheid, macht en kracht.

We zullen verheugd en bijzonder opgetogen zijn als we deze stad weer in onze klauwen krijgen. U hebt al moed getoond, en wij zullen ons vernuft, onze sluwheid, onze listigheid en duivelse ideeën volop inzetten om het gewenste resultaat te bereiken. Laat het voor u, onze nakomelingen die van dezelfde afkomst zijn als wij, tot troost zijn dat we opnieuw een verrassende aanval zullen plegen en de stad innemen. We zullen proberen al uw vijanden met het zwaard te verslaan. Daarna zullen we u tot de leiders en kapiteins van de stad maken. U hoeft er niet bang voor te zijn dat als we de stad ooit weer in handen krijgen, we er daarna nog eens uit verjaagd worden. We zullen nu meer kracht bezitten en de stad in een sterkere greep hebben dan de eerste keer. Het is bovendien een wet van de Prins Die de stad nu regeert, dat de stad voor eeuwig in onze macht zal zijn als we haar voor de tweede keer in handen krijgen.

Trouwe Diábolonisten, steek uw neus nog meer in de zaken van de stad en probeer te bespioneren waarin de zwakte van de stad bestaat. We zouden graag zien dat u er zelf alles aan doet om de stad meer en meer te verzwakken. Stuur een bericht op welke manier u denkt dat we het beste kunnen proberen de stad te herwinnen. Moeten we hen overhalen tot een ijdel en losbandig leven? Moeten we hen brengen tot twijfel en wanhoop? Of moeten we de stad in de lucht laten springen door het buskruit van hoogmoed en verwaandheid?

Zorg er ook voor dat u als dappere Diábolonisten en echte kinderen van de hel ieder moment klaar staat om in de stad veel kabaal en geweld te gebruiken als wij op het punt staan de stad van buitenaf te bestormen. Haast u om uw plannen gereed te maken. Het is ons verlangen en de wens van de machtige Diábolus, de vijand van Mensziel, om de stad te krijgen. Dat moet snel gebeuren, ziende op het komende oordeel waarvoor mijn dienaren beven. We wensen u alle de zegeningen van de afgrond toe, en hiermee sluiten we onze brief af.

Gegeven bij de ingang van de hel, met unanieme toestemming van alle vorsten van de duisternis, om gestuurd te worden naar de duistere krachten en machten die er nog te vinden zijn, door de hand van Onheilig, op het bevel van mij, Diábolus.’

De brief wordt door Onheilig afgeven bij de Diábolonisten, die eerder een brief naar de afgrond hadden gestuurd.

De boodschap van satan

Bunyan heeft de wereld van de vorst van de duisternis leren kennen in zijn afschuwelijke werkelijkheid. Wat zal er door hem heengegaan zijn toen hij deze brief uit de hel aan het papier toevertrouwde?

Bunyan is niet de enige die woorden uit de hel heeft beschreven. Ds. L.G.C. Ledeboer (1808-1863), die ook een eenvoudig vragenboekje heeft geschreven voor kinderen, heeft het aangrijpende boekje ‘Roepstem voor ouderen en jongeren uit de gewesten der eeuwige rampzaligheid’ geschreven. C.S. Lewis (1898-1963) is bekend geworden door ‘Brieven uit de hel’, waarin hij een ervaren volgeling van satan brieven laat schrijven aan een nog onervaren dienaar, om deze te leren hoe hij mensen uit het Koninkrijk van God kan houden. Deze nog onervaren volgeling, Galsem genaamd, moet het als zijn belangrijkste taak zien zand in de ogen van zijn ‘patiënten’ te strooien.

Blijdschap over de ontaarde ziel

Er is vreugde in de hel als Gods kind in zijn levenswandel afwijkt van Gods Woord. Daarmee verlaagt hij zich en raakt ontaard. Zijn wandel is niet meer in de hemelen en hij lijkt geen burger meer te zijn van het Koninkrijk Gods. De toestand van de ziel wordt nog verergerd doordat Christus Zich teruggetrokken heeft. Dat alles weet de duivel, en hij beseft dat hij nu de gelegenheid moet waarnemen om de ziel weer geheel in zijn macht te krijgen.

De kans op meer macht

De satan heeft goed geluisterd toen Jezus op aarde was en de Zijnen gewaarschuwd heeft. En wanneer de onreine geest van den mens uitgegaan is, zo gaat hij door dorre plaatsen, zoekende rust, en vindt ze niet. Dan zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn huis, vanwaar ik uitgegaan ben; en komende vindt hij het ledig, met bezemen gekeerd, en versierd. Dan gaat hij heen en neemt met zich zeven andere geesten, bozer dan hij zelf, en ingegaan zijnde wonen zij aldaar; en het laatste van denzelven mens wordt erger dan het eerste. Alzo zal het ook met dit boos geslacht zijn (Matth. 12:43-45). Deze uitspraak geeft de duivel moed om hernieuwde pogingen te doen om de ziel verloren te laten gaan. Hij weet ook wat de apostel, die hij op zijn zeef heeft gehad, geschreven heeft: Want indien zij, nadat zij door de kennis van den Heere en Zaligmaker Jezus Christus de besmettingen der wereld ontvloden zijn, en in dezelve wederom ingewikkeld zijnde, van dezelve overwonnen worden, zo is hun het laatste erger geworden dan het eerste (2 Petr. 2:20).

Op zoek naar zwakke plekken

De satan weet dat ieder mens zijn zwakke plekken heeft. Als hij die kent, dan kan hij daar zijn aanvallen op richten. Bij de een zal hij toewerken naar een losbandig leven, een ander zal hij proberen aan het twijfelen en in de wanhoop te brengen, bij een derde zal hij inspelen op diens hoogmoed. De satan gaat niet lichtvaardig te werk. Dat deed Saul ook niet, toen de mannen uit de woestijn Zif hem vertelden dat David in de buurt verbleef. Zijn eigen valsheid vergetend verwijt hij David dat deze zich listig gedraagt. Toen zeide Saul: Gezegend zijt gijlieden den HEERE, dat gij u over mij ontfermd hebt. Gaat toch heen en bereidt de zaak nog meer, dat gij weet en beziet zijn plaats, waar zijn gang is, wie hem daar gezien heeft; want hij heeft tot mij gezegd, dat hij zeer listiglijk pleegt te handelen. Daarom, ziet toe en verneemt naar alle schuilplaatsen in dewelke hij schuilt; komt dan weder tot mij met vast bescheid, zo zal ik met ulieden gaan; en het zal geschieden, zo hij in het land is, zo zal ik hem naspeuren onder alle duizenden van Juda (1 Sam. 23:21-23).

Zegeningen

De satan verandert het goede in het kwade en het kwade in het goede. Vervloekingen zijn bij hem zegeningen, zegeningen zijn bij hem als vervloekingen.

De Heere beware ons voor de ‘zegeningen’ uit de afgrond en schenke Zijn hemelse zegeningen. De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig (Num. 6:25). Dat zal ook het gebed weer levendig doen worden: Laat Uw aangezicht over Uw knecht lichten; verlos mij door Uw goedertierenheid (Ps. 31:17).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen