Liefde die bedekt
Oorlogsarchief
Het archief over de Tweede Wereldoorlog is geopend. Dit was een van de meest opvallende zaken die kort na de jaarwisseling aandacht in de pers kreeg. Het RD van 2 januari spreekt over een ‘openbaarheidsdag’. Bijna tachtig jaar na het eindigen van de Tweede Wereld - oorlog, zijn dossiers van (vermoedelijke) oorlogsmisdadigers en collaborateurs (onder bepaalde voorwaarden) in te zien door elke burger van Nederland.
Enkele dagen later bleek dat een aantal dossiers geheel ten onrechte is geopend: er zijn soms uit jaloezie of onwetendheid valse beschuldigingen gedaan, die wél zijn onderzocht, maar die volledig ten onrechte bleken. Zulke namen horen niet op een speciale lijst te worden gepubliceerd. Die fouten zijn inmiddels hersteld. Het RD van 18 januari tilde de sluier op over enkele vooraanstaande voorgangers waarvan bleek dat ze een ingrijpend oorlogsverleden hadden.
Bij het lezen van de verschillende artikelen rees bij mij de vraag of het wel wenselijk is dat al deze dossiers geopend worden. Wat is de winst ervan? Wie heeft er voordeel van? Wat kunnen de gevolgen zijn? Hoe kijken we hier tegenaan in het licht van de Bijbel? Denk hierbij aan de tekst die in dit verband veel wordt aangehaald: Maar vooral hebt vurige liefde tot elkander; want de liefde zal menigte van zonden bedekken (1 Petr. 4:8). In dit artikel plaats ik allereerst deze tekst in zijn context. Vervolgens vragen we ons af hoe om te gaan met eigen zonden en met zonden van anderen. Aan het einde trekken we enkele conclusies.
Liefde die toedekt
De brief van Petrus is geschreven aan christenen die leefden in een totaal heidense omgeving. De leefwijze in die heidense omgeving loog er niet om. In 1 Petrus 4:3 lezen we: Want het is ons genoeg dat wij den voorgaanden tijd des levens der heidenen wil volbracht hebben, en gewandeld hebben in ontuchtigheden, begeerlijkheden, wijnzuiperijen, brasserijen, drinkerijen en gruwelijke afgoderijen. De meeste gemeenteleden hadden vroeger meegedaan met die uitspattingen. In het leven van de christenen vond echter bekering plaats. De levensstijl veranderde geheel. Men hoorde niet langer bij de grote, wereldse massa, maar de gemeenteleden vormden als kleine christelijke gemeente een minderheid.
Hoewel er steeds sprake is van kléine gemeentes, werd het levensgedrag van de christenen wel opgemerkt in de samenleving. Hun levensstijl was afwijkend van de levens stijl van de grote meerderheid van de bevolking. Echter, aan deze christenen werd weinig leefruimte gegeven om te leven naar de beginselen van Gods Woord. Onbekeerde Joden en heidenen vonden hun gedrag maar vreemd. Ze konden daar beslist geen begrip voor opbrengen. En dan openbaart zich een reactie die heel vaak zichtbaar is: men gaat vanwege het afwijkende gedrag kwáád spreken over de christenen en hun wandel. Waarin zij zich vreemd houden, als gij niet medeloopt tot dezelfde uitgieting der overdadigheid, en u lasteren (vers 4). Christenen worden belasterd. Petrus heeft daarvan gehoord. In zijn brief gaat hij op die situatie in, en houdt hij de gemeenten voor hoe zij hierop moeten reageren. Eerst plaatst hij de hele situatie in het licht van de eindtijd. En het einde aller dingen is nabij; zijt dan nuchter, en waakt in de gebeden (vers 7). De dag van afrekening is dichtbij. Op die dag zullen de heidenen en hun heidense leefwijzen openlijk veroordeeld worden. Ook over de smaad die de christenen is aangedaan, zullen de lasteraars rekenschap afleggen. Dewelke zullen rekenschap geven Dengene Die bereid staat om te oordelen de levenden en de doden (vers 5). Daarom hoeft al het onrecht dat de christenen wordt aangedaan, niet nadrukkelijk verdedigd te worden. Petrus roept de gemeente op om de laster die hen is aangedaan eerder te verdragen en te bedekken. Ja, zelfs te vergeven, de eigenlijke betekenis van het hier gebruikte woord ‘bedekken’. Direct daaraan gekoppeld geeft Petrus aanwijzingen voor de ónderlinge omgang bínnen de gemeente. Laat de kleine gemeente niet verteerd worden door kwaadspreken, lasteren of haat, dat als een gif door de gemeenten heen kan gaan. Als de houding van liefde al past ten opzichte van hen die búiten zijn, hoeveel te meer naar medeleden uit de gemeente: Maar vooral hebt vurige liefde tot elkander; want de liefde zal menigte van zonden bedekken (vers 8). De apostel valt daarbij onder meer terug op de Oudtestamentische wijsheidsleraar: Haat verwekt krakelen, maar de liefde dekt alle overtredingen toe (Spreuken 10:12).
Eigen zonden: niet bedekken
Over welke zonden wordt hier gezegd dat het goed is ze te bedekken? Dat zijn niet de éigen zonden. De Schrift is helder als het gaat over de omgang met onze eigen zonden. Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen (Spr. 28:13). Het gaat dan primair om de verborgen zonden. Verborgen zonden moeten alleen openbaar gemaakt worden ‘als de zaak zulks vereist’ (kantt. 31). We hebben hiervan indringende Bijbelse voorbeelden. David heeft over zijn eigen misdaden opgemerkt: Mijn zonde maakte ik U bekend en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den HEERE. En Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde. Sela (Psalm 32:5). Ook Petrus heeft zijn eigen zonden niet bedekt. Algemeen wordt aangenomen dat Petrus de eerste bron is geweest voor de evangelist Markus. Petrus heeft zijn eigen zonde tegenover Markus niet bedekt, maar eerlijk verteld. We kunnen dat lezen in Markus 14:27-31 en 66-72. Tegelijk is ook hier een begrenzing: de eigen zonden moeten alleen geopenbaard worden ‘als de zaak zulks vereist.’
De zonden van anderen: wel bedekken?
Over de zonden van anderen wordt in zijn algemeenheid door de kanttekening bij Spreuken 10:12 de aanwijzing gegeven om deze ‘te verdragen en niet uit te breiden’. Zodra wij de zonden van anderen openbaar maken, dreigt dat we zelf in de zonde van laster stappen. We hebben volgens Zondag 40 iemands schade zoveel als ons mogelijk is, af te keren. Zondag 42 maakt het nog concreter: “Dat ik mijns naasten nut, waar ik kan en mag, bevordere; met hem alzo handele, als ik wilde dat men met mij handelde.” Zondag 43 geeft een uitbreiding op het negen de gebod en is niet voor misverstand vat baar: “Geen achterklapper of lasteraar zij, niemand lichtelijk en onverhoord oordelen en helpen veroordelen.” Ook wordt er gesproken over het liefhebben van de waarheid, over oprecht spreken en belijden, en nog nadrukkelijker: “Mijns naasten eer en goed gerucht naar mijn vermogen voorstaan en bevorderen.” Deze toelichtingen zijn duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar, ook met het oog op de openbaarmaking van de oorlogsdossiers. Dat betekent anderzijds niet dat we de zonden goedkeuren. Als we iemand in zonden zien vallen, hebben we de plicht om diegene ‘vriendelijk te bestraffen’ (kanttekening bij Spr. 10:12). Het behoud van de zondaar dient altijd op de voorgrond te staan. Vanzelfsprekend betreft het hier ‘particuliere zonden’, dus persoonlijke zonden die geen openbare ergernis geven. De kanttekening bij Spreuken 10:12 geeft ook een uitzondering: “Zonden, die met een goede consciëntie mogen verzwegen worden.” Dat brengt tenslotte tot de vraag welke zonden níet verzwegen mogen worden? Daarmee komen we tegelijk tot de betekenis van deze Bijbelwoorden voor de praktijk.
Zonden die niet bedekt mogen worden
1. Als er binnen de gemeente leden zijn die een ergerlijke zonde hebben bedreven, zoals overspel, hebben we altijd te handelen overeenkomstig Matthéüs 18: Eerst de persoonlijke vermaning, dan de vermaning met een getuige en daarna de kerken-raad, en zo nodig de gehele gemeente. Dat is een werkwijze die gebaseerd is op Gods Woord. Dat kan dus niet in strijd zijn met de door ons behaalde Schriftplaatsen (1 Petrus 4:8, Spreuken 10:12) over het bedekken van de zonde. De hele opzet van de vermaningen uit Matthéüs 18 (die voor ons allen maatgevend is in kerkelijke tuchtzaken) is er juist op gericht om het kwaad verborgen te houden en de persoon in kwestie te beschermen. Wel is er een grens bij blijvende ongehoorzaamheid.
2. Er zijn zonden die op een heel ernstige manier schade hebben aangebracht bij de ander. Dat kúnnen zonden zijn, die in oorlogstijd zijn bedreven, waardoor levens zijn verwoest. Daar moeten we niet gering over denken. Wie zich enigszins verdiept in de gruwelen van de Holocaust weet dit. Hoe verschrikkelijk is het als Joodse landgenoten en hen die hen verborgen hielden, op lafhartige wijze om Judasloon aan de Duitsers werden verraden. Of deze zaken na vele jaren openbaar gemaakt moeten worden, kan per situatie verschillen. Zo verscheen onlangs het boek “Het verraad van de Jordaan”. Stephanie Biesheuvel geeft daarin een verslag van het verzwegen gruwelijke oorlogsverleden van het NSB-gezin van haar opa en oma. 1 Zij meende in het reine te moeten komen met het verzwegen verleden.
Heel ingrijpend is ook het collectieve zwijgen van een gemeenschap. Zo is er lange tijd alles aan gedaan om de misdaden die in Kamp Erika in de omgeving van Ommen-Hardenberg zijn verricht, te bedekken. Hester den Boer heeft pas in 2023 het gehele verhaal verteld. 2
3. Genuanceerder ligt het bij sommige (jonge) collaborateurs e.d., die in oorlogstijd daadwerkelijk aan de verkeerde kant stonden. Als het goed is, hebben deze personen van overheidswege hun straf gekregen. We willen op een eerlijke wijze de vraag opwerpen of het dan zinvol is om dergelijke zaken na táchtig jaar openbaar te maken voor een hele bevolkingsgroep. Wie of wat wordt hier nu echt mee gediend? Wie heeft hier nu echt baat bij?
Schrijvers van boeken en medewerkers van kranten en tijdschriften dienen zich altijd af te vragen of er gehandeld wordt in de geest der liefde. Wordt de consciëntie geweld aangedaan als deze zonden bedekt worden? Dat vergt voor elke schrijver eerlijk en nauwkeurig zelfonderzoek. Dat kan ook de reden zijn dat schrijvers of uitgevers vanuit een goed gemoed besluiten om zwarte bladzijden uit het leven van vooraanstaande personen in hun boeken of artikelen vrijwel voorbij te gaan. Ook dit lijkt me een zaak van iemands consciëntie. Daarbij mag en moet zeker betrokken worden of iemand later tot waarachtige bekering is gekomen, mogelijk Gods kerk in het ambt heeft gediend, etc. Eer we het weten doen we een kwaad werk door het aantasten van personen, wier schuld niet alleen door de aardse rechter is uitgedelgd, maar bovenal door de hemelse Rechter.
Ter afsluiting
David wist van zichzelf dat hij lichtelijk in het kwade kon vallen, ook in de aantasting van de eer en goede naam van zijn naaste. Daarom bad hij, en het zij maar steeds het gebed van ons allemaal: HEERE, zet een wacht voor mijn mond, behoed de deur mijner lippen (Psalm 141:3).
Noten
1. Stephanie Biesheuvel, Het verraad van de Jordaan, Amsterdam, 2024
2. Hester den Boer, Kamp Erika. Het oorlogsverhaal van mijn opa en het Nederlandse kamp dat verzwegen werd, Amsterdam, 2023
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's