Het Gebed
VI
Met de bede om het dagelijks brood zijn wij toegekomen aan het tweede gedeelte van de beden uit het Onze Vader. In de eerste drie beden stond de zaak van God centraal: Gods naam, Gods Koninkrijk, Gods wil. In de laatste drie gaat het om zaken, die de mens betreffen. En als eerste van de menselijke zaken komt dan het dagelijks brood ter sprake.
Het gewone brood heeft Jezus hiermee bedoeld, het hoofdvoedsel van de mensen in Palestina in Zijn dagen. Niemand van ons zal de gedachte hebben, dat we dat toch anders moeten opvatten: dat Jezus natuurlijk niet het aardse brood op het oog heeft gehad, maar veeleer het geestelijke brood. Toch zijn er veel leraars in de oude kerk geweest — kerkvaders — die het onwaardig vonden om aan gewoon brood te denken en het daarom lieten slaan op het avondmaalsbrood. Elke dag werd immers aanvankelijk het Avondmaal gevierd. Daarom zou Jezus op dit brood hebben gedoeld. Maar tegenwoordig is er vrijwel niemand meer, die het zó verstaan wil hebben. 73
Het lijdt geen twijfel, of Jezus leert ons hier te bidden om brood als het meest elementaire voedsel. Het brood is de samenvatting van alles wat we behoeven om te kunnen leven: voedsel, kleding en een dak boven ons hoofd. Het wordt hier in verband gebracht met God. Ook met het lichamelijke heeft Hij te maken. Het lichamelijke, het stoffelijke heeft niets minderwaardigs aan zich. Dat is iets wat juist in het Joods-christelijk denken opvalt: dat God de God is van de totale mens. En wij mogen met heel dit lichamelijke en met alles wat daarmee samenhangt in ons gebed naar Hem toe gaan: "Geef ons heden ons dagelijks brood". Toen Jezus dit zei, sprak Hij tot arme vissers, kleine boeren, huisvrouwen, kortom tot mensen die allen hard voor hun brood moesten werken en soms niet wisten hoe ze moesten rondkomen met het weinige dat zij hadden. "Geef ons heden ons dagelijks brood." Dagelijks
"Geef ons heden ons dagelijks brood." Dagelijks — de vertaling van dit woord staat niet helemaal vast. Het is een woord dat nog slechts op één plaats buiten het Onze Vader wordt gevonden zonder dat daaruit valt op te maken wat het precies betekent. Sommigen geven het dan ook weer met: genoegzaam, voldoende. Maar veel verschil levert dat in feite niet op. Bedoeld is, dat wij vragen om brood in de mate van behoefte: voldoende, dat wat wij voor één dag nodig hebben. We kunnen in dit verband denken aan wat er staat in Spreuken 30 : 8 en 9: "Geef mij armoede noch rijkdom, voed mij met het brood, mij toebedeeld; opdat ik, verzadigd zijnde, U niet verloochene en zegge: Wie is de HERE? noch ook, verarmd zijnde, stele en mij aan de naam van mijn God vergrijpe".
Jezus leert ons dus bidden om brood voor slechts één dag, voor de dag van heden. We hoeven niet de beschikking te hebben over een hele voorraad voor weken en maanden. Hij wil, dat wij zullen leven bij de dag. We zullen dan ook niet vragen om luxe. We zullen niet bidden: "Geef ons heden taart", maar: "Geef ons heden bróód". Alle overdaad van spijs en drank moet verre van ons blijven. Iemand die gelooft heeft genoeg, wanneer hij kan leven zonder gebrek te lijden. Dat is wellicht iets, waar wij in onze huidige maatschappij die nog altijd een welvaartsstaat is, behoorlijk moeite mee hebben. We willen veel méér dan ons dagelijks brood. Wij zijn hebzuchtige mensen geworden. Daarom is deze bede van het Onze Vader verre van eenvoudig.
Bovendien spreken wij daarin uit, dat wij ons voor ons bestaan van elke dag afhankelijk weten van de Vader in de hemel. Ook ons brood moeten wij van God ontvangen en verwachten. Voor veel mensen in onze tijd leeft dat niet meer zo. Zij menen, dat zij God buiten dit alles kunnen laten: "Heb ik niet zelf voor mijn brood gewerkt?" Maar wanneer wij hierover goed nadenken, bestaat er geen enkele reden om prat te gaan op eigen krachten en prestaties. Want van God is de aarde, het koren, de groeikracht van de natuur, de menselijke gezondheid, kracht en energie. In Psalm 104 lezen we: "Hij (God) doet het gras uitspruiten voor het vee, het groene kruid ter bewerking door de mens, brood uit de aarde voortbrengende . . . . Zij alle (alle schepselen) wachten op U, dat Gij hun spijze geeft te rechter tijd; geeft Gij hun die, zij zamelen op, opent Gij Uw hand, zij worden 74 met goed verzadigd; verbergt Gij Uw aangezicht, zij worden verdelgd, neemt Gij hun adem weg, zij sterven en keren weder tot hun stof" (vs 14, 27-29). Wie God buiten het dagelijks brood houdt, is dan ook hoogmoedig.
Ds. J. H. Sillevis Smitt staat in zijn boekje over het Onze Vader ook even nadrukkelijk stil bij het woordje "geef" en merkt dan op: "Dat wil zeggen: Ik zal niet vertrouwen op een vast salaris en op mijn goede positie. Ik zal het niet verwachten van een erfenis of van de gunst van mensen. Ik zal mijn vertrouwen niet zetten op een 'appeltje voor de dorst' of dat veilige pensioen. Ik zal ook niet bouwen op een goede gezondheid en niet vertrouwen op mijn verstand. Ik zal niet denken aan de spieren, en ik zal niet bogen op mijn ervaring. Ik zal niet naar rechts en niet naar links kijken en het verwachten van voorspraak of connectie. Geen naam en geen kruiwagen zal een rol spelen in mijn leven. Maar uit dit zwakke en diep afhankelijke leven zie ik alleen op tot U, die in de hemel woont. Van U zijn alle dingen, van U, o God alleen".
"Geef ons heden ons dagelijks brood." Ons — meervoud. Wij vragen niet: "Geef mij heden mijn dagelijks brood" — als ik het maar heb! Dat wil zeggen: het is een uitgesproken sociale bede. Jezus wil, dat wij in ons gebed (ook) denken aan elkaar, aan eikaars behoeften en zorgen. Het is alsof Hij ons wil leren: vergeet toch de anderen niet, als het gaat om uw levensonderhoud! Met dat woordje "ons" kijken wij verder dan naar ons eigen leven, ons eigen gezin, onze eigen stand, ons eigen volk. Mensen die honger en gebrek lijden komen in zicht. We kunnen feitelijk deze vierde bede van het Onze Vader niet zonder schroom op de lippen nemen, wanneer wij weten van anderen die niet hun dagelijks brood hebben. Ik geef toe: wij kunnen het vraagstuk van de nood in de Derde Wereld niet zomaar oplossen, maar wij mogen het ook niet laten liggen, zeker niet als gelovigen. We weten door de moderne communicatiemiddelen nu eenmaal, hoe het in andere delen van de wereld is sesteld met de voedsel-voorziening. En wij zullen al het mogelijke moeten doen om ook de mensen daar te laten delen in het dagelijks brood, dat voldoende aanwezig is in de wereld De aarde is nog steeds rijk en vruchtbaar genoeg om alle mensen die er nu leven, te voeden Het is enkel een kwestie van eerlijk verdelen. Ook al kunnen we als kerk dit heel gecompliceerde vraagstuk met uit de weg ruimen — wat we wel kunnen doen is telkens weer bidden of God, de Vader in de hemel, wil geven dat er mensen, gezagsinstanties, regeringen zullen zijn, die zich metterdaad voor dit "broodvraagstuk" zullen interesseren. En als wij hierom bidden, dan zullen wij ook zelf onze verantwoordelijkheid op dit punt dienen te beseffen. Ook van deze bede geldt, dat wanneer WIJ God om ons dagelijks brood vragen, dat ook iets betekent voor ons gedrag, namelijk offervaardigheid. Ik eindig dit artikel met neer te schrijven, wat dr J.
Ik eindig dit artikel met neer te schrijven, wat dr J. T. Nielsen in zijn commentaar op Mattheus opmerkt naar aanleiding van de vierde bede van het Onze Vader: "Deze bede maakt ons vrij — vrij ook van de "zorg" voor het eten: wij eten om te leven, en wij leven met om te eten. Dat geldt dagelijks — iedere dag is "heden". ledere dag dient deze bede daarom tot God te worden uitgesproken om ons iedere dag opnieuw de juiste houding in het leven te laten bepalen".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1990
Ecclesia | 8 Pagina's