De vrouw van Bertus Laanveld
(11)
„En je hebt toch zeker „neen" gezegd Sjouk?"
„Ik... ik heb „ja" gezegd" antwoordt öjouk bedremmeld.
Dan barst Lemaire in een lachbui los. En zijn vrouw lacht even hard mee.
„'t Is in orde, hoor, kind. Vader kletst maar wat. We hebben het al lang zien aankomen. Het verbaasde ons, dat Bertus nog niet gepraat heeft met jou. Je houdt van hem?"
Sjoukje knikt sprakeloos en zegt dan: „Bertus dacht: de zoon van een landarbeider..."
„Nu wat zou dat?" stuift Lemaire op, "Is hij daarom soms minder? Een ordentelijk gezin, dat van Jelle Laanveld. Niets op aan te merken. Op Bertus ook niet. Ieder vader mocht zo'n schoonzoon krijgen.,Jammer, dat hij niet meegekomen is. Konden we een glas op drinken. Dan maar, als je eens uit Den Haag komt overwaaien".
„'k Heb niks geen zin meer om naar Den Haag te gaan", zegt Sjouk.
„Ha, wat heeft zij het te pakken. moeder! Maar dat gaat toch door, Sjouk. Het is goed voor je. Zo eens in de maand kom je dan een paar dagen over. En Bertus kan jou ook weleens opzoeken. Dat bepraten we morgen wel. Wel, wel, die Bertus! Heb Ut in eens een goede opvolger in de zaak".
V.
De wereld gelukkig, stevent Bertus terug naar huis. Hij is daar door het dolle heen, zodat moeder verbaasd opkijkt. Jelle is al naar bed.
„Waarom ben je niet naar Arnhem gegaan?" vraagt zij. „Moest dat voor de zaak?"
„Dat kon ook morgen wel" antwoordt Bertus. „Ik had niet veel trek".
„Kom je dan nu van Lemaire af? Je bent laat".
„'t Is laat, zonder dat je er erg in hebt", meent Bertus die nog niet praten wil, alvorens zekerheid van de Lemaires te hebben. Htj heeft met Sjouk afgesproken, dat hij morgen met haar vader en moeder praten zal niet vermoedend, dat Sjouk de weg voor hem effenen zou. Daarvan heeft ze niets gezegd.
Piet komt binnen. Die is sinds zfln diensttijd nog forser en breder geworden, een kerel als een boom, veel groter dan zfln vader. Aan 'n meisje dacht hfl nog niet blijkbaar, althans ze merken er niets van. Het is heel wat waard, dat moeder Laanveld er zo'n jongen big heeft die voor zijn doen aardig wat inbrengt. Hij geeft alles af, wat Bertus vast niet doet, naar zij nu wel weet. Die verdient meer bij Lemaire dan hij zegt. Overigens hij betaalt behoorlijk, meer dan Piet verdient. Materieel is het niet minder geworden bij de Laanvelds. Alleen... Bertus moest niet zo onverschillig zijn. Er zijn zondagen, dat hij niet in de kerk komt de laatste tijd. „Ik ga naar bed", zegt Piet, Bertus
„Ik ga naar bed", zegt Piet, Bertus denkt er ook zo over. Dus stevenen de beide broers naar de zolder, waar zij nog steeds slapen.
,,Ik heb je wat te vertellen", zegt Bertus, terwijl zij zich ontkleden. „Maar spreek er met niemand nog over, want ik moet morgen eerst zekerheid hebben. Het komt wel in orde denk ik, maar je kunt toch niet weten..."
De toon, waarop hij spreekt, overtuigt Piet ervan, dat er iets bijzonders is dit keer. Bertus kan wel eens meer zwammen over onderwerpen, die Piet niet in het minst interesseren. Maar nu...
„Hc heb me vanavond verloofd".
„Hè", merkt Piet stom verwonderd op. „Ik wist niet, dat jiJ... Een meisje in Arnhem?"
„Neen, hier in het dorp. Met Sjouk..."
„Wat!" roept Piet.
„St, St. De muren hebben oren. 't Is zo Vanavond. Vóór zij naar Den Haag ging wilde ik zekerheid van haar hebben. Ik dacht het wel, we kennen mekaar al zp lang".
„Doe je dat om de zaak van Lemaire of om Sjouk?" vraagt Piet dan opeens heel scherp.
,,Om Sjouk. Ik houd al jaren van haar. Maar ik was bang: de zoon van een landarbeider en zij zijn toch gezeten burgers enfin ik zag er tegen op. Maar dat was helemaal verkeerd gezien We hebben ons verloofd. Morgen praat ik met Lemaire en dan hoor je er wel nader van".
„Lemaire zal geen bezwaar hebben. Hij is een eenvoudige vent en hij mag jou wel, dat weten we allemaal Maar het spijt me toch, dat het Sjouk is..."
„Wat heb jij tegen Sjouk?" vraagt Bertus, nijdig wordend. „Niets man. Zij is een lief meisje.
„Niets man. Zij is een lief meisje. Moeder mag haar ook graag. En vader ook wel. Maar... zij is ongelovig. Hoe kon je dat toch doen, Bert?"
„We houden veel van elkaar, dat is voldoende", meent Bertus, die nog niet zover heeft doorgedacht. Waarom zal hij dat doen ? De kerk heeft bij hem ook niet een centrale plaats. „Dat is niet voldoende. Jfl bent een
„Dat is niet voldoende. Jfl bent een gedoopte. Je moet straks belijdenis doen tenminste, als..."
„Wat, als...?" „Als je daar tenminste behoefte aan
„Als je daar tenminste behoefte aan hebt. Soms denk ik, dat het jou niet kan schelen. Maar dat is toch niet goed, Bertus. Jongen, jij moet beter weten".
„Ach, ga nou niet preken. Ik ben niet zoals jullie, dat is waar. Kan ik niet helpen, hoor. Sjouk is een lief meisje. We houden van elkaar en we hebben ons verloofd". Piet ziet wel in, dat met Bertus op dit
Piet ziet wel in, dat met Bertus op dit pimt niet te praten valt.
„Je feUcieert me niet eens", zegt Bertus iets later. Er klinkt spijt in zijn stem. Hij heeft met Piet gepraat, omdat er toch één moest zijn, tot wie hij spreken kon van zijn geheim en zijn geluk.
„'k Had liever gezien, dat je een gelovig meisje genomen had. Dat was voor jou ook heel wat beter geweest. Ik vrees, dat je nu helemaal afdwaalt".
Bertus geeft geen antwoord. Op dat chapitre moet men niet bij hem aankomen. Ze kunnen veel van hem gedaan krij
Ze kunnen veel van hem gedaan krijgen, maar ze moeten hem niet dwingen tot dingen, waarin hij geen lust heeft. Ietwat gramstorig wendt hij zich om, om te gaan slapen. Maar hij is zo vervuld van zijn geluk, dat de slaap niet spoedig komt.
De volgende morgen haast hq zich naar de zaak, waar hij Lemaire reeds op het kantoor vindt. Die doet net, alsof Sjouk nog niets heeft verteld en spreekt over het werk van die dag.
Dan komt Bertus schoorvoetend met zijn verzoek voor de dag. Geveinsd verwonderd kijkt Lemaire hem aan.
,,Dat is me ook wat op mijn nuchtere maag! Kon dat niet anders?" Tja, het kon wel anders misschien.
Tja, het kon wel anders misschien. Maar Sjouk gaat nu naar Den Haag straks en... nou ja, hij houdt van haar, hij zou graag zien.,,
„Hoor eens, Bertus, je vraagt mij niet maar Sjouk, als ik het goed begrepen heb. Dus je moet bij haar zijn, niet? Nu kan ik haar wel vragen, jou te ontvangen, maar over een paar uur gaat zij, zoals je weet, voor ik-weet-niet hoelang naar Den Haag. Je komt er wel mee op het laatste nippertje, zeg!"
Lemaire's ogen twinkelen. Bertus merkt het niet.
„Ik heb Sjouk gisteravond al gesproken. Wij zijn het eens, maar,,,"
„Ha, ha, staan de zaken zo? Als het vijfde rad aan de wagen wordt de vader gevraagd, of die het goed vindt. En als ik er nu niet mee akkoord ga?"
„Ik hoop, dat U dat wel doet, want we houden van elkaar, al heel lang,,..,,"
Lemaire schudt het hoofd, ,'t Is een rare bedoening, hoor. Weet je wat, loop mee naar binnen, zou ik zeggen. De jongedame is al present. Dan kunnen we even praten. Dat gaat zó maar niet. Ik heb toch zeker ook 'n stem in 't kapittel?"
Nu gaat Bertus,hoofdzakeliJk,omdat de stem van Lemaire opgewekt klinkt, inzien, dat die hem in spanning wil houden, maar zijn antwoord, een toestemmend, al lang gereed heeft. Hij begint te lachen. E^n dan doet Lemaire dat ook.
. (Wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1957
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1957
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's