Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERVOLGVERHAAL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERVOLGVERHAAL

Jochem de schoorsteenveger

7 minuten leestijd

Maar je vrouw kan ik niet worden". Lize bespeurt hoe Hermanns stevige vuisten zich samenknellen. Hij is ietwat nerveus. Dit antwoord had hij niet verwacht. Het slaat hem temeer.

"Maar wat heb je dan toch tegen mij?" vraagt hij verward. "Niets jongen, dat heb ik je immers al ge

"Niets jongen, dat heb ik je immers al gezegd! Alleen ik kan je vrouw niet worden.

Daarbij komt liefde te pas is het niet? En liefde moet van twee kanten komen". "Dus je bent liever een ploeterende dienstbode dan mijn vrouw?"

"De heb geen andere keus, Hermann. Laat ons er niet meer over spreken. Watje wilt, kan niet".

"Maar dat is idioot. Je bent dwaas", barst hij los.

"Jij en een ander kunnen dat misschien niet begrijpen, maar ik kan niet anders, Hermaim. Je meent het goed met mij en ik... ik ben je er dankbaar voor"-Lize heeft moeite om niet in tranen uit te barsten - "maar ik kan je geen ander antwoord geven".

"Dus je hebt een hekel aan mij? Waaraan heb ik dat verdiend? Bc ben..."

"Stil Hermann. Je moet geen onzin uitkramen. Waarom zou ik een hekel aan je hebben?" "Omdat je mijn vrouw niet wilt worden. Je kunt het goed bij mij hebben en je gaat dienstbode worden. Of..." er komt sarcasme in zijn stem, "wil je soms proberen de een of andere boer aan de haak te slaan? Ja, tegen zo iemand kan ik niet concurreren. Een rijk bestaan kan ik je niet geven".

Een toornige blos glijdt over Lizes bleke wangen. En dan heeft zij weer haar besluit genomen. "Ik neem het je niet kwalijk, dat je zó spreekt, Hermann. Want je bent er vlak naast. De was niet van plan je te zeggen, waarom ik je vrouw niet kon worden, maar het is beter dat ik het nu wel meedeel. Misschien had ik dat toen al moeten zeggen, dan was deze tweede teleurstelling jou bespaard. Maar ik wist niet..."

De ietwat toornige trek verdwijnt op het gelaat van de naar zijn mening verongelijkte jongeman. Met belangstelling wacht hij verder af. Mogelijk is het argument, dat Lize gaat uitspreken nog omver te praten. "Df heb niets tegen jou. Maar er is een ander. Hèm heb ik

"Df heb niets tegen jou. Maar er is een ander. Hèm heb ik mijn woord gegeven. En dat woord moet ik houden is het niet Hermann?"

Woest springt hij op. Hij is verrast, ontsteld, ontgoocheld. Alles heeft hij kunnen verwachten, maar dit... Hij gelooft het niet eens. "Een ander? Daar weet ik niets van. Waarom hebben we dat dan niet gemerkt? Je maakt me wat wijs, geloof ik". "De zeg de waarheid, Hermann. Alleen heeft niemand het geweten dan je moeder en ik". "Mijn moeder?"

"Ja, jouw moeder heb ik het verteld. Zij mocht het ook wel weten. Want die ander was... Jochem, je broer. Nu weet jij het ook. Ik hoop dat je er geen misbraik van maken zult!"

De laatste woorden hoort Hermann nauwelijks. Hij staat perplex en gaat dan weer zitten. Op zijn gelaat staat de wanhoop te lezen.

"Jochem", fluistert hij. "Jochem. Dat wist ik niet. Maar Lize, Jochem is toch dood?" "Hoe weetje dat, Hermann?" Die kalme nuchtere vraag brengt hem in de war.

"Weten, weten. Zo denken we er toch allemaal over. Jij niet?"

"Df geloof ook dat Jochem dood is. Maar we weten het niet zeker. Hij kan nog teragkomen. En als hij hier nu voor mij staat en ik ben jouw vrouw, hoe kan ik hem dan eerlijk in de ogen zien? Df heb beloofd dat ik op hem wachten zal".

"Jochem komt nooit meer terag. En al was dat zo, hij zou het je niet kwalijk nemen als je dan getrouwd was. Je hebt bijna negen jaar op hem gewacht!"

"Df zou het mezelf nooit vergeven, Hermann, als ik dan getrouwd was. De blijf op Jochem wachten. Dat heb ik hem beloofd".

"Jullie waren toen nog kinderen", smaalt hij diep teleurgesteld. "Zo'n woord geldt niet". "Kinderen. Ja grote kinderen. Maar we wisten heel goed wat we deden. We hielden veel van elkaar. En ik zal mijn woord houden". "En als Jochem dan niet temgkomt? Daarop kunnen we wel rekenen".

"Dan blijf ik ongetrouwd, Hermann".

"Is datje laatste woord, Lize?"

"Mijn laatste, jongen. In mijn gedachten ben ik de vrouw van je broer en dat blijf ik".

Moeizaam staat Hermann op. Hij is volslagen ontnuchterd. Deze afloop heeft hij helemaal niet verwacht. Hoe zou dat ook kunnen? Wie denkt nu eian Jochem, die voor allen dood is? Nooit heeft hij geweten dat Jochem en Lize... och kom, ze waren nog kinderen! Wat een idee? Lize lijkt wel dwaas, daaraan vast te houden. Ze vergooit moedwillig haar jonge leven...

"Df laat je niet los, Lize", zegt hij dan hartstochtelijk. "Je zult nog wel eens tot andere gedachten komen. Dat moet. Het is dwaas op Jochem te wachten. Die is dood. Jij bent er ook zeker van". "Het spijt me voor je, Hermann. Df kom niet tot andere gedachten. En van Jochems dood ben ik niet zeker. Dat is niemand, jongen".

"Hermann, wil je me een groot genoegen doen?" Verrast kijkt hij op. Haar stem is nu veranderd in smeking.

"Zeg maar op. Voor jou heb ik aUes over, Lize". Lize schudt het hoofd.

"Df wil je aDeen vragen mij met rast te laten, Hermarm. Ook in de toekomst. Je maakt het jezelf en mij moeilijk. Df moetje toch altijd hetzelfde antwoord geven".

"Dat weet ik nog zo net niet. Je zult toch wel één keer eens inzien, dat je dwaas doet met aan Jochem vast te houden?"

Lize geeft geen antwoord. Zij staan nu tegenover elkaar en zij heeft de deurknop in de hand; Hermann moet weggaan, het wordt haar te veel.

Dat doet hij dan, beseffend, dat hij verstandig handelt Lize in elk geval voorlopig met rast te laten. De hoop blijft levendig, dat zij eenmaal van mening veranderen zal, want dat met Jochem is toch dwaasheid. Het grenst aan het krankzinnige...

Vlugger dan hij gedacht heeft en ook van voornemen is geweest, praat hij weer met Lize. Er komt na enkele maanden een bericht uit Stettin, meldend dat de matroos Friedrich Weishaupt, afkomstig uit Liegnitz, in een vliegende storm op de Oostzee over boord geslagen en verdronken is. Lize, dat vernemend, komt van de boerderij, waar zij dienstbode is, naar het dorp om haar deelneming te betuigen aan Dolf, Hermann, Liesbeth, Lotte en Joseph, de vijf nog overgebleven Weishaupts.

En dan brengt in de avond Hermann haar terag naar de boerderij.

"Zo zeker Friedrich dood is, is Jochem het ook", zegt hij. "Niemand weet het zeker, al is het vermoedelijk wel zo", geeft Lize ten antwoord.

Wéér gaat hij pleiten voor zijn eigen zaak. Natuurlijk met nihil als resultaat. Want Lize is onverzettelijk.

"Als ik je nu kan bewijzen, dat Jochem dood is?" vraagt hij.

"Dan kunnen we verder zien, Hermann. Alleen geef ik je dan nog geen hoop. Hermann ziet in dat hij toch ver van fijngevoelig is. Maar wel kent hij zijn onmacht; hoe zal hij ooit bewijzen dat Jochem dood is?

HOOFDSTUK 17

M et een kostbare lading komend uit de Levant, doorklieft de 'Prinses Wilhelmina" de Middellandse Zee. (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 oktober 1999

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

VERVOLGVERHAAL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 oktober 1999

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's