Thomas.
II. Mijn Heere en Mijn God! Johannes 20 vs 28.
aj lezen, dat Thomas, toen de Heere Zich aan hem geopenbaard had, op eens dit woord uitsprak: „Mijn Heere, en mijn God! Vanwaar heeft hij dat ? Vanwaar die ontzettende slingering? Uit het diepste ongeloof, tot een geloof, dat de gansche heerlijkheid der genade aangrijpt en zich toeeigent.
Dat is de vrucht van de almachtige, alles overwinnende liefde des Heeren, die hem te sterk geworden is. Het is niet alleen verstandelijke overtuiging. Met zijn verstand leert men zoo iets niet. Dit is het, dat de Heere hem tegen alle verdienste in uit zijn diepen afgrond gered heeft. „Mijn Heere! Nu ben ik de Uwe. Ik ben Uw knecht, de zoon Uwer dienstmaagd; Gij hebt mijne banden losgemaakt!" Het zijn de banden des ongeloofs, waardoor hi.j in slavernij was gehouden, de banden des doods en der hel, nu is hij daarvan vrij.
Thomas heeft de doorboorde handen en voeten, de doorstoken zijde gezien. Nu is er een groote losprijs gegeven voor al zijn ongeloof en al zijne zonden. En de Heere is nog tot hem gekomen. Nu ben ik Zijn eigendom, en Hij is mijn Heer.
„Mijn God!'' Niet één der discipelen heeft dit ontzaggelijke woord durven uitspreken van den Heere Jezus: Mijn God. Thomas echter heeft het ervaren: zulk eene macht over den dood, ook over mijn dood. mijn ongeloof, kan geen mensch uitoefenen. Zulk eene liefde kan niet van een mensch uitgaan ! Hij is God !
De Godheid van Christus! De één bestrijdt ze, de ander redeneert er over met zijn verstand en doet zelfs aan de menschelijke natuur van Christus met zijne redeneeringen te kort; maar in den nood der ziel ervaart hij, die de schrikkelijke macht van zijn dood, zijn ongeloof heeft leeren kennen, dat Jezus Christus machtiger is dan alles, ja dat Hij Zelf God is.
En nu dit „mijn" ! Hoevelen twijfelen of zij het mogen zeggen ! Welk een harde strijd is het om het uit te roepen! Was het niet te veel gewaagd voor Thomas? Wat geeft hem die vrijmoedigheid ? Jezus Zelf, maar zóó, dat Thomas gezien heeft op die doorboorde handen en voeten, op de eeuwige verzoening in Hem, anders had hij het niet mogen doen.
„Mijn God!" Zoo lezen we bij Hozea, dat de Heere komt tot een volk, dat het Zijne niet is, dat zich aan Hem heeft onttrokken, en dat volk, die ontrouwe vrouw, in de woestijn lokt, en tot haar hart spreekt. Hij zegt tot dat volk, dat Zijn volk niet is : „Mijn volk!" en het antwoordt: „oMijnGod!" W. L.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 17 april 1904
Kerkblaadje | 4 Pagina's