Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Spreken over God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Spreken over God

DIT ARTIKEL MOET OP PRINSJESDAG 2020 BIJ DE REDACTIE INGELEVERD ZIJN. DAT BRACHT MIJ BIJ HET ONDERWERP VAN DIT ARTIKEL. HIERNA ZAL, HOOP IK, BLIJKEN WAAROM.

5 minuten leestijd

Vooropgesteld: Het spreken over God dient altijd met gepaste eerbied en diep ontzag te gebeuren. Zo niet, dan kan het maar beter nagelaten worden. Wat dat betreft kunnen we van orthodoxe Joden iets leren, hun consequente terughoudendheid vanwege de heiligheid en majesteit van Hem Die aangesproken wordt. Tegelijk mag Zijn Naam met vrijmoedigheid worden genoemd, in geloof en aanbidding. Wie kent niet de lange tijd gebruikte boodschap van de Bond tegen het vloeken: ‘Spreek vrijmoedig over God, maar misbruik nooit Zijn Naam’.

In het jaar 2012 verscheen een boek dat mij veel te zeggen had. Het is het boek met als titel Hoe God verdween uit de Tweede Kamer; geschreven door Eginhard Meijering, indertijd verbonden aan de universiteit van Leiden en vele jaren lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Hij beschrijft daarin de ondergang van de christelijke politiek in ons land. Als je dan juist daarvoor de Tweede Kamer na een kleine dertig jaar hebt verlaten, spreekt je die constatering pijnlijk aan en rijst de prangende vraag naar een schuldig stellend aandeel in dat proces. In een uitvoerige bespreking van zijn boek in het periodiek Radix (Verdwenen? Echt niet!; najaar 2013) greep ik de kans één en ander te nuanceren. En inderdaad, dat alles nog eens overwegend, is de conclusie dat er inderdaad heel wat over te zeggen is. Maar hij heeft gelijk als hij constateert dat het losraken van onze maatschappij van binding aan geloofsbeginselen wordt afgespiegeld in ons parlement. Het proces van ontkerstening van het Nederlandse parlement hangt natuurlijk niet in de lucht. Debatteren met een beroep op God en Zijn openbaring in de Bijbel, mede gelet op de kerkelijke tradities, was zijns inziens tot aan de jaren zestig van de vorige eeuw voor velen eerder norm dan uitzondering. In de loop der jaren verdween die oriëntatie al of niet geruisloos. Begrijpelijk, maar tegelijk aangrijpend. Secularisatie en ontkerkelijking vragen hun tol.

Niet alleen in het parlement is er dat proces, we vinden dat helaas ook in de officiële uitingen van onze achtereenvolgende staatshoofden. Door tussenkomst van wijlen ds. J.C. Stelwagen, toen verbonden aan de Hervormde buurgemeente van Lage Vuursche, kwam ik in 1985 in het bezit van een uitgave van de Staatsuitgeverij (Den Haag, 1964) waarin alle troonredes, openingsredes en inhuldigingsredes van 1814 tot en met 1963 worden weergegeven, van een inleiding en annotaties voorzien door dr. E. van Raalte. Als je dat kloeke boek nog eens doorbladert, valt een langzaam veranderend taalkleed in het oog. Na 1963, de tijd die we zelf kunnen overzien, is dat proces al verder gegaan. Waren er aanvankelijk de duidelijke afhankelijkheidsbetuigingen van en gebed om de gunst en zegen van God, van lieverlede verschoof dat. We willen niet oordelen over de achterliggende persoonlijke intenties, immers, ons komt dat oordeel niet toe, maar ontegenzeggelijk werd helaas de verwoording afstandelijker en oppervlakkiger. Het kwam in de jaren zeventig zelfs zover dat de bede om de zegen van God helemaal achterwege bleef, waarna die gelukkig toch weer terugkwam, en heden ten dage indirect onder woorden komt: ‘velen die met mij om kracht/zegen voor u bidden’. Van Raalte constateert in zijn inleiding dat tot ongeveer 1840 de persoon van het staatshoofd in belangrijke mate zijn stempel op de redes zette, maar daarna rekening moest worden gehouden met de ministeriële verantwoordelijkheid (in 1848 in onze Grondwet verankerd) wat mét zich bracht dat al het handelen en nalaten van de Koning, en dus ook het uitspreken van de troonrede, door de ministers moest worden verantwoord. De politieke kleur van de achtereenvolgende kabinetten gaat dan natuurlijk een rol spelen. Dat merken we in toenemende mate, zeker de laatste jaren. De troonrede is dan al lang geen eigen stuk van de koning meer.

Onze medewerker de heer A.B. Goedhart gaf onlangs in Ecclesia (april 2020) een bloemlezing van toespraken van Oranjes in crisistijd. Hij liet zien wat ‘het geestelijke hart’ van de toespraken van wijlen koningin Wilhelmina was. Best indrukwekkend! Haar dochter trad (6 september 1948 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam) aan, bij welke plechtige gelegenheid zij een rede uitsprak en de eed aflegde. Koningin Juliana aanvaardde haar ambt in ‘vertrouwen op God’, zo valt te lezen. En wie van hen die er toen kennis van namen, was niet diep ontroerd toen in 1980 koningin Beatrix aantrad met een uitdrukkelijke en persoonlijke verwijzing naar de bekende regel van het zesde couplet van ons volkslied, het Wilhelmus: ‘Mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God mijn Heer’.

Deze persoonlijke belijdenis heeft zij ook voor iedereen leesbaar laten aanbrengen in het gebouw van de Tweede Kamer. Daar mogen we dankbaar voor zijn, maar verder is er in ons vorstenhuis op zijn minst sprake van betreurenswaardige terughoudendheid, bijvoorbeeld gelet op de kersttoespraken van onze koning.

We hoeven daar niet op af te geven. Immers, wie van ons ervaart niet eenzelfde terughoudendheid om over God te spreken, over Zijn handelen en wereldbestuur? Bescheidenheid moet ons sieren. We kunnen wel pretenderen de wil van God te kennen, namens Hem te spreken, maar laten we beseffen dat we onwetende en nietige mensjes zijn. Dat heeft de coronapandemie ons wel opnieuw duidelijk ingewreven. Zondag 10 van onze Heidelbergse Catechismus is een voornaam onderdeel van onze geloofsbelijdenis, iets anders is nog daarvan vrijmoedig te gewagen in onze seculiere samenleving. Dat is niet minder dan een verwaardiging! Als de Heere wijsheid en kracht geeft en de juiste woorden en houding. We hebben de wijsheid niet in pacht, maar zijn wél geroepen te verwijzen naar de Bron van alle wijsheid, in liefde en vol bewogenheid.

Als het spreken van God in het persoonlijke leven gekend wordt, zal er eerbied en ontzag zijn in het spreken tot God en daarmee uiteraard ook in het spreken over God. We wensen onze geestverwanten in het parlement toe – en we hebben dat ongetwijfeld allemaal nodig – wat de vader der gelovigen, Abraham, beleed (Gen. 18:27): ‘Ik heb mij onderwonden te spreken tot de Heere, hoewel ik stof en as ben’.

Maartensdijk, B.J. van der Vlies

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 2020

Kerkblad | 24 Pagina's

Spreken over God

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 2020

Kerkblad | 24 Pagina's