Gebruik roepnaam ontsluit brede vorming van kind
Vormende praktijken: leren communiceren door middel van het Woord
Het gebruik van de roepnaam is de eerste vorming in en van het prille leven. Een kind dat wel voeding krijgt, maar nooit aangesproken wordt, sterft. In de roepnaam komt ook de liefde van de God van het verbond mee. Iedere vrijblijvendheid verdwijnt. We worden geroepen en gaandeweg leren we te antwoorden, in gehoorzaamheid.
Praktische theologie wordt beoefend in samenspraak met verscheidene andere disciplines, zoals pedagogiek, taalkunde en psychologie. In de praktische theologie staat het begrip communicatie centraal. De communicatie van het Woord, maar ook van allerlei woorden die daarbij klinken in de menselijke vertolking ervan. De woorden zelf – wat we zeggen – maar evenzeer de klankkleur ervan – hoe we iets zeggen – zijn van grote betekenis.
Hóe we bij onze naam geroepen worden, spreekt duidelijke taal. Daarbij is uiteraard ook de non-verbale communicatie van belang in het communicatieproces. Onze lichaamstaal doet ertoe. Te denken daarbij is aan onze lichaamshouding, maar ook wat onze handen doen tijdens een ontmoeting, en welke taal onze ogen en oren spreken.
In alle deelgebieden staat de communicatie van het Woord centraal. Binnen de vakken homiletiek (predikkunde), poimeniek (pastoraat), catechetiek, liturgiek, maar zeker ook bij het vak spiritualistiek. Bij het laatste onderdeel gaat het om de bezinning op de geestelijke vorming, de ontwikkeling van onze binnenruimte, onze ziel. Onze ziel als aanspreekpunt, contactpunt. Het woord communicatie wil immers tot uitdrukking brengen dat er een communio, een gemeenschap ofwel relationele verbinding tot stand komt. Geen werkelijke relatie zonder ziel.
Hieronder volgen enkele waarnemingen met daarbij een interpretatie die het theologisch vormende belang ervan onder woorden probeert te brengen, namelijk de vorming tot een ver-antwoord-elijke persoon (homo respondens). Daarbij is een antwoord uiteraard altijd een reactie op iets. Er is een eerste woord. Zo leren we reageren op wat tegen ons gezegd wordt en hoe dat gebeurt.
Bij je naam geroepen
Het eerste woord dat een kind bereikt is over het algemeen afkomstig uit het hart en de mond van een moeder. Het is uiteraard wel te hopen dat een vader zich spoedig in deze dialoog tussen moeder en kind gaat mengen. Eén van de vormende aspecten binnen deze relatie van ouder-kind is de aanspraak door middel van het noemen van de naam. Het gebruik van de roepnaam is de eerste vorming in en van het prille leven. Die ene naam – onze roepnaam - brengt uiteindelijk een wereld met zich mee, vol andere mensen en dingen. De naam die van meet af aan zal klinken, vaak afgekort met een kooswoordje, heeft een geheel eigen timbre. In een liefdevolle relatie klinkt daar genegenheid en teerheid, vertedering in door. Het is de roepnaam van het hart.
Je kind bij de naam roepen is een vertrouwd, maar wonderlijk fenomeen. Een kind dat wel voeding krijgt, maar nooit aangesproken wordt, sterft. Doodgezwegen. Binnen de praktische theologie kan een fenomenologische benadering van dit geheim van de spraak een nuttige bijdrage leveren. Het wonder moet je eerst waarnemen en op je in laten werken, ook dit taalwonder, je oordeel opschorten alvorens je er eigen woorden aan gaat geven. Taal is een gave van onze Schepper. Hij sprak het eerste woord en zo riep Hij de dingen bij name.
God van het verbond
De God van de verbinding – het verbond – gaat het gesprek aan. Hij laat Zijn aanspraak op ons leven horen via de stem van moeders en vaders. Immers in de roepnaam komt in ons leven liefde binnen. Wie niet genoemd is, kan niet liefhebben. We hebben eerst liefde van de andere kant nodig om liefde te kunnen beantwoorden. Het noemen van de naam legt ook beslag op ons. Iedere vrijblijvendheid verdwijnt. We worden geroepen en gaandeweg leren we te antwoorden.
Dat antwoord kan afwijzend zijn, omdat het noemen van onze naam ook vraagt om de erkenning van de ander. Geroepen worden heeft als keerzijde gehoorzaamheid. Het lijkt me dat dergelijke elementaire processen van levensbelang zijn voor de geestelijke vorming van kinderen. Zeker vanuit het Bijbels getuigenis mag het gebruik van de roepnaam een bijzondere betekenis krijgen.
In het kader van dit beknopte artikel niet meer dan een enkel vormingsaspect. Een kind weet alleen wat het is “Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn” (Jes. 43:1). In de roeping – aanspraak met onze roepnaam – klinkt liefde door. Liefde die zoekt. Liefde die ons de grammatica bijbrengt die eigen is aan een werkelijk christelijke vervoeging van werkwoorden: Hij roept, jij roept, ik roep. Dat is de orde van dienst. Het gaat om de grammatica van de tweede persoon, de ‘Ik-gij’-relatie. Geroepen bij je naam: de naam die je draagt is zelfs verbonden met wie je bent. De roepnaam als identiteitsbepalend woord. Wie je naam verkeerd uitspreekt, verliest zeggingskracht. Dan voelt een mens zich miskend Het geroepen worden bij name vormt onze identiteit. Ik luister naar de aanspraak ‘Jan’ en niet naar ‘Piet’. Zo word ik onderscheiden van anderen. De Heere vergist Zich niet in het noemen van onze naam bij de Heilige Doop. Of dat veelzeggend is!
Je bent gezien
Het noemen van de naam gaat gepaard met non-verbale taaluitingen. De nodigende houding van de uitgebreide armen die verschijnen boven de wieg. Aanvankelijk nog (bijna) ongezien, maar nooit onopgemerkt in de ziel. Deze indruk van een welkom, een bemind-zijn, de plaats van geborgenheid in de armen om ons heen, aan het kloppend moederhart, en zoveel dingen meer. Deze uitingen vormen de tere levensziel. Wanneer we het nog even op ons in laten werken wat ogen doen, dan zijn ze werkelijk spiegels van de ziel. Aangesproken worden we aangekeken. Geen moeder staat boven de wieg, noemt de naam, maar draait haar hoofd weg. Het lijkt bijna te triviaal om te noteren en toch van onschatbare waarde.
Praktische theologie mag in onderzoeken en fundamentele bezinning zich verwonderen over wat niet meetbaar, maar wel merkbaar is. Dat is slechts te benaderen in woorden, laat staan in modellen te verwerken. Is dit ‘gezien worden’ niet het heerlijke wonder van het spreken over Gods ogen? Hij spreekt aan en kijkt niet weg. ‘Wie weg is, wordt gezien’, zo worden we gezocht.
De ogen van Jezus waren ogen met een wijde blik en in die blik de liefde en de toorn over versmade liefde, zonder aanzien van de persoon, op het hart van de ander gericht. Die ervaring in de relatie van een moeder en een vader in onze prilste jaren tekent ons voor het leven. Een basisvertrouwen als basis voor het leren vertrouwen van een ander die het goede voor ons zoekt. De grote Ander, de Heere, Die ons heil zoekt. En dat is toch wat in de geloofsopvoeding centraal staat? Waar echt gecommuniceerd wordt, doen zo de ogen mee. Wie gevangen wordt in een blik, zal antwoorden, in schuldbewust zwijgen en in bevrijdend spreken.
Een luisterend oor
Nog kort iets over een derde zintuig in de communicatie. Dat zou iets kunnen zijn over aanraking en onze huidhonger als baby. Toch kies ik er in dit kader voor even onze oren te noemen binnen vormende praktijken. “Ze hoeft maar een kik te geven of haar moeder staat bij de wieg.” Ons geluid wordt gehoord. Er zijn luisterende oren die vormend zijn voor de ervaring dat onze emoties van angst en pijn, ons gevoel van verlaten zijn en van hunkering naar aanwezigheid, gehoord worden. Ook dit is weer een aspect dat veel meer diepte heeft dan we op het eerste gezicht denken. Onze woorden verdwijnen niet in een bodemloze put of in een oneindig heelal.
Zeker, ook het leren wachten tot de deur open gaat, hoort daarbij. De aanvechting óf we wel gehoord zijn. Vorming voor het leven. Wanneer over God gesproken wordt als iemand die reageert op ons spreken, dan kan het beeld van het oor van God gebruikt worden, omdat we ervaring opdeden met oren die horen. Zo alleen is er sprake van een gemeenschap, waarin spreken en luisteren over en weer een diepe verbinding geven. Vormend voor een biddend leven.
Geschonden bestaan
Allemaal te mooi om waar te zijn? Natuurlijk dienen we recht te doen aan de gebrokenheid van ons bestaan, een geschonden bestaan. Hoeveel verwondingen, hoeveel misvormingen in de prille vorming van een mensje dat ongewenst ter wereld kwam of vanwege het feit dat een moeder geen liefde geven kan en evenmin kan ontvangen. Het contextuele pastoraat - waarbij de balans tussen geven en ontvangen centraal staat in de context van ons gezinsverband - heeft de handen vol aan relationele, communicatieve storingen.
Een gereformeerde praktisch-theologische visie op vormende praktijken zal daarom altijd aan de gestalte van het kruis recht willen doen (Christopraxis). Vorming naar het beeld van Christus kan niet pijnloos verlopen. Onthechting naast hechting, de wereld als bedreigend tegenover de omgeving die veiligheid biedt, de draaikolken in onze ziel en de windstilte die de Geest werkt. Vormende praktijken zijn de praktijken waarin de Heilige Geest het alledaagse in dienst neemt om zo geestelijke vorming te ontvangen. Het is ongeestelijk om een scheiding te maken tussen het geestelijke en het natuurlijke leven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2022
Protestants Nederland | 44 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2022
Protestants Nederland | 44 Pagina's