Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbesprekingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbesprekingen

4 minuten leestijd

Raymond R. Hausoul, De nieuwe hemel en de nieuwe aarde: Een interdisciplinaire vergelijking tussen Karl Rahner, Jürgen Moltmann en Gregory Beale (Utrecht: Boekencentrum Academic, 2018) 395 p., € 29,99 (ISBN 9789023955597).

Dit is een gedegen Leuvense (ETF) dissertatie die begeleid werd door de collega’s J. Hoek en M.J. Paul. Hausoul onderzoekt en vergelijkt de voorstellingen over de nieuwe schepping bij twee systematisch theologen en een bijbels theoloog, te weten Karl Rahner, Jürgen Moltmann (die overigens niet luthers is, zoals Willem Ouweneel in zijn aanbevelende woorden schrijft, maar gereformeerd) en Gregory Beale (geb. 1949).

Vooral de keuze voor de laatste is verrassend, maar ze valt prima te rechtvaardigen.

Beale is een veelschrijvend bijbels theoloog van reformatorischen huize (hij doceert aan Westminster Theological Seminary in Philadelphia), die in zijn werk grote aandacht geeft aan eschatologische thema’s en daarmee ook invloedrijk is buiten eigen kring. Dat hij, anders dan Moltmann en Rahner, de historisch-kritische benadering verwerpt, maakt het onderzoek zowel complexer als spannender.

Het is Hasoul er enerzijds om begonnen het door verregaande specialisatie vaak gestokte gesprek tussen bijbelwetenschappers en systematisch theologen weer op gang te helpen en te testen wat dat kan opleveren.

Anderzijds heeft hij een intrinsieke interesse in wat we noemen de kosmische eschatologie. Het gaat hem dus niet zozeer om de eeuwige bestemming van het individu, maar om die van de aarde en zelfs de kosmos als geheel. Daarmee sluit hij aan bij een dogmatisch thema dat de laatste tijd – mede als gevolg van de huidige ecologische crisis – weer sterker dan in het verleden in de belangstelling staat.

De opzet van het boek is doeltreffend.

Na een inleidend hoofdstuk waarin methodische keuzes verantwoord worden en het onderzoeksveld wordt verkend, gaat Beale na hoe zijn gesprekspartners zelf aankijken tegen een mogelijke dialoog tussen bijbelse en systematische theologie. Daarna analyseert hij het denken van elk van hen afzonderlijk, om in een zesde hoofdstuk een zowel hermeneutische als inhoudelijke vergelijking te maken en in het zevende hoofdstuk tot zijn conclusies te komen. Hoewel hij in zijn inleiding nadrukkelijk ingaat op de verhouding tussen eschatologie en wetenschappelijke kosmologie, komt hij daar in zijn conclusies niet meer op terug – het was mooi geweest hier nog iets te lezen over de mogelijke betekenis van zijn studie voor dit debat.

Wel geeft hij aan zijn conclusies een ecotheologische spits mee.

Zowel uit zijn afzonderlijke analyses als uit de vergelijking daarvan concludeert Hasoul dat de nieuwe schepping gedacht moet worden als een verheerlijking en vervolmaking van de oorspronkelijke. Er is geen sprake van renovatie of annihilatie, want er is zowel continuïteit als discontinuïteit. Die conclusie is op zichzelf weinig verrassend, maar de auteur concretiseert haar in een heel aantal detailobservaties die de systematische theologie uitdagen het bijbels materiaal adequater te verwerken en de bijbelse theologie uitdagen zich bewust te worden van haar vaak verborgen theologische veronderstellingen. Dat levert enkele constructief-kritische vragen op aan Moltmann en Rahner vanwege de rol die buitenbijbelse concepten in hun denken spelen (bijv. de zimzum-idee bij Moltmann en het evolutionaire denken bij Rahner), maar vooral ook aan Beale, onder meer vanwege diens onbereflecteerde antropocentrisme. Hoewel Hassoul dit niet eens zo benoemt, vind ik het zelf belangwekkend dat hij op deze wijze ook – en misschien zelfs vooral? – een brug slaat tussen de klassiek-gereformeerde benadering (hier vertegenwoordigd door Beale) en de meer mainstream christelijke theologie zoals bij Moltmann en Rahner. Hasoul laat zien dat beide elkaar echt wat te zeggen hebben, en doorbreekt daarmee karikaturen die over en weer nogal eens opgeld doen. Bovendien zoomt hij in zijn slothoofdstuk weer uit en betrekt hij zijn conclusies op het spreken over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde in tien recente dogmatische studies – vijf uit Nederland, twee uit Duitsland en drie uit de Verenigde Staten. Ook daaruit blijkt dat er op het punt van de kosmische eschatologie nog wel wat werk aan de winkel is.

Al met al is dit in zijn bescheidenheid, gedetailleerdheid en omvattendheid een belangrijk en instructief proefschrift, waarmee we zowel de auteur als zijn begeleiders van harte gelukwensen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2019

Theologia Reformata | 130 Pagina's

Boekbesprekingen

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2019

Theologia Reformata | 130 Pagina's