Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Europa: erfenis, uitdagers en ommekeer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Europa: erfenis, uitdagers en ommekeer

27 minuten leestijd

Europa is in het verleden vaak het toneel geweest van conflicten tussen religies en ideologieën. Juist in tijdens van crises fungeerde het volk als hoeder van vrijheid tegenover een onderdrukkende elite. Willem van Oranje vertegenwoordigde de stem van het volk. Niet elk populisme is dus verkeerd. In deze Boekenschap onder meer aandacht voor de culturele betekenis van Europa, de kritische stemmen van Bonhoeffer en de nieuwe conservatieven, de bedreiging van haar oorspronkelijk christelijke karakter door de islam en de gewenste omkeer tot de bronnen van haar identiteit.

Eeuwen milleniumovergangen roepen vaak gevoelens van hoop op, maar ook van ondergang. Dat soort apocalyptisch denken was sterk aanwezig in het fin de siècle, de periode rond 1900. Aan het begin van de 21ste eeuw is het eindtijd-denken helemaal terug. We leven in apocalyptische tijden, stelt André Klukhuhn aan de hand van vier cultuurpessimisten Oswald Spengler, José Ortega y Gasset, Johan Huizinga en Sinclair Lewis.

In het interbellum signaleerden prominente denkers de dramatische gevolgen van de toenemende wereldbevolking, oorlogen met terroristische strijdmethoden, opkomende migrantenstromen, populisme en nationalisme, klimaatverandering. Opvallend is dat de meeste interbellum-denkers voorstanders waren van een verenigd Europa. De schrijver benadrukt de les van bovengenoemde denkers. Hij is van mening dat zonder voorbereiding en ingrijpen er een ramp van ongekende omvang zal voltrekken.

De grote problemen vandaag zijn volgens Klukhuhn het populisme, de Europese Unie (die uitgedaagd wordt door migratie en nationalisme), de razendsnelle evoluties in kunstmatige intelligentie, de opkomst van resistente bacteriën, de dreigende klimaatverandering en de ecologische crisis. De schrijver schetst een somber beeld waarin enorme rampen waarschijnlijk zijn.

Apocalyptisch denken heeft echter een positieve functie, concludeert de auteur. Het jaagt ons schrik aan en zet mogelijk aan tot actie. Het is volgens hem vreemd dat we ons ten aanzien van het klimaat blijven gedragen alsof er niets aan de hand is. We kunnen de dreiging maar beter ernstig nemen en ons niet door onaangename verrassingen laten overrompelen. Een boek dat erg open eindigt en weinig concrete handvatten geeft om uit de crisis te raken.


De Lage Landen stonden eind zestiende eeuw in het teken van een strijd om drie fundamentele rechten: de vrijheid van godsdienst c.q. geweten, het recht op zelfbeschikking en het recht op medezeggenschap. Die vrijheden hebben volgens Van der Lem nog niets van hun actualiteit verloren. Aanvankelijk was gewetensvrijheid (Unie van Utrecht, 1579) een geweldige stap vooruit in de strijd om geloofsvrijheid. Het ging Willem van Oranje in de Tachtigjarige Oorlog om de vrijheid van godsdienst, aldus Van der Lem. De strijdende partijen bleken echter niet akkoord te gaan met het naast elkaar gelijkwaardig erkennen van twee of meer godsdiensten. Tolerantie moest geleerd worden ten koste van onrecht, bloed en verdriet, aldus Van der Lem. De oorlog duurde zo lang omdat de kwesties van godsdienst, zelfbeschikking en medezeggenschap niet tot een bevredigende oplossing tussen de partijen gebracht konden worden. Ook de calvinisten waren schuldig aan de onmogelijkheid van een oplossing. Zij begeerden voor zichzelf godsdienstvrijheid, maar wilden die niet toekennen aan de rooms-katholieken zodra zij zelf de macht hadden gegrepen. Op 15 mei 1648 werd in Münster door afgezanten van de Spaanse koning en de Republiek de Vrede van Münster ondertekend.

Het boek beschrijft de gebeurtenissen op een levendige wijze, met talloze bekende en onbekende illustraties. Opvallend detail is wat Van der Lem over de terechtstelling van Oldenbarnevelt schrijft. Had de Republiek een hooggerechtshof gekend, dan hadden Oldenbarnevelt en de zijnen nog een kans gehad. De overtuigd contra-remonstrantse graaf Willem Lodewijk schreef prins Maurits een indringende brief, waarin hij erop aandrong het leven van de landsadvocaat te sparen. Het mocht niet baten: van de 24 rechters waren velen Oldenbarnevelts vijanden. Diens hoofd viel op de dag des Heeren, zondag 13 mei 1619. Maar het heeft niet veel heil gebracht. Enkele jaren later, toen de oorlog hervat was, klaagde prins Maurits eens: “Toen de oude hondsvot (!) nog leefde, toen was er raad en geld. Nu is er geen van beide.”


Er is in de Nederlandse politiek en samenleving een ruk naar rechts gaande, zo stelt Oudenampsen in dit inhoudsvolle boek. Hij beschrijft de intellectuele achtergronden van de conservatieve revolutie die zich in de ‘Fortuyn-opstand’ kenbaar maakte. Een land met een imago als baken van tolerantie en progressivisme ging in korte tijd behoren tot de Europese voorhoede van de politieke wederopleving van nationalisme en anti-immigratiesentiment. Voortrekkers waren Frits Bolkestein, Pim Fortuyn, Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders. De schrijver ziet de conservatieve beweging vooral als een verlate tegenhanger van de Anglo-Amerikaanse conservatieve beweging van “nieuw rechts”; het bevatte een aanval op de progressieve babyboomers met hun amoreel individualisme, hedonisme en moreel relativisme.

De kracht van dit boek is dat de schrijver onmiskenbaar het secularistische en nihilistische karakter van het conservatisme blootlegt. Ongetwijfeld was het conservatisme een reactie op het progressieve nieuw-links, de ‘linkse kerk’, en haar idealen van de jaren zestig, maar met het conservatisme behoeven orthodoxe christenen zich niet rijk te rekenen, leert ons dit boek. In de voetsporen van Fortuyn omarmden nieuwrechtse intellectuelen als Bolkestein en Wilders de Verlichting en progressieve waarden als individualisme, secularisme en vrouwenen homorechten, gebaseerd op een nieuwe religie: het universalisme van de Verlichting.

Fortuyn pleitte voor een herwaardering van het gezinsverband en de rol van de vader die de wet stelt en de moeder die aandacht geeft, maar weekte die los van hun klassieke invulling. De symbolische vader kan net zo goed een vrouw of homoseksueel zijn. Nieuw rechts is een amalgaan van de meeste uiteenlopende groepen. De Edmund Burkestichting laat volgens de auteur een fusiestrategie zien van christelijke (culturele) conservatieven en “nieuwe atheïsten”, mensen als Paul Cliteur en Hirsi Ali. Zij spreken van een westerse superioriteit ten opzichte van de ‘achterlijke’ islam. De nieuwe conservatieven verheerlijken tegenover de elites de vrije markt en de traditionele vormen van moreel gezag. Maar dan gaat het niet om oude, maar om nieuwe waarden. Conservatieven ontpopten zich tot hoeders van progressieve waarden. De neo-conservatieven beschreven zelfs het moderne secularisme van het Westen als product van het christendom, als een ‘joods-christelijke’ erfenis. Vooral in het onthullende slothoofdstuk over nihilisme wordt de leegheid van de conservatieve tegenreactie blootgelegd. Het lijkt allemaal veelbelovend, deze opstand tegen de erfenis van ’68: de verzorgingsstaat, het vrijheid-blijheid-denken, de politieke correctheid en het cultuurrelativisme. Maar de cynische aanvallen van Theo van Gogh en GeenStijl (een “conservatieve tegencultuur”) zijn gebaseerd op het nihilisme van Friedrich Nietzsche dat de vrije mens tegenover alle knechtende instanties verheerlijkt. In het voetspoor van hem grossiert men in het zo ongeremd en zo veel mogelijk beledigen van mensen, het neerhalen van alle idealen, moraal en religie, omdat deze de vrijheid van de aardse natuurlijke mens (vergeet de seksualiteit niet!) zou hinderen.

De kracht van dit boek is dat het vooral ingaat op de ideeën achter deze personen. Het beschrijft met andere woorden de intellectuele achtergronden van de conservatieve beweging. Nieuw rechts heeft de ‘leegte op links’ opgevuld, maar

het is de vraag of er in het geruimde huis nu demonen intrek hebben genomen die vele malen erger zijn.


Een goed geschreven studie over het gevaar van populisme met veel aandacht voor de filosofische achtergronden ervan, zoals van Nietzsche en Ortega y Gasset. Immers zij hebben gewezen op het nihilistische karakter van de grote massa die gemakkelijk gemanipuleerd kan worden door volkse leiders als Poetin, Trump en Wilders. De massamens heeft cultfiguren nodig, en deze volksverleiders ruiken hun kans.

Populisme is niet alleen een revolte tegen de rechtsstaat maar ook tegen de representatieve democratie, aldus Schaap. Ze zoekt het herstel van een besloten, nationale en traditionele eigenheid, een homogeen ‘wij’. Het zoekt homogeniteit, beslotenheid, bescherming en identiteit. De afwijkende ander wordt gemakkelijk tot vijand verklaard, niet om wat hij heeft gedaan maar om wat hij is. Het populisme is een radicaal modernisme, zelfs postmodernisme: Men omarmt de geneugten van de modernisering, maar vlucht voor de gevolgen ervan, de pluraliteit van de moderne samenleving. Schaap onderscheidt tussen ideologisch populisme (communisme, fascisme en nationaalsocialisme) en hedendaags populisme. Het laatste heeft geen enkele ideologie en teert op verbeelding, samenzweringsvrees, complottheorieën en paranoia. Het is een krachtige en verleidelijk reactieve beweging, die leeft van wantrouwen, cynisme en ressentiment.

De sterke kant van dit boek is dat het laat zien dat het populisme een totaal gebrek aan identiteit kent. Populisme doet aan waardendestructie. Het biedt geen waarheid, het excelleert in het ontwijken, frustreren en het bederven van het openbaar debat. Het vermogen ontbreekt om op een beschaafde, hoffelijke en respectvolle wijze met tegenstanders om te gaan. Waarheid en leugen worden vermengd. Het biedt ferme antwoorden die in feite loos zijn en geen werkelijke visie bieden voor de toekomst. Het komt voort uit nood, wanhoop en cynisme. Hedendaagse populisten zijn narcisten, zij zoeken een massa van gelijken, en zo’n gewillige massa stelt hen in staat niet alleen anderen maar ook zichzelf te ‘foppen’.

Schaap noemt aan het eind nog even de hunkering van Thierry Baudet naar een nieuwe, competente en het volk leidende elite. Hier is volgens Schaap echter sprake van een totale miskenning van wat de antieke wereld onder aristocratie verstond. “In niets beantwoorden populistische leiders en hun hofhoudingen aan wat ooit onder aristocratische waarden, deugden en bekwaamheden werd verstaan.” In een interview in het Nederlands Dagblad (17 november 2018) zegt hij dat Baudet racistische trekken heeft. “Wilders is grof in de mond, maar Baudet gaat verder en is gevaarlijk.”

KvdZ


Een paar jaar terug verscheen dit breedvoerige boek met een warm pleidooi voor herleving van het christelijk geloof in Europa (en Nederland). Vanuit de gedachte dat uit het verleden wijsheid voor het heden te putten is, biedt het een overvloedige schat aan informatie uit de (kerk)geschiedenis, van de oudheid tot aan vrij recente gebeurtenissen. Telkens worden overwegingen vanuit de Bijbel daarbij gevoegd. Want trouw aan de Schrift en onderwerping aan koning Jezus zijn nodig in tijden van geloofscrisis en secularisatie. Volgens dr. Wentsel dient Europa zich ervan bewust te worden dat de bronnen van haar erfgoed liggen in de Bijbel en het christendom. De neiging om alleen de klassieke oudheid en het humanisme als factoren van beschaving te noemen, is eenzijdig, want het godsgeloof en de liefde danken wij daaraan niet. Helaas keren velen zich tegen religie, omdat godsdienst tot waanzin zou leiden: de wereld is beter af zonder religie. Maar dat is onmogelijk, want de mens is nu eenmaal aangelegd op God. Daardoor is ieder mens religieus, maar daar kan een goed en een verkeerd gebruik van worden gemaakt. Het verbond vormt een centrale notie van dit boek. Wentsel: ‘God sloot Zijn verbond met Abraham, dat de geschiedenis van de mensheid tot vandaag kleurt en deze zal blijven kleuren.’ ‘In Europa leeft de verbondserfenis voort in cantates, kerken, musea, geschriften en monumenten. Eens zal de Zoon oordelen over wat wij met zijn schatten deden!’ (230). Ook in tijden van godvergetenheid handhaaft de Getrouwe dit verbond. Als bewijs daarvan wijst Wentsel op réveils in de geschiedenis, om te beginnen in het Oude Testament (Samuel, Josia, Nehemia). In het Nieuwe Testament is de preek van Petrus op het Pinksterfeest opmerkelijk: hij grijpt terug op het verbond met Abraham en de zegen die daaruit vloeit voor alle volkeren. In later tijden komen ook opwekkingen voor, zoals de Nadere Reformatie en het Réveil in ons land. Wentsel heeft een brede, wereldwijde blik op de (kerk)historie, maar wordt niet ‘vaag religieus’. De boodschap van behoud door geloof in Jezus Christus als de enige Weg ten Leven is volgens hem niet achterhaald in pluralistische tijden.

Alle twintig hoofdstukken (ds. Blenk, ds. Maathuis, ds. Vastenhoud en ds. Vogelaar leverden ook een bijdrage) sluiten af met een gebed tot de Drie-Enige God: Vader, Zoon en Heilige Geest. De auteurs zien het aanhoudend bidden als de belangrijkste opdracht voor iedere christen. Europa moet terugkeren tot de enige goede bron: Jezus Christus. Daarvoor is allereerst gebed nodig. Maar er is meer, want alle profeten roepen mensen op tot ommekeer. Om te breken met hun slechte gewoonten en gedrag, om zich te verootmoedigen voor God, om de naaste recht te doen. Geloof en bekering; dat kan een mens niet uit zichzelf bewerken. Daartoe gaf Christus Zijn Geest als een enorme – doorslaggevende kracht ten goede.

Het slothoofdstuk noemt vier motieven om terug te keren tot onze christelijke wortels. 1) Twee wereldoorlogen zaaiden dood en verderf door nationalisme en racisme, daarom is een warme gemeenschap tussen de volken nodig; 2) wie God de Vader van Jezus Christus vaarwel zegt, komt niet in een neutraal niemandsland terecht, maar ontwerpt surrogaatbeelden van Hem, afgoden en ideologieën met verslavende of vernietigende effecten; 3) mede door kerkverlating is onze cultuur zijn morele kompas kwijtgeraakt, zodat overheden en organisaties dit gat vullen met een woud aan regels en protocollen om fatsoen te handhaven – dit kan tot tirannie, het omgekeerde van vrijheid leiden; 4) de uitdaging van de islam, waarbij de seculiere elite geen flauwe notie heeft van de kracht van religieuze (anti-christelijke) overtuiging.

Ook al staan er enkele passages in het boek waarbij ik merk een wat andere visie te hebben op het reilen en zeilen van de Europese Unie, zonder reserves onderschrijf ik de boodschap dat een berouwvolle omkeer van Europa tot de eerbied voor God en Zijn wet nodig is, omdat Die volken bijeen houden. Tolle lege!

JAS


‘Aan zijn schrijftafel zit Frank Ankersmit het liefst,’ zo begint Leonie Wolters de neerslag van haar dagenlange gesprek met de Groningse emeritus hoogleraar intellectuele en theoretische geschiedenis.

Na een arbeidzaam leven in dienst van wetenschap en filosofie, leeft deze telg uit een geslacht van textielfabrikanten als teruggetrokken intellectueel om zijn licht te laten schijnen over de politieke actualiteit van vandaag.

Wat volgt is een fascinerend relaas waarin lijnen getrokken worden vanuit de feodale Middeleeuwen tot de ‘re-feodalisering’ van het publieke domein die hij voor zijn ogen ziet voltrekken. Verrassend genoeg ziet hij de oorzaken daarvan in de ‘vermarkting’ van de zorgsector en het onderwijs. In de Middeleeuwen werden veel publieke taken door de vorst gedelegeerd aan lokale machthebbers. Dat leek aardig, tot het moment dat laatstgenoemden misbruik gingen maken van hun bevoegdheden. Aangezien de vorst zich niet meer aansprakelijk achtte, bleven burgers rechteloos achter. Datzelfde dreigt nu weer met een geprivatiseerd publiek domein. Niemand kan bij falen nog worden afgerekend. De cruciale vraag is niet langer: ‘is het legaal?’, maar ‘werkt het?’. En als het niet werkt, dan heb je als burger pech. Dat is wat gebeurt bij privatisering van ziekenhuizen en zoiets als het spoor. Er is volgens Ankersmit sowieso een probleem met de wijze waarop belangen van burgers vertegenwoordigd zijn in de politiek. Nationale overheden zijn vaak niet meer aanspreekbaar op hun verantwoordelijkheden, omdat ze die zijn uitbesteed aan Brussel. En Europa heeft het probleem dat het geen representatieve democratie is. ‘Je hebt van oudsher twee soorten representatieve democratieën: 1) de presidentiele zoals in de VS, en 2) democratieën gebaseerd op ministeriële verantwoordelijkheid, zoals de onze. De EU is evident geen van beide. Die is een raar gedocht, een monstrum irregulare…’ Mede daarom, zo beweert Ankersmit in navolging van zijn leerling Luuk van Middelaar, dient er een machtsverschuiving plaats te vinden van de Europese Commissie naar de Europese Raad van Ministers.

Daarmee zijn we terug bij de lidstaten. Ankersmit is sterk voorstander van referenda, omdat de representatieve democratie zijns inziens een extra correctiemechanisme behoeft in de vorm van referenda. De ruimte voor machtsmisbruik die de democratie zeker sinds de dood van de ideologieën nu eenmaal biedt, wordt steeds vaker uitgebuit voor dubieuze stokpaardjes van door ons gekozen bestuurders. Regeringscoalities gedragen zich tegenwoordig als verlichte despoten. ‘Dan moet je niet raar opkijken als de burger zich gepiepeld voelt. Daarom, wie zich zorgen maakt over het populisme – zorgen die ik zeker deel – moet de schuld niet zoeken bij het populisme, maar bij een lelijke bouwfout die in de representatieve democratie als zodanig zit…’

Dit is zomaar een greep uit de vele onderwerpen die in het gesprek met Ankersmit aan bod komen. Elk actueel onderwerp wordt voorzien van historisch perspectief. Ook als je het niet met alles eens bent wat de professor te zeggen heeft, zijn inzichten zijn telkens wel gebaseerd op enorme kennis van zaken en diepgaande reflectie. Dat maakt lezen van dit boek tot een sensatie.


Donderdagmiddag 21 februari jongstleden werd Islamisme en islam, de vertaling van een van de vele standaardwerken van de hand van Bassam Tibi (Damascus, 1944), gepresenteerd. Tibi was voorheen hoogleraar aan de universiteiten van Göttingen en Stanford, en in 2010 verbonden aan het Center for Advanced Holocaust Studies aan het United States Holocaust Memorial Museum in Washington D.C. Voor de ontvangst van deze gast van internationaal allure was terecht het oude Leidse Kamerlingh Onneslaboratorium, tegenwoordig het tehuis van de Rechtenfaculteit, gereserveerd.

Auteur en boek zijn in ieder geval om twee redenen bijzonder.

Voor de presentatie waren er nogal wat beveiligers ingehuurd. Dat is weliswaar gebruikelijk op een doorsnee ROC in Nederland, maar niet op de Leidse Universiteit. Althans niet in die getale. Maar waarom dan? Wel, omdat er ten minste twee mensen aanwezig waren die hun leven niet zeker zijn. Zij worden bedreigd om wat ze zeggen; zeggen over de islam. De eerste aanwezige voor wie dat gold was de Leidse prof. Afshin Ellian, gevlucht uit Iran ten tijde van de Islamitische Revolutie aldaar. De tweede aanwezige die beveiliging nodig had was prof. Tibi zelf. Want ook hij zegt dingen die een bepaald type moslims niet aanstaat en waarom hij volgens hen de doodstraf zou verdienen.

Wat Islamisme en Islam op zichzelf al bijzonder maakt, is het feit dat publicatie van de Engelsta-lige versie destijds volgens Yale University Press diende te worden begeleid door maar liefst elf zogenaamde peer reviewers. Was dat omdat men twijfelde aan de kwaliteit van het werk van prof. Tibi? Vast niet, want op dat moment was hij al een geleerde van wereldfaam. Volgens prof. Paul Cliteur, die de presentatie inleidde, waren zoveel meelezers alleen maar nodig vanwege het feit dat de boodschap van het boek controversieel was, want politiek incorrect. Niet alleen omdat moslims er zich aan zouden ergeren. Nee, veel erger nog, omdat de inhoud ervan niet strookte met wat volgens wetenschappelijke kringen in het westen niet gezegd mag worden over de islam.

Waar gaat het om? Net als veel islamologen in het westen, maakt Tibi onderscheid tussen de islam en het islamisme. Het eerste is een, niet noodzakelijk gewelddadige, godsdienst. Het tweede is een totalitaire ideologie die culturele zuivering nastreeft. Westerse islamologen hebben volgens Tibi de neiging daarbij de kop in het zand te steken en beweren dat het islamisme niet de ware islam is, slechts beperkt is tot IS en een enkele loslopende sympathisant met terroristische neigingen.

En dat laatste is dan ook nog de schuld van het westen zelf, dat de wereld eeuwenlang heeft uitgebuit en Israël blijft steunen. En velen van ons hebben de neiging dit verhaal voor zoete koek te slikken.

Tibi daarentegen, verklaart ons voor gek. Hij beweert dat het islamisme onder moslims aan invloed wint en inmiddels een zeer reële bedreiging vormt voor het vrije westen. Zij streeft een totale islamisering van de wereld na door middel van invoering van eigen wetgeving in de vorm van de sharia. Tibi bestrijdt bovendien dat het door islamisten beleden antizionisme iets te maken heeft met de staat Israël als zodanig; integendeel, hun antizionisme komt voort uit een diepgeworteld antisemitisme, dat Joden beschouwt als een ziekte die te vuur en te zwaard dient te worden bestreden, en hun het recht van bestaan ontzegt.

Hij is het eens met de bekende Berlijnse socioloog prof. Ruud Koopmans, die in Het vervallen huis van de islam op basis van uitgebreid onderzoek tot de conclusie kwam dat een meerderheid van de moslims in het westen op zijn minst sympathie heeft voor het islamisme, en zich hier niet thuis voelt. Dat komt niet omdat zij zich gediscrimineerd voelen (ja, dat ook!), maar vooral door het feit dat zij uit een cultuur afkomstig zijn die fundamenteel afwijkt van de onze – qua opvattingen over vrijheid, gelijkheid, solidariteit en het gebruik van geweld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hun integratie hopeloos achter blijft bij die van andere groepen in de samenleving.

Zowel Tibi als Koopmans blijven echter volhouden dat er hoop is. Want de islam heeft het in zich om zich aan te passen aan de westerse cultuur. Maar Tibi geeft wel toe dat hijzelf, nakomeling van een adellijk geslacht uit Syrië en behorend tot de verlichte islam, tot een nog altijd zeer kleine minderheid behoort. Het is daarom ook zeer twijfelachtig of ‘zijn islam’ het zal gaan redden tegenover een gewelddadig islamisme dat wereldwijd als een veenbrand om zich heen grijpt. En, net als Koopmans, waarschuwt hij nadrukkelijk: als we niet oppassen gaat ook het vrije westen eraan!

Dankzij Tibi en Koopmans hoeven we ons niet langer voor de gek te laten houden (gesteld dat we die neiging hadden) door de kliek van politiek-correcte wetenschappers en politici die wel oog heeft voor de lange termijnrisico’s van klimaatverandering, maar de ogen sluit voor het gevaar dicht bij huis. Beide boeken zijn absolute aanraders.

JOvdB


Voor wie fundamentele dingen wil lezen over de toekomst van Europa, is deze klassieker uit 1996 een aanrader. De bekende en inmiddels overleden Harvard-professor Samuel Huntington publiceerde dit boek toen allerwegen gedacht werd dat er een relatief harmonieuze wereld zou ontstaan. Althans dat was de bewering van Francis Fukuyama over “het einde van de geschiedenis”. De westerse liberale democratie zou de uiteindelijke vorm van bestuur zijn. De wereld in de jaren negentig zag er allesbehalve vreedzaam uit. Na de aanslagen in 2001 werd het boek van Huntington razend actueel, met name over de bedreiging van de Europese c.q. westerse cultuur door de islam en opkomst van andere niet-westerse culturen, zoals China, India en Japan.

We lezen in het boek hoe het Europese christendom zich in de achtste en negende eeuw als een afzonderlijke beschaving ontwikkelde. Rond 1500 was de renaissance van de Europese cultuur goed op gang gekomen en boden sociaal pluralisme, een zich uitbreidende handel en technologische verworvenheden voldoende basis voor een nieuwe tijdperk in de mondiale politiek. Een langdurige, overweldigende en eenzijdige invloed van het Westen op alle andere beschavingen deed zich voor. Omdat het de eerste beschaving was die moderniseerde, is het Westen voorloper in de cultuur der moderniteit. Toch is het Westen vanouds door het christendom gestempeld. Huntington: “De westerlingen trokken er in de zestiende eeuw op uit om de wereld te veroveren voor God, net zo goed als voor goud.” De scheiding van kerk en staat heeft volgens hem in hoge mate bijgedragen aan de ontwikkeling van het westerse vrijheidsideaal. De stelling van Huntington is dat het Westen nu absoluut dominant is en tot ver in de eenentwintigste eeuw nummer één zal blijven. Maar er zullen zich ook geleidelijke, onontkoombare en fundamentele wijzigingen voordoen in de machtsbalans tussen de beschavingen, zoals de opkomst van Aziatische beschavingen.

In het voorwoord stelt Andreas Kinneging dat er “geen zinniger, verstandiger en realistischer boek” over de grondgegevenheden van de wereldpolitiek van de 21e eeuw is dan dit boek van Huntington. Hij heeft scherp gezien dat de scheidslijnen waar het op aankomt in onze wereld, weinig of niets te maken hebben met landsgrenzen, of bloed of ras, maar met religie en levensbeschouwing. Er is momenteel een diep, mondiaal ressentiment tegen het Westen en de door het Westen geclaimde gedachte dat het universele waarden representeert en de morele plicht heeft alle andere beschavingen naar haar eigen niveau op te tillen. Huntington stelt dat “de gevaarlijkste botsingen in de toekomst waarschijnlijk het gevolg zullen zijn van confrontaties tussen Westerse arrogantie, islamitische intolerantie en Chinees zelfbewustzijn.”

De universaliteit van de Westerse cultuur gaat volgens Huntington op drie niveaus mank: het is een misvatting, het is moreel verwerpelijk en het is gevaarlijk. Bedreigend van binnen uit is onder meer de crisis van het gezin en het maatschappelijk middenveld; van buiten in het bijzonder een massale instroom van immigranten met een islamitische achtergrond, die niet of nauwelijks willen integreren in de westerse cultuur.

Huntington stelt in zijn slotwoord dat de wester-se beschaving in Europa ondermijnd kan worden door het verzwakken van haar centrale component, het christendom. Niettemin is volgens hem de Europese beschaving doortrokken van christelijke begrippen, waarden en gebruiken. “De erosie van het christendom in het Westen zal in het ergste geval een bedreiging op langere termijn vormen voor de vitaliteit van de beschaving.” De Westerse bemoeienis met andere beschavingen is waarschijnlijk de allergevaarlijkste bron van instabiliteit en mogelijke mondiale conflicten binnen een wereld van vele beschavingen. De islamitische en Chinese samenlevingen verschillen onderling enorm maar zij vinden elkaar in de tegenwerking van het Westen. De schrijver is van mening dat het Wes-ten er alles aan moet doen om de unieke eigenschappen van de westerse beschaving te behouden en te vernieuwen, zoals individuele en culturele vrijheid, democratische politiek, rechtsstaat en mensenrechten. In het grote conflict tussen de beschaving en barbarij zullen de grote wereldbeschavingen moeten samenwerken. Hij concludeert in zijn laatste zin: “Zoals het ernaar uitziet, zijn in het komende tijdperk botsingen tussen beschavingen de grootste bedreiging voor de wereldvrede, maar een wereldorde die gebaseerd is op beschavingen de beste waarborg daartegen.” Uiteindelijk toch een optimistisch vertrouwen in zoiets als een humane wereldorde, waarin het Westen een belangrijke inspirerende rol speelt.


In een themanummer over Europa verdient de Duitse anti-nazi-theoloog Dietrich Bonhoeffer zeker een plaats. Hij reisde als vertegenwoordiger van oecumenische jongerenbeweging door heel Europa en was bezig met het nadenken over de inrichting van het naoorlogse Europa. Bonhoeffer laat duidelijk in deze biografie zien dat geloof en politiek samengaan. Er zijn situaties waarin de gehoorzaamheid van het geloof de doorslag geeft. Bonhoeffer benadrukt dat de kerk geroepen is te getuigen ten overstaan van de staat. De kerk waartoe Bonhoeffer behoort, heet niet voor niets Belijdende Kerk, protesterend tegen onder meer de vervolging van de Joden en de invoering van de Ariërparagraaf. Dat protest was zowel gericht tegen de rijkskerk als de nazistaat. Bonhoeffer bepleitte een vrije, zelfstandige én tegelijk publiek werkzame kerk, een Christus in de wereld belijdende kerk.

Bonhoeffer verbond zijn visie op de overheid met een scherp protest tegen de overheid. Hij was ervan overtuigd dat Hitler uitgeschakeld moest worden omdat er anders geen vrede mogelijk was. Bonhoeffer was een van de weinige kerkelijke vertegenwoordigers die overgingen tot actief verzet tegen het nazisme. Voor hem was een christen radicaal, met een sterk besef voor maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar tegelijk gevoed door een verborgen vroomheid.

Zo kwam hij bij de militaire Abwehr (contraspionage) onder admiraal Canaris terecht. Dat betekende dat hij een dubbelleven moest leiden. Maar dat stond voor hem niet in tegenspraak met zijn geloof noch zag hij daarmee zijn ambt als predikant en docent in de Belijdende Kerk als beëindigd, zegt Schlingensiepen. Aan zijn stap in het verzet lag een ethische beslissing ten grondslag, aldus de biograaf. Hitler moest gehinderd worden om verder met hulp van zijn talloze fanatische aanhangers misdaden te begaan en daarvoor bleef als enig middel over om hem uit te schakelen. Hitler moest door een aanslag uit de weg geruimd worden, omdat arrestatie onmogelijk geworden was. Bonhoeffers motieven waren gebaseerd op een gelovig protest tegen de nationalistische Jodenvervolging, tegen de oorlog en tegen de onmenselijkheid van de dictatuur.

Bonhoeffer houdt vast aan de gehoorzaamheidsplicht van de onderdaan aan de overheid, maar “gehoorzaamheid aan de staat vindt daar zijn grens waar het Woord op het spel staat. De strijd om de grens tussen kerk en staat moet dan op die plek uitgevochten worden.” De grens wordt volgens Bonhoeffer overschreden wanneer de overheid haar goddelijke opdracht verloochent en zich het ius in sacra aanmatigt en joden vervolgt. Het is volgens Bonhoeffer een grote vergissing van veel christenen te menen, dat God hen gedurende hun aardse leven aan vele andere heren naast Hem zou hebben onderworpen en dat hun leven nu eenmaal in een voortdurend conflict tussen de bevelen van deze heren en het gebod gewikkeld is. “Wij hebben slechts één Heer, waaraan wij gehoorzaamheid verschuldigd zijn; Zijn bevelen zijn duidelijk en storten ons niet in conflicten.” Weliswaar heeft God de ouders en de overheid op aarde het recht en de macht gegeven om ons te bevelen. Maar alle aardse heerschappij is alleen gefundeerd in de heerschappij van God; daaraan ontleent zij haar volmacht en haar eer, daarbuiten is zij usurpatie en kan geen aanspraak op gehoorzaamheid doen gelden.

Wie deze biografie leest, is weer onder de indruk van de tomeloze inzet van een theoloog die met beide benen in deze werkelijkheid staat en laat zien dat de Bijbel alles te maken heeft met politiek. De overheid is een ordening van God, maar kan nooit in absolute zin gehoorzaamd worden. Ook is het weer opvallend hoe breed Europees Bonhoeffer dacht. Hij had een droom over een humaan en vredevol Europa, waarin een profetische rol voor de kerk was weggelegd. KvdZ


allochtone vrouwen nog niet zo heel lang gele ‘Witte mensen moeten eens luisteren,’ zo luidde een kop in de NRC boven een interview met vierden. Opvallend genoeg volgde er geen publieke verontwaardiging over zoveel racisme. En sinds Philomena Essed’s Inzicht in alledaags racisme (1991) viel dat ook niet te verwachten. Want racisme is alleen fout wanneer het ertoe leidt dat betrokkenen gediscrimineerd en onderdrukt worden. En haar conclusie was destijds dat in Nederland zwarten meer te lijden hadden van onderdrukking dan in nota bene de VS!

Zwart is zwart en wit is wit en tussen die twee gaapt een diepe kloof. En het is nu eindelijk tijd dat we daar ook allemaal eens voor uitkomen. Dat is de boodschap van zwart-witpredikers die zeggen op te komen voor ‘gekleurde’ Nederlanders. En hun claims worden in brede kring schuldbewust aanvaard.

In zijn vlot leesbare Zwartkijkers laat socioloog Herman Vuijsje zien dat dit onderscheid tussen ‘zwart’ en ‘wit’ berust op overdrijving. Want, anders dan Essed beweerde, blijkt uit internationaal onderzoek dat Nederland tot de landen behoort waar burgers het minst te lijden hebben van racisme. Zwart-witpredikers zijn eigenlijk zwartkijkers, zo stelt Vuijsje. Want door het Nederlandse racisme op te kloppen, brengen ze het omgekeerde teweeg van wat ze beogen. Ze gaan het schrikbeeld van een gesegregeerde samenleving niet tegen, maar brengen het dichterbij.

Oprichter van de Stichting MeerVrijheid, Frank Karsten, is het daar in De discriminatiemythe roerend mee eens. Probleem is dat we door op deze wijze te polariseren sterk de neiging krijgen om in tegenstellingen te gaan denken. Natuurlijk moet racisme aan de kaak worden gesteld, maar het feit dat een gekleurde Nederlander niet aangenomen wordt voor een bepaalde functie is, anders dan zwart-witdenkers menen, niet noodzakelijk een kwestie van racisme of discriminatie.

Er heerst een gedachtepolitie, niet alleen in Nederland, maar ook in Europa, die iedereen de maat neemt. Een persoon voor racist, seksist, homofoob, et cetera uitmaken is een beproefde techniek waarmee militante groepen anderen intimideren en het zwijgen kunnen opleggen. Daardoor hebben ze veel meer politieke en maatschappelijke invloed dan hun geringe aantal rechtvaardigt.

Karsten en Vuijsje bieden mensen steun die zich de mond gesnoerd voelen doordat ze zelf bij het minste of geringste voor racist of homofoob worden uitgemaakt. Het biedt de noodzakelijke munitie voor hen die de juist het gesprek willen aangaan over de vrijheid om onderscheid te maken waar onderscheid gerechtvaardigd is, ongeacht wat de gedachtepolitie daarvan meent te moeten vinden. Zo is Karsten stellig van mening dat de christelijke eigenaar van de agrarische groothandel in Drachten, die veroordeeld werd omdat hij een homoseksuele sollicitant passeerde voor een baan in zijn bedrijf, daartoe wel degelijk het recht zou moeten hebben. Vuijsje ontzegt op zijn beurt populisten niet het recht de islam een achterlijke cultuur te noemen. Tegelijk wijst hij erop dat zij hiermee dezelfde zonde begaan als zwart-witpredikers, omdat zij tegenstellingen creëren die er in werkelijkheid niet zijn. Dat is het enige punt in zijn boek waarvan ik me afvraag of hij gelijk heeft. Want een cultuur kan mensen wel degelijk hinderen in hun functioneren. Althans voor zover zij zichzelf identificeren met die cultuur. De keus om dat al dan niet te doen is aan henzelf.

JOvdB

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2019

Zicht | 104 Pagina's

Europa: erfenis, uitdagers en ommekeer

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2019

Zicht | 104 Pagina's