Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE NAAM

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE NAAM

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„en Hij riep uit de Naam des Heeren". Exodus 34 : 5b.

Weer klimt Mozes de berg op, in zijn hart klopt de verwachting: Daar boven zal hij God ontmoeten. De Heere had de onderhandelingen, in de tent der samenkomst, tot een goed einde gevoerd. Hij zou met Israël meetrekken, zijn aangezicht zou in genade over hem lichten. Wat Mozes zelf betreft: hij zal Gods heerlijkheid schouwen, als teken en zegel van de genade die hij reeds eerder in Gods ogen vond. De Heere zou de nodige veiligheidsmaatregelen nemen, om hem voor de dodelijke gloed van die heerlijkheid te beschermen. Mozes zou het overleven. Mij dunkt, dat is het hoogtepunt van zijn leven geweest. Hoe vér is hij het volk vooruit; hoe vlak bij God. Het is haast hemels, in ieder geval bovenaards.

Toon mij nu Uw heerlijkheid. Uit die wens sprak een hartstochtelijk verlangen naar God, naar de levende God, naar verzekering en verrukking. En zo écht wordt hij een aanschouwer van Gods heerlijkheiid, dat de huid van zijn gelaat glinstert en hij wist het niet. De mensen slaan de handen voor de ogen als hij beneden komt. Zij kunnen deze glans niet eens verdragen, laat staan de heerlijkheid des Heeren zelf. Ook voor Mozes wordt maar een tip van de sluier opgetild, de volle heerlijkheid, dat kan niet. Het is openbaring, die hem geschonken wordt, en waarin hij zich mag verheugen.

Wat zag hij? Een nieuwsgierige vraag, die eigenlijk niet beantwoord wordt. Wij worden niet meegenomen in wat zijn ogen zien; de geschiedenis maakt een onverwachte zwenking. Onze aandacht wordt gericht op wat hij hoorde, niet op wat hij zag. Dat is opmerkelijk. Het verhaal stond strak gespannen op de begeerte van de man Gods: Toon mij nu Uw heerlijkheid. En als dat gebeurt, wordt het ons niet breedvoerig, maar in het voorbijgaan verteld. De voorgeschiedenis is blijkbaar voor ons van meer belang, dan de gebeurtenis. Terwijl wij nog uitkijken naar de heerlijkheid moeten wij overschakelen naar de Naam. Horen, niet zien. Horen wat Mozes hoort, niet zien, wat hij ziet. Hoort en uw ziel zal leven. Want de heerlijkheid Gods wordt ons niet vertoond in schittering van licht en kracht, maar wordt voor ons uitgeschreven in de Naam. Wij vangen er wat van op, niet met onze ogen, maar met onze oren.

Mozes is hooggestegen, maar het is eigenlijk slechts even boven de begane grond. De Heere kwam nederwaarts in een wolk. Verhulde de heerlijkheid. Straks breekt de wolk even, dan schouwt hij in huiverende verrukking het uiterste van die heerlijkheid. De Heere stelde zich daar, op de afgesproken plaats. Hij openbaarde Zich. Het wordt heel kort verteld: De Heere ging voor zijn aangezicht voorbij. Meer niet. En... nu komt het: Hij riep de naam des Heeren uit. Hij met een hoofdletter. De Heere riep Zijn eigen naam uit. Het was dus niet alleen een lichtverschijnsel, het was heel duidelijk een stem, die sprak. Hij riep uit, dat wordt het einde van de geschiedenis. U moet die in haar geheel lezen, wij deden het samen, op hoop dat u het verband en het vervolg zult ontdekken. Het is een onderdeel van de heilsgeschiedenis, wij zochten en vonden verbindingslijnen, tussen oud en nieuw verbond, tussen Mozes en Christus, tussen openbaring en ervaring. Dat is de rijkdom van het Woord, verdiep u er toch in, wordt in het Woord gedoopt, opdat denken en spreken vernieuwd worden!

De Heere openlbaart zich zoals toen, bij de brandende braambos. Mijn Naam is Heere, Ik zal zijn. Die Ik zijn zal. Daar knoopt Hij bij aan: Heere, Heere. Tot tweemaal toe, met nadruk. Ik ben nog. Die Ik ben. Veelzeggend is dit uitspreken van de Naam. Ik ben de God van het verbond, Die Mij over een verdrukt volk heb neergebogen. Die een vertrapt volk in Egypte opraapte en aan Mijn hart drukte. Sindsdien is er veel gebeurd. Israël is Mij niet trouw gebleven, zij hebben Mij telkens verdriet aangedaan, zij zijn Mij hard tegengevallen. Maar Ik ben niet veranderd. Ik ben gebleven Die Ik was. Wat ligt alles toch in die naam Heere verklaard. Hoor ik dat goed: Heere? U hoort het goed. Mag Ik Mij nogmaals, na al die verdrietelijkheden aan u voorstellen? De naam kan voldoende zijn om het verleden te laten herleven, om een brug te slaan over ravijnen van verwijdering en vervreemding: Heere, Heere.

God. Denk daar goed aan. Ik, de Heere, ben God. Uw God, Die uit het diensthuis uitleidde. Die wonderen deed. Die u door het water voerde en door de wildernis. God! Zo wil Hij gekend, geëerd, gediend worden. Ik ben geen God in het algemeen, geen god onder andere goden, geen grote onbekende. Ik ben de Heere, zo wil Ik uw God wezen, dwalend volk. Mozes, zult ge dat aan de kinderen Israels overbrengen: Heere, Heere, God. Zullen wij dat goed ont­houden: De God in Wiens Naam wij gedoopt en tot Wiens dienst wij geroepen zijn is geen nameloze macht en geen mateloze kracht. Hij noemt Zijn Naam, Hij roept die uit. Hij prent ons die in. Aan de Naam hangt de waarheid van het heil in Hem en door Hem. Dat Ik het zelf ben. Die spreek. De Naam klinkt als een lied.

Wat zegt een naam? Soms kan men met het noemen van een naam volstaan. Eigen naam, de naam van de ander. Dan volgt er een verrassend herkennen, dan doet alles wat wij van elkaar weten mee. Een naam! God legt Zijn eigen naam uit. Bij het ontvouwen van de Naam, gaan wij de heerlijkheid Gods schouwen, de naam van Zijn heerlijkheid prijzen. Wat de Heere ons voorzegt mogen we kinderlijk nazeggen. Want de Naam is zo heilig, zo groot en zo goed. Al de deugden van God, worden in de Naam samengevat en uit de Naam naar voren gebracht.

Volgen dus de deugden een voor een, als kralen, geregen tot het snoer van de Naam, het sieraad van Israël. Wij worden bevangen door een sterke begeerte om te mogen weten hoe God heet, omdat we daaruit weten, wie Hij is. Om Hem te kennen. Verlangt u daar al naar? Wij leven in een tijd, waarin de kennis Gods van geen belang geacht wordt, in de wereld, en schromelijk verwaarloosd wordt in de kerk. Zowel in de prediking, als in de praktijk. Dat werkt een godsdienst zonder God in de hand. En werken, waarin de kennis van God ontbreekt. Daar is een verschraling en een vervaging het gevolg van, die zich wreken zal.

Houden wij de Naam hoog? Verstaan wij nog dat dit het eeuwige leven is, dat wij Hem kennen. De begeerte om God te kennen is een vrucht van het werk van de Heilige Geest. Hij spelt de naam in de Schrift, Hij schrijft de naam in het hart. Ieder die daar naar verlangt, kan hier terecht. Ik mag u bij de bron der openbaring brengen: Hij riep de Naam des Heeren uit. Daar mag het dorstende hert, het levenswater drinken met volle teugen. Kom er maar bij, jong en oud. Waar de Naam wordt uitgeroepen is de drinkplaats.

De Naam wordt in een meeslepende breedvoerigheid uitgeroepen. Heere, Heere, God. Houdt u nu de adem in, houdt u nu uw hart vast. Zal het verder rollen als de donder: Ontzaglijk, rechtvaardig, heilig . .. Nee, de zachte stilte is suizend om ons heen: Barmhartig. De ban is gebroken. Heere, hoe vaak en hoe veel heb ik tegen u misdreven. Hoe zult u zich aan mij bekend maken? Barmhartig. God laat zich meteen in Zijn hart tijken, een hart dat bewogen is. In de uitleg van de Naam ontsluit Hij Zijn hart. De warmte straalt ons tegen, onze koude ziel zou er aan ontdooien. Ik wist het wel en toch... Ik leg van alles in de Naam; als God hem uitlegt legt Hij Zijn hart bloot: Barmhartig. Voor deze week weten we genoeg. Er is nog veel meer in de Naam. De Heere begint met: barmhartig. Wie het hoort, herademt. Als de regen valt de naam op het uitgedroogde land: barmhartig. Mijn ogen zijn rood geschreid. Hij druppelt van heel dichtbij, de naam in mijn ogen: barmhartig. Nu kan ik weer zien. Hem zien, met het oog van het geloof en van de liefde. Heere, Heere, God, barmhartig.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 1968

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

DE NAAM

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 1968

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's