Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De openbare belijdenis des geloofs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De openbare belijdenis des geloofs

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Slot).
Omdat het geloof zulk een onwrikbaar fundament nodig heeft, legt de Schrift overal de nadruk op de onwankelbare vastheid van het geen God heeft geopenbaard.
Als we b.v. de brieven van Paulus doorgaan, worden we voortdurend herinnerd aan hetgeen hij van den Here ontvangen heeft en zijn lezers daarom door middel van zijn prediking ontvangen hebben. Vanwege het gezag, waarmede God zijn Woord bekleed heeft, draagt het vertrouwen op en de overgave aan dat Woord ook het karakter van geloofsgehoorzaamheid. Het ongeloof is daarom gelijk aan: het Evangelie ongehoorzaam zijn. Daarin ligt niet een wettische zweepslag tot geloof opgesloten, maar een prikkel te meer om ons op dat Woord te verlaten, omdat de Here als de Waarachtige en de Getrouwe Zijn Woord waar maakt en door het vertrouwen daarop aan Zijn eer wil komen. Anders zullen we, op welke wijze dan ook, andere goden voor Zijn aangezicht hebben.
Nu is de inhoud van het Woord van God zeer rijk en zeer omvangrijk. Het behelst datgene, wat God van oude dagen af gedaan en gesproken heeft onder Israël, de rijkdom van hetgeen Hij heeft teweeggebracht in de volheid des tijds in het volbrachte werk van Christus. Maar de openbaring laat haar lichtbundels ook vallen over de gang van de geschiedenis van kerk en wereld tot op de voleinding der Wereld bij de Wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden. Dat Woord laat ons zien dat de Wet Gods correspondeert met alle, zelfs de meest verborgen roerselen van ons zieleleven, zowel als met het hele terrein van het openbare leven. Datzelfde Woord bevat in de beloften van het Evangelie medicijnen voor alle kwalen van het mensenhart en voor alle levenssituaties.
Wie kan al die hoogten, diepten en verten volkomen overzien en inzien? Dat geen enkeling. Dat kan ook geen kerk in haar geheel. Zelfs apostelen kennen ten dele en profeteren ten dele.
Daarom moet niemand ontmoedigd worden, wanneer hij ontdekt, dat hij er nog maar zo weinig van verstaat. De Bijbel spreekt ook zelf telkens over wasdom, groei, over toenemen in kennis, over voortschrijden van het gevoed worden met melk naar het verwerken van vaste spijze. Jezus zelf zegt van Zijn discipelen, dat zij vele dingen nog niet konden dragen. Jonge mensen moeten ook toezien, dat zij zich aan allerlei dingen, die zwaar zijn om te verstaan, niet vertillen.
Ondanks het dagelijkse, persoonlijke onderricht uit de mond van onzen hoogsten Profeet en Leraar, vorderden de discipelen maar slecht in de kennis en het inzicht in het werk en de weg des heils. Ook de lezers van de brieven der apostelen blijken voortdurend onderwijzing nodig te hebben.
Wie daarom tot de belijdenis des geloofs komt, behoeft daar niet te verschijnen als iemand voor wie er geen vragen en moeilijkheden overblijven, of als iemand, die een volkomen geloof heeft. Het Avondmaalsformulier reikt èn jongeren èn ouderen met dat onvolkomen geloof de hand. Het gaat niet om de grootheid, maar om de echtheid van het geloof, dat alle bladen van het levensboek openlegt voor den Kenner des harten met de bede: Here, doorgrond mij en ken mij en zie of in mij een schadelijke weg zij en leid mij op de eeuwige weg.
Wij zullen ook onszelf niet moeten meten met de enkele voorbeelden van plotselinge bekering als van Saulus op de weg naar Damascus of van de stokbewaarder. Van de meeste Bijbelheiligen staat de bekeringsweg ons niet opgetekend. Althans niet hoe zij in hun jeugd tot geloof en bekering gebracht werden. Hoofdzaak is niet langs welke weg men de dingen, die ter zaligheid nodig zijn, geleerd heeft, maar dat men ze geleerd heeft.
Als men dan maar geleerd heeft zijn vertrouwen van alle eigenwijsheid, eigengerechtigheid en eigenwilligheid af te wenden, om al z'n vertrouwen alleen te geven aan de volheid van wijsheid, gerechtigheid en heiligmakende kracht, die in Christus Jezus gegeven zijn. Dan gaat God blijkens de geschiedenis van kerk en zending menigmaal velerlei wegen. Maar altijd weer keert het grondthema terug van ellende, verlossing en dankbaarheid, van verlorenheid en van opzoekende zondaarsliefde, van zonde en genade. Het „niets" uit ons, het „al" uit Hem, zo reist men naar Jeruzalem.
Het zal menigmaal zijn: „Ik geloof, Here, kom mijne ongelovigheid te hulp!" Maar ook dan roept Hij ons toe:
Zijt sterk, Hij zal u niet verstoten;
hun geeft Hij moed en krachten,
die hopend op Hem wachten.
                                                (Psalm 31 : 19)
De echtheid van het geloof moet overigens in de vruchten openbaar worden. Geloof zonder bekering is inbeelding. Die bekering behoeft niet beslist een geweldige schokkende gebeurtenis te zijn, al is zij altijd van ingrijpende en beslissende aard.
Bekering is naar Zondag 33 van onze Heid. Catechismus: de afsterving van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens. In de nadere omschrijving lezen we over een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben. En wie kan beseffen, hoe zwaar en hoe menigmaal wij dat gedaan hebben en doen! Dat leedwezen is de wortel van een haten en vlieden van de zonde.
Het ware geloof leert in Christus de schuldvergevende liefde Gods kennen. Daaronder smelt het ijskoude, harde hart. Vandaar ook, dat er een hartelijke vreugde komt in God door Christus en een liefhebben en doen van alle goede werken. Een waar geloof openbaart zich in de kinderlijke vreze Gods, in de vruchten des Geestes, zoals de apostel Paulus die opsomt in Gal. 5 : 22 nl. liefde, blijdschap. vrede, lankmoedigheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid. Er komt een nieuw leven tegenover God en ten opzichte van onze naaste.
Er is een nauwe wandel vereist, opdat ook onze naaste daardoor gesticht en voor Christus gewonnen worde. Bovenal opdat God aan Zijn eer kome. Wie de naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid (2 Tim. 2 : 19).
Onze buurman moge het weten, dat wij christenen zijn, niet alleen, omdat wij andere levensgewoonten hebben, maar ook omdat wij een goede reuk van Christus rondom ons verspreiden. Wie van de weg, waarin de christen te wandelen heeft, meer wil weten, kan naast de Schrift terecht in onze Catechismus met de uitvoerige en van diep geestelijk inzicht getuigende, uiteenzettingen van de Wet des Heren in de Zondagen 34-44. Dan komt zelfs de „medemenselijkheid" op haar plaats. Maar dan op de rechte plaats, als onderdeel van het leven der dankbaarheid.
De hemel verdienen we er niet mee. Echt niet. Er ontbreekt dagelijks zoveel, zelfs aan het beste, dat niet alleen in de Catechismus, maar ook in de levenspraktijk de Wet, als regel der dankbaarheid, leidt tot steeds dieper zondekennis, tot krachtiger behoefte aan de schuldbedekkende genade Gods in het Werk van Christus, en tot groter afhankelijkheid van de kracht des Heiligen Geestes, om ons te vernieuwen naar het beeld Desgenen, door Wien wij geschapen zijn (Col. 3 : 10).
Wie belijdenis doet, doe het met de bede: „Here, geeft dat ik mijn gedachten, woorden en werken alzo schikke en richte, dat Uw naam om mijnentwil niet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde."
Wie zo komt, zal niet komen in een soort pretentie, dat we er zijn. Integendeel. Wie werkelijk belijdenis doet, begint aan een reeks herhalingsoefeningen, die pas met het sterven afgesloten worden. Men wordt groter zondaar in eigen oog. De overtuiging groeit, dat Christus alleen onze gerechtigheid is. Er komt een diepere begeerte om een vruchtdragende rank te zijn in Hem, Die de ware Wijnstok is. Zo wordt het ware geloof openbaar, als een geloof door de liefde werkende (Gal. 5 : 6). En van dat geloof, als is het nog zo teer als een prille lentedag, worden we gevraagd in het openbaar belijdenis te doen. En de gemeente stemt in met de bede van de psalmdichter:
Och, dat men op deez' eerstelingen
een rijke oogst van voorspoed zag.
                                                              C. v. d. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De openbare belijdenis des geloofs

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's