Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van der Groe en zijn biddagpredikaties

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van der Groe en zijn biddagpredikaties

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is alzo in deze ure onze last om weder tot u te profeteren van de Heilige Geest, de kracht des Allerhoogsten, die ons dode volk en hardslapend christendom, op Zijn eigen tijd, maar alleen kan opwekken en levendig maken. Wij moeten u de grote noodzakelijkheid van die Geest Gods, voor elk en een ieder, en voor alles wat er is, nu aantonen; en onszelf, en het ellendige, blinde, dode en hardslapende volk haar plicht aanwijzen, en haar met ernst opwekken om toch de Heere gans vurig en ootmoedig om de genade van Zijn Heilige Geest te bidden als het enige middel van ons herstel en behoud.

Bovenstaand citaat is te lezen in de inleiding van een biddagpredikatie van Theodorus van der Groe (1705- 1784). De preek gaat over een bekende tekst uit het Hooglied: ‘Ontwaak, Noordenwind, en kom, gij Zuidenwind, doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate zijn edele vruchten!’ (Hooglied 4:16).

Approbatie

De twee bundels met biddagpredikaties van Van der Groe uit Kralingen zijn door de eeuwen heen vele malen herdrukt. Zelf bezit ik een uitgave die op 31 oktober 1787 te Utrecht werd geapprobeerd door de predikanten W.L. Krieger, J. Rosier en C.N. van Ee. Ze deden dat overigens niet geheel van harte. In de zeer korte approbatie kunt u lezen dat de classis Utrecht de predikatiën wel approbeert, ‘doch verklaart daarbij, dat dezelve eenige gedachten en wijzen van voorstellen voor den Autheur laat’.

Boete

Of de kritiek ook te maken heeft met het feit dat Van der Groe zo sterk het karakter van ‘boete’ door de preken heen verweven heeft, weten we niet. Maar het is onmiskenbaar dat Van der Groe van de eerste (1743) tot de laatste preek (1777) de bazuin der boete aan de mond neemt en dat hij daarin niet verslapt.

Het zag er kennelijk in zijn dagen al heel donker uit in ons vaderland. Niet voor niets begint de eerste preek met een leerrede over: ‘O land, land, land, hoor des HEEREN woord!’ (Jeremia 22:29). De Kralingse ziener leefde dan ook in een eeuw van verval en vooral wat het geestelijk leven betreft, achtte Van der Groe zijn eigen tijd als zeer ‘ongelukkig en droevig’.

Zo begint hij in de genoemde preek over Hooglied 4:16 een vergelijking te trekken tussen de in Ezechiël beschreven vallei met dorre doodsbeenderen en de toestand van de Nederlandse kerk. Naar zijn mening was de godsdienst in Nederland op dat moment niet meer dan een geraamte van wat het geweest was in de Reformatie. Het is volgens hem maar een ‘geesteloze en dode sleurdienst’.

Bekering

U zult inmiddels wel begrepen hebben dat Van der Groe geen blad voor de mond nam, dat hij geen water bij de wijn deed en dat hij preekte zonder aanzien des persoons. Hij achtte het ook een opdracht voor predikanten om in het bijzonder op de plechtige boete- en biddagen als Gods mond te zijn tot het volk om Zijn verborgen raad bekend te maken.

De biddagpreken zijn evenals die van Smijtegelt postuum uitgegeven. Van der Groe blies niet alleen op de boete-bazuin, maar riep ook telkenmale op tot bekering. Omdat de preken een sterk profetische inslag hebben, wordt Van der Groe wel genoemd ‘de laatste ziener’. Ook horen we wel: ‘Van der Groe deed het hekje toe’. De predikant benadrukte dat God in het verleden Nederland uitzonderlijk heeft bevoorrecht boven andere landen en dat Hij hier veel licht gegeven heeft met de doorbraak van de Reformatie. Maar overheid en volk hebben zich die genade in het verloop der tijden onwaardig gemaakt. En zo is de vergelding des Heeren nabij gekomen.

Een vruchtbare hof

De boetepreken staan niet louter vol donkere oordeelsaankondigingen. O nee, Van der Groe verzuimt niet heen te wijzen naar de macht en de genade van Christus. Zo lezen we in het slot van de genoemde preek over het Hooglied: ‘O, mijn lieve vrienden! Wanneer gij anders niet weet te doen of aan te vangen, maar als gij u geheel rampzalig en dood ellendig bevindt en niets tot uw eigen zaligheid en bekering doen kunt, dan is en blijft dit nog het enige en uiterste middel van uw behoud, dat gij uw ogen dan slaat op God in Christus, en Hem ootmoedig, vurig en gelovig bidt om Zijn Heilige Geest; en u niet voorneemt te rusten, voordat Hij uw hof, door Zijn genade en Geest, vernieuwd en vruchtbaar gemaakt heeft’.

Moge dat ons aller biddaggestalte zijn.

ds. J. Schipper, Leerdam

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 2016

De Saambinder | 24 Pagina's

Van der Groe en zijn biddagpredikaties

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 2016

De Saambinder | 24 Pagina's