Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In welke wereld groeien onze jongeren op?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In welke wereld groeien onze jongeren op?

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. De tijdgeest

Het is altijd een hachelijke zaak over de tijdgeest te spreken als men zelf in een bepaalde tijd leeft. Men kan niet voldoende afstand nemen van het tijdsgebeuren, men staat er nog te dicht bij. Overigens kan worden gezegd dat er door de eeuwen heen sprake is van één bepaalde tijdgeest. De geest van de tijd, die bepaald wordt door de mens, die leeft in een van God afgevallen wereld. Dat wil zeggen dat de mens ooit van God is afgevallen. Al spoedig blijkt in de Bijbel zelf wat dit betekent. We lezen bijvoorbeeld over de overmoed van de gevallen mens in Genesis 11. Tot twee maal toe zegt de mens: 'Kom aan'. 'Kom aan, laat ons stenen bakken. Kom aan, laat ons een toren bouwen, waarvan het opperste tot in de hemel reikt.' Maar dan klinkt ook van de hemel een 'kom aan'. 'Kom aan', zegt God, 'laat ons neervaren en laat ons hun spraak aldaar verwarren.' Dat heeft tot consequentie dat de mensheid verstrooid wordt over de aarde. Het is het antwoord Gods op het hoogmoedig spreken en streven van de mens. De mens wil in alle tijden als God zijn en wil tot Hem opklimmen.
Toch geeft het Nieuwe Testament ons te zien, dat er aan het eind van de tijd een zekere toespitsing zal plaatsvinden. Ik noem in dat verband twee sprekende Schriftgedeelten. In de eerste plaats 2 Thessalonicensen 2. Daar gaat het over de antichrist, over de zoon des verderfs, over de mens der wetteloosheid. Deze zal komen, wanneer de weerhouder zal weggedaan zijn. 2 Thess. 2:3-8: 'Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want die komt niet, tenzij dat eerst de afval gekomen zij, en dat geopenbaard zij de mens der zonde, de zoon des verderfs; Die zich tegenstelt, en verheft boven al wat God genaamd, of als God geëerd wordt, alzo dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven vertonende, dat hij God is. Gedenkt gij niet, dat ik, nog bij u zijnde, u deze dingen gezegd heb? En nu, wat hem wederhoudt, weet gij, opdat hij geopenbaard worde te zijner eigen tijd. Want de verborgenheid der ongerechtigheid wordt airede gewrocht; alleenlijk. Die hem nu wederhoudt, Die zal hem wederhouden, totdat hij uit het midden zal weggedaan worden. En alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden, denwelke de Heere verdoen zal door den Geest Zijns monds, en te niet maken door de verschijning Zijner toekomst;'
Over die weerhouder is in de loop van de tijd verschillend gedacht. Soms is er onder verstaan: de prediking van het Evangelie. Zolang de prediking van het Evangelie maar plaatsvindt, zal de zoon des verderfs, de mens der wetteloosheid worden weerhouden. Anderen hebben gedacht aan de politieke ordening. De staat beschermt de kerk en bevordert ook de vrije loop van het Evangelie. Zodra de staat dit niet meer doet, wordt de antichrist niet meer weerhouden. Hoe het ook zij, er zal wel een wisselwerking zijn. Daar, waar het Evangelie niet meer met kracht wordt gepredikt, zal er ook in het openbare leven geen gestalte aan worden gegeven.
In de tweede plaats noemen we Openbaring 13, waarin gesproken wordt over het beest, dat opkomt uit de zee. Gezegd wordt dat dit beest wereldwijd macht krijgt, dat het macht krijgt om grote dingen te doen, om godslasteringen te spreken en om de heiligen de oorlog te verklaren. Allen, die op de aarde wonen, zullen het aanbidden, welker namen niet zijn geschreven in het Boek van het leven van het Lam. Mij dunkt, dat er een directe verbinding mag worden gelegd tussen 2 Thess. 2 en Openbaring 13. Er zal in het laatst der dagen een openbare gedaante zijn van de antichrist. Mogen we niet in alle voorzichtigheid zeggen, dat onze tijd daarvan de trekken te zien geeft? Is het niet zo, dat de wetteloosheid zich steeds meer openbaart en dat de machten van de afgrond om zich heen grijpen?

B. Grote verschuivingen

Nu is het zo dat een samenleving alleen anti-christelijk kan worden, wanneer er ooit sprake is geweest van beïnvloeding door het Evangelie. Zo kunnen we zeggen, dat Nederland en in het algemeen West-Europa ooit gekerstend is geworden. In Nederland zijn zendelingen gekomen als Willibrord ('De man op het peerd', waarvan het standbeeld op het Sint-Janskerkhof in Utrecht staat) en Bonifacius. Zij hebben ons land gekerstend. Dat betekent niet, dat in de loop van de eeuwen iedere Nederlander hoofd voor hoofd een christen was, maar er was wel duidelijk sprake van een openbare gestalte van het Evangelie. We kunnen zeggen, om een woord van dr. W. Aalders te gebruiken, dat ook in het openbare leven, Christus het kleed van de tekenen droeg. In de vorige eeuw was nog negentig procent van het Nederlandse volk gedoopt, behoorde op enigerlei wijze tot een kerk. Dat is vandaag wel anders. Onze samenleving is van kerkelijk naar niet-kerkelijk, van christelijk naar niet-christelijk gegaan. Ik licht dit toe aan de hand van een viertal verschijnselen.

a. De kunst
Het culturele en artistieke leven is in het verleden in ons land en in West-Europa heel diepgaand gestempeld geweest door het Evangelie. Hoeveel dichters, schilders, beeldhouwers, schrijvers en musici zijn niet geïnspireerd geweest door verhalen en woorden uit de Heilige Schrift, zowel uit het Oude als uit het Nieuwe Testament. Hun produkten leggen daarvan op duidelijke wijze getuigenis af. Dat is langzaam maar zeker, maar niet minder ingrijpend, veranderd. Vandaag is in de cultuur vaak het niet-christelijke, zeg ook het anti-christelijke, de spot, gekomen. Dit is met name het geval in bepaalde produkten van literatuur van diegenen, die nog ooit binnen de christelijke gemeente zijn opgevoed. Te denken valt aan Jan Wolkers en Maarten 't Hart, die, ieder op eigen wijze, grondig met hun verleden afrekenen in hun literaire produkten. Christelijke kunst is zeldzaam geworden. Ooit heeft dr. H. Algra in de Eerste Kamer gezegd, dat veel van wat tegenwoordig voor kunst doorgaat, niet anders is dan met faecaliën werpen naar het kruis van Christus. Hij zei dit in verband met subsidiëring van allerlei vormen van moderne kunst.

b. De politiek
Politiek heeft alles te maken met polis, dat is de stad. Wie geschriften leest van kerkvaders in het verleden, bemerkt hoezeer men aan deze stad ook facetten toekende, die met de stad Gods te maken hadden. Het politieke leven stond ergens onder de beheersing van normen, die ook aan het Woord van God, aan het Evangelie, aan Wet en Evangelie ontsproten waren. Ooit heeft mr. P.J. Oud, vroeger voorman van de liberalen in Nederland, gezegd, dat op de tweede tafel van de tien geboden een goede politiek te baseren is. Welnu, ook op het terrein van de politiek heeft Christus het kleed van de tekenen afgelegd. We zien juist ook hier toenemende wetteloosheid en normloosheid. Ook de tweede tafel van de tien geboden is al lang niet meer richtinggevend voor het leven onder de mensen, terwijl bedacht moet worden, dat juist de tweede tafel van de wet, wanneer deze onderhouden wordt, garantie geeft voor een geordend leven onder de mensen. Het eigendom, het leven, het huwelijk, het gezin zijn beschermd, wanneer er een leven is in het onderhouden van Gods geboden.

c. De wetenschap
Het is niet toevallig dat de moderne natuurwetenschap haar wortel heeft in het christelijke westen. De moderne natuurwetenschap is niet ontstaan in de Arabische wereld of in China, maar uitgerekend in het christelijke westen. De grondleggers van de moderne natuurwetenschap waren stuk voor stuk praktiserende christenen. Te denken valt aan mensen als Galileï, Newton, Boyle, Bakhuis, Rozeboom, Keppler. In de heidenwereld is het zo dat de natuur het terrein van de machten is. Die machten moet men gunstig stemmen d.m.v. bepaalde rituelen. Verder moet men zich maar niet te diep in het natuurgebeuren begeven. Voor de christen-wetenschappers in de zestiende eeuw was het echter zo, dat de natuur schepping van God was, die voor onderzoek openstond. De mens mocht uit Gods schepping halen wat God er zelf had ingelegd. Uitgangspunt was psalm 8: God heeft alle dingen onder de voeten van de mens gelegd. De mens mag heersen over de werken van Gods handen. Hij mag uit Gods schepping halen wat er in zit. Als het maar uitloopt op de eer van Zijn Naam, zoals het slot van psalm 8 zo overduidelijk zegt: 'Heere, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde.' Er is een gebed bewaard van de sterrenkundige Keppler, waarin hij zegt: 'Ik dank U, Schepper en Heere, dat Gij mij deze vreugde in Uw schepping, dit genot in de werken van Uw handen, hebt geopenbaard. Ik heb de heerlijkheid van Uw werken aan de mensen bekendgemaakt, voorzover mijn eindige geest Uw oneindigheid mocht verstaan.
Waar ik iets heb gezegd dat Uwer onwaardig is of eigen eer mocht hebben gezocht, vergeef mij dat genadig.' En Galileï zei: 'De werken van Gods mond en de werken van Gods vinger kunnen elkaar niet tegenspreken.' Dat wil zeggen: wat God in Zijn Woord heeft geopenbaard, de werken van Zijn mond, en datgene wat Hij in Zijn schepping heeft gelegd, de werken van Zijn vinger, kunnen niet aan elkaar tegenstrijdig zijn. Daarom mag de mens onbevangen Gods schepping onderzoeken. Meer en meer echter is de wetenschap, met name de natuurwetenschap onttrokken aan de Schepper. De mens is ook in het wetenschappelijk bezig zijn autonoom geworden. Toen Darwin in de vorige eeuw de evolutietheorie tot ontwikkeling bracht, kreeg hij ook een ontwikkeling in zijn denken. Hij groeide af van het geloof, waarin hij was opgevoed. Tenslotte kwam het zover dat hij zei, het geloof in God vaarwel te zeggen. En hij zei erbij: 'Ik kan niet zeggen dat het me pijn deed.' Als er ergens sprake is van secularisatie, verwereldlijking, dan is het wel op het terrein van de wetenschap.

d. Het mensbeeld
Meer dan ooit leven we in een Ik-tijdperk. Uiteraard is het altijd zo geweest, dat de mens een Ik-gerichtheid had, maar vandaag spreken we uitdrukkelijk over het Ik-tijdperk. De mens is zichzelf tot norm. Hij is baas in eigen huis, buik, leven, werk, gezin. Hij duldt geen gezag meer van bovenaf. Hij duldt ook geen ordeningen meer, die hem van bovenaf, van God uit, gegeven worden. De slogan van de Franse revolutie: Ni Dieu, ni maitre, geen God en geen meester, krijgt juist in onze tijd wel heel uitdrukkelijk gestalte. De mens is autonoom en dat wil hij weten.
Kortom, we kunnen zeggen dat de samenleving steeds meer onttrokken is aan God. We noemen dit secularisatie, verwereldlijking. Maar het betekent in feite dat het Woord van God als norm, ook in het openbare leven, heeft afgedaan. We spreken dan intussen in onze tijd van Godsverduistering. Het is een woord dat aanvankelijk gebruikt is door de jood Martin Buber: Gottesfinsternis. Er wordt mee bedoeld, dat godsdienst meer en meer een privézaak geworden is. Het is verder, wat het openbare leven betreft als in de tijd van Samuel; er is geen openbaar gezicht. Mensen ontmoeten niets meer van God in hun dagelijkse situatie, in hun werk, in de cultuur, in de wetenschap, op de universiteit. Godsdienst is een zaak van de binnenkamer geworden. Daar kan de mens met God contact hebben, maar niet in het openbare leven. Welnu, wat dit betreft is het tijdsbeeld t.o.v. vroeger wel heel wezenlijk gewijzigd. Onze samenleving is van christelijk niet-christelijk geworden en dan is het één stap verder of een niet-christelijke samenleving wordt een anti-christelijke samenleving. Dan zien we inderdaad de contouren van 2 Thess. 2 en Openbaring 13 om ons heen.
Dat kan alleen het geval zijn in een samenleving, die ooit door het Woord van God, door het Evangelie en door de Wet gestempeld is geweest. Gevloekt kan alleen daar worden, waar ooit gebeden werd. Waar de Naam des Heeren ooit eerbiedig werd aangeroepen, daar kan Hij ook worden gelasterd, wanneer God wordt afgezworen.

C. We staan er middenin

Intussen is het zo, dat het moderne levensbesef doordringt door de kieren en reten van ons aller bestaan. Niemand staat buiten het moderne levensbesef. Wij allen profiteren van de grote verworvenheden van wetenschap en techniek. De grote progressie die de techniek heeft gemaakt, heeft zijn uitwerking op niemand gemist. We ondervinden de zegeningen van de medische wetenschap. De kindersterfte is drastisch afgenomen. In het begin van deze eeuw was de kindersterfte nog buitengewoon groot. Thans spreken we van de vergrijzing van de maatschappij. Elke tien jaar verdubbelt de wetenschappelijke kennis, ook de medische kennis. En dat heeft zijn uitwerking op het leven van de mens niet gemist. Maar verder profiteren we allen op tal van wijzen van datgene, wat de wetenschap en de techniek aan verworvenheden hebben opgeleverd. Ik noem verder de grote hoeveelheid informatie, die op ons afkomt. Informatie, die onze kennis vermeerdert, die ons leven ook verrijken kan.
Maar we leven, wat dit betreft, ook wereldwijd, mondiaal. Wanneer vandaag ergens in de wereld iets gebeurt, zijn we, of op dezelfde dag, of morgen, geïnformeerd omtrent ontwikkelingen ten goede, of omtrent rampen. Het klooster is voor niemand meer mogelijk. Welke media we ook gebruiken of niet gebruiken, we worden omgeven door de gevolgen van de informatica. Er zijn wat dat betreft echter ook tal van verborgen verleiders. Er zijn geraffineerde reclametechnieken, die zorgen voor een geweldige overdracht, niet alleen van informatie, maar die ook zorgen voor diepgaande beïnvloeding van de menselijke geest. Ooit verscheen een boek van Vance Packard, getiteld 'Verborgen verleiders'. Daarin gaat het over de macht van de reclame. Welnu, de macht van de reclame is niet alleen aan de orde wanneer het gaat om gebruiksvoorwerpen of allerlei produkten, die we gebruiken, maar speelt ook een buitengewoon grote rol, wanneer het gaat om verschijnselen, om machten van de tijd, om geestelijke stromingen, om organisaties, om verbanden. Juist de verborgen verleiding is, wat dat betreft, het gevaarlijkst. Allerlei programma's voor radio en televisie, die van godslasterlijke of zedeloze aard zijn, kunnen we gemakkelijk onderkennen. Maar veel indringender is de verborgen verleiding, die we vaak niet onderkennen, maar die ons mens-zijn toch diepgaand beïnvloedt. Ik zou, wat dat betreft, ook een specifiek voorbeeld willen noemen. Wij leven in het computer-tijdperk. Het elektron is het moderne materiaal van de mens. Naar mijn diepste overtuiging is het zo, dat wij niet het materiaal beheersen, maar dat het materiaal ons mensen diepgaand beïnvloedt. De boekdrukkunst heeft de mens beïnvloed. De industriële revolutie heeft de mens beïnvloed. En vandaag treden we het computer-tijdperk in, en naar mijn diepste overtuiging zal dat ook van grote invloed zijn op het menstype. Het maakt verschil of mensen brieven schrijven of dat ze brieven uitwerken op een tekstverwerker. Wanneer iemand een brief van vier kantjes geschreven heeft, en hij is er niet tevreden over, dan kan hij twee dingen doen: Hij kan de brief opnieuw schrijven als hij zich daartoe de tijd gunt, of hij kan de brief onvolmaakt wegsturen. De computer geeft ons echter de gelegenheid om gemakkelijk correcties en aanvullingen aan te brengen, zodat een brief geperfectioneerd de deur uit kan. Dat betekent, dat wij op een andere wijze gaan communiceren met de medemens. Kortom, de computer, het beeldscherm, is gekenmerkt door perfectie, efficiency en snelheid. Deze drie elementen zullen het menstype van het laatste deel van de twintigste eeuw, mijns inziens, diepgaand beïnvloeden. Het zou kunnen betekenen dat de mens nog meer vervreemdt van zijn omgeving, van zijn arbeid, van zijn bestemming. Hij raakt geïsoleerd achter zijn scherm.

D. Hoe weerbaar te zijn

De vraag is tenslotte hoe wij in deze tijd, met zijn vele verleidingen, met zijn omslag in de cultuur van christelijk naar niet-christelijk of zelfs anti-christelijk, weerbaar zullen kunnen staan. Ik citeer in dit verband allereerst een sprekend citaat van dr. W. Aalders in zijn boek 'In verzet tegen de tijd': 'Leven zonder tekenen, dat vraagt een geestelijke heroriëntatie, waarin wij (laten we het eerlijk vaststellen) nog heel weinig geoefend en gevorderd zijn. Het betekent van meerderheid tot minderheid geworden zijn. Staan in een samenleving die ons niet bevoorrecht en beschermt. De moed moeten leren om een overtuiging te hebben , die afwijkt van de meerderheid en die niet populair is. In die overtuiging daarom vaak gekwetst en bezeerd worden. Dan niet verbitterd worden, maar een groot incasseringsvermogen bezitten en veel kunnen verdragen. Van ons geloof durven spreken zonder begrip, erkenning, waardering te ontmoeten. Posities in de samenleving moeten prijs geven, waar we recht op meenden te hebben. Een eigen levensgedrag trouw blijven, ook als dat afwijkt van de samenleving. Eigen normen en overtuigingen in ere houden. Weerbaar, critisch, waakzaam staan tegenover de penetrerende invloeden van de moderne communicatie-middelen: krant, radio, film, T.V. Niet in de ban raken van dingen, die een 'naam' hebben in deze wereld. Uit de toon durven vallen. Nonconformistisch durven zijn. Niet agressief worden als men ons plaagt en pijn doet. Het niet dramatiseren als we bespot worden.
Een dergelijke heroriëntatie wordt van ons gevraagd in een teken-arme tijd. Als de Heer zich terugtrekt in het kleed der armoede en verachting, betekent dat dat de christgelovigen ook hun kleed der heerlijkheid in deze wereld moeten leren afleggen. Onze weg voert overduidelijk naar beneden en niemand kan zeggen tot in hoe grote diepte onze trouw aan de Heer nog op de proef gesteld zal worden. Zeker is, dat wij nog lang niet op de bodem zijn. Dat is de zware en donkere kant van een teken-arme tijd. Maar er is ook een lichte, een blijde kant aan. Wanneer immers de zifting zich voltrokken heeft en het geloof in klaar bewustzijn de Persoon van Jezus gekozen heeft boven de tekenen, - dan is ook het wantrouwen en de reserve van de Heer tegenover ons weggevallen. Dan geldt van ons niet meer: "En Hij vertrouwde zich hen niet toe" (Joh. 2:241. Integendeel, Hij vertrouwt zichzelf nu wèl aan ons toe.'
Mij dunkt, dat hier een haarscherpe analyse wordt gegeven van de omslag van onze cultuur en de nieuwe levensinstelling, die dat van ons christenen vraagt. Ik heb daar weinig aan toe te voegen. Maar tenslotte zou ik willen zeggen dat we alleen staande kunnen blijven, wanneer wij gewapend zijn met de geestelijke wapenrusting, waarvan Efeze 6 spreekt. Daarmee zullen we de geestelijke boosheden in de lucht kunnen tegenstaan. Tot die geestelijke wapenrusting behoort de waarheid. Waarheid is in onze tijd geen gewaardeerd woord. Mensen, die de waarheid in pacht hebben, worden als hoogmoedig afgetekend. Wat is waarheid? Wij zijn in onze tijd twijfelaars. Twijfel is de hoogste zekerheid. Efeze 6 laat ons echter zien, dat wij ons gorden zullen met de waarheid, de waarheid namelijk van Gods Woord. Daarmee zullen we kunnen wederstaan in de boze dag. In de tweede plaats wordt gesproken over het borstwapen der gerechtigheid. Over gerechtigheid wordt in onze tijd veel gesproken, maar dan gaat het om recht en gerechtigheid tussen de mensen, onder de volkeren. En ongetwijfeld is dat een zeer wezenlijke dimensie van gerechtigheid, ook in het Woord Gods. Maar gerechtigheid is allereerst de gerechtigheid, die door Christus verworven is, waardoor een mens weer voor God recht op zijn voeten kan staan, waardoor hij gerechtvaardigd is, waardoor hij leven mag uit de schuldvergeving, uit de vergeving der zonden. En zo zal de mens dan ook staan in deze wereld, waarin hij recht en gerechtigheid zal hebben te oefenen en te bevorderen. 'Wat eist de Heere van u, o mens, dan recht te doen en weldadigheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God?' Vervolgens wordt gesproken over de bereidheid van het Evangelie van de vrede, waarmee onze voeten geschoeid zullen zijn. In onze tijd, in ons land zijn er de tienduizenden, die het verschil niet meer weten tussen hun rechteren hun linkerhand. Die opgroeien in een wereld, los van God. Die nooit meer van het Evangelie horen. Wanneer we bedenken, dat in een nieuwe stad als Almere nog slechts twee procent van de bevolking bij een kerk is aangesloten en dat in de Bijlmer in Amsterdam nog slechts één kerk in die hele betonmassa te vinden is, nl. ondergronds, dan beseffen we hoe het volk opgroeit zonder God, zonder gebod, zonder belofte. Hoe zullen we het volk met het Evangelie bereiken? Want we kunnen het volk wel oproepen om naar de wet van God, naar de geboden van God te leven op allerlei concrete terreinen, maar dan zal het volk ook het Evangelie moeten kennen. De noodzaak van de evangelisatiearbeid is in deze tijd de kerk, als het goed is, op het lijf geschreven. Vervolgens noemen we het schild des geloofs. Daarmee zullen we al de vurige pijlen van de boze kunnen uitblussen. Luther zei: 'Glaubst du, so hast du. Glaubst du nicht, so hast du nicht.' Geloof je, dan heb je. Geloof je niet, dan heb je niet.
En tenslotte wordt genoemd de helm der zaligheid, dat is het zwaard van de Geest, oftewel opnieuw het Woord van God. Maar het Woord van God zal alleen dan levend en tweesnijdend en krachtig zijn, wanneer de Geest des Heeren zich naar Zijn belofte paart aan het Woord en dat Woord een plaats geeft in onze harten, van waaruit we ook door een persoonlijk geloof mogen staan en leven in de tijd, waarin wij gesteld zijn. Efeze 6 sluit af met de noodzaak van het gebed. Wat is een christen zonder gebedsleven? Het gaat om de verborgen omgang met God. Verborgen omgang, die plaatsvindt in de lezing van de Schriften en in het gebed in de binnenkamer. Juist vanuit de verborgen omgang met God zal de wapenrusting des geloofs goed gehanteerd kunnen worden in het leven van elke dag. Van de binnenkamer naar buiten, en van buiten weer naar de binnenkamer. Dat is de pendelbeweging van de christen, ook in de tijd waarin wij nu leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 november 1988

Driestar bundels | 104 Pagina's

In welke wereld groeien onze jongeren op?

Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 november 1988

Driestar bundels | 104 Pagina's