Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Genade van een Almachtige God!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genade van een Almachtige God!

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als nu Ahram negen en negentig jaren oud was, zo verscheen de Heere aan Ahram en zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige! wandel voor Mijn aangezicht en zijt oprecht!

Genesis 17 : 1

III.

Zo kan God vijanden met Hem verzoenen, maar Hij wil het ook en Hij doet htt ook. Het staat in Gods eigen Woord. Sla de bladzijden maar op en om en he' zal u treffen, dat Hij zonder onderscheid in deze arbeid de mens behandelt.

Adam en Eva, de eerste vijanden van God, werden het eerst gered. Maar hoe lang is de rij, die daarop volgt. En als n in het Nieuwe Testament gaat bladeren, zijn er bij de komst van de Christus niet velen, die godzalig leven in handel en wandel. Maar Gods werk gaat door. Op de Pinksterdag worden er omtrent 3000 duizend gered, en dan staat er: De Heere deed dagelijks toe tot de gemeente. Van de Jood keert het Evangelie zich ook tot de heidenen en mag de kerk onder leiding van de almachtige God gaan zingen, waar oud-Israël reeds van zong:

Al de heid'nen, door Uw handen. Voortgebracht in alle landen. Zullen tot U komen, Heer'. Bukken voor Uw aanschijn neer.

Ik ben God de Almachtige. Hij kan en wil en zal het doen. Nooit kunt ge te groot van de almachtige genade Gods denken. Dat Hij genade kan schenken is groot. Dat Hij genade wil geven is moedgevend. Dat Hij genade werkelijk schenkt is onbegrijpelijk. Dit is alleen te vatten — en dan nog slechts in beginsel — door het geschonken geloof.

Genade houdt alles in wat de zondaar van zichzelf niet heeft. Er is vergeving voor de grootste der zondaren. Die vergeving is er maar niet voor een ogenblik, maar even lang als de wereld zal bestaan. Zo almachtig is Gods genade, dat zij geen ogenblik buiten werking treedt, maar altijd functioneert.

Hoe God dat kan en wil en doet, vraagt gij mij? Alleen om redenen, die Hij uit Zichzelf neemt en in Zichzelf vindt.

Hij kan genade schenken, wijl Hij Zijn Zoon wilde geven; Hij wil genade geven, omdat Hij Zijn Zoon kan schenken; Hij geeft Zijn Zoon, omdat Hij dat als de almachtige God kan en wil.

En de diepste oorzaak voor zulk handelen heeft de kerk te zoeken in Gods liefde. Door U, door U alleen om het eeuwig welbehagen. Er is niets van de mens bij. Het is enkel almachtige genade, voor de mens beschikt.

Hoe we ons ook wringen, desnoods in duizend bochten, deze genade is niet door eigen verdiensten te verwerven. Deze genade krijgt niet door ons werk een almachtige kracht. Deze genade is genade, omdat God andere wegen met het verloren Adamskind had kunnen inslaan, maar het niet deed. Hij liet genade gelden voor recht. Voor alle mensen?

Och, vraagt mij daar niet naar. Leest Gods Woord hierover na. Bedenkt hierbij echter, dat ge niet verworpen wordt omdat God een lust gehad heeft in uw dood. Integendeel, gij wordt verworpen omdat gé het bloed van Christus onrein hobt geacht. Ge wordt verworpsn, omdat gij niet wilde en God wel. Ge hebt niet geloofd dat God meende wat Hij zegt. Ge zegt: Niemand kan geloven, dat God meent wat Hij zegt. Ge hebt gelijk. Maar God kan en wil u dat geveu; wat gij niet kunt en wilt. Hij zegt: vraag het maar aan Mij. Gij zegt: maar mijn vragen is niet oprecht voor God. Dacht u, dat de Heere zulks niet wist? Hij weet bet nog veel beter dan dat ge het zelf weet. U moogt bij de Heere om ontdekking vragen van uw onoprechtheid voor God. Zo lang u er nog zo over praat, kunt u het nog best uithouden in uw eigengemaakte rechtzinnige huis. Al gelooft u er niets van, dat God met almachtige genade mer^enkin deren van vijanden tot vrienden maakt, zult u God in dit Zijn werk met al uw ongeloof niet tegen houden. De Heere verbreke uw harde hart, dat even hart is als het mijne, maar toch niet te hard voor de almachtige genade Gods.

O volk, hoe ge ook getrokken werd door de almachtige genade, u weet het, dat u het niet hebt kunnen uithouden tegen deze El Schaddai. Hoe wonder waart ge te moede, toen de Heere u te machtig werd en u ging overreden. U had niets meer in het midden te brengen; de Heere was alleen aan het woord. Weet u het nog, dat Hij Zich verwaardigde te willen spreken tegen een doemwaardig schepsel? Viel u dat mee? Toen hebt ge er iets van geleerd, dat God u klein kon krijgen; later hebt ge duidelijker geleerd, dat de Heere u klein wilde maken. En na misschien vele jaren strijd mocht ge in het geloof getuigen: De Heere heeft me klein gekregen. Met de volle verzekerdheid van het geloof, mocht ge uw verlies voor God erkennen en de volle winst uit Gods werk het uwe noemen. U verstaat de dichter:

Hij kan en wil en zal in nood, Zeis bij het nad'ren van de dood. Volkomen uitkomst geven.

Almachtige genade, volkomen genade. Alles genade, wat ik buiten mezelf in de Heere krijg te bezitten. Nogmaals roep ik u toe: Wendt u tot Hem, Die deze genade uitdeelt zonder dat ge er iets voor hoeft te betalen of te doen. U krijgt het voor niets. Maar als de Heere 11 genade schsnkt, dan wordt uw ganse bestaan vernieuwd en komt ge in dienst van de almachtige God. Werkeloze kinderen houdt Hij er niet op na.

In het laatste gedeelte van de tekst staat: Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht. Hierdoor meldt de Heere ons, dat de genade eisen stelt.

Dus genade is niet alleen geven, maar toch ook eisen? Ja, het is geven en eisen Deze twee scheidt men niet dan op straffe des doods. Kan het ook soms zó zijn, dat we zeggen: eisen en geven? Neen, het is en blijft beslist: geven en eisen. Het geven gaat dus voorop. Inderdaad, anders maken we van het genadeverbond een verkapt werkverbond.

Hier ligt bij zeer velen de fout, dat zij het eisen voorop laten gaan en het geven doen volgen. Dit is een principiële fout; een fout die lijnrecht tegen de Schriftuurlijke waarheid indruist. Daar zijn er, die werkelijk menen, dat zij door hel houden van Gods geboden zalig kunnen worden, maar daar zijn er ook — en deze zijn veel gevaarlijker in hun leer — < ie met de mond belijden, dat hun zaligheid alleen in het Borgwerk gegrond is en die toch mank gaan aan hetzelfde euvel van voornoemde fanatici. Zij belijden met de mond een rechtzinnige v.'aarheid, maar echte beleving daarvan missen zij, omdat zij zichzelf willen handhaven in het eigen gemaakt verbroken werkverbond. De laatste fout kan gemaakt door , , voorwerpelijke" en door „onderwerpelijke" mensen. Onze ligging is in deze niet beslissend. God maakt uit wat moet en hóé het is. God had Abram reeds rijke beloften geschonken. De Heere gaat die geschonken beloften vernieuwen en staat gereed om de beloften in vervulling te doen gaan. Als de Heere dus wat geeft, dan eist Hij tevens. Wat eist de Heere? Dat Hij verheerlijkt wordt door Zijn eigen werk. De eerste eis, die de Heere stelt, luidt: Wandel voor Mijn aangezicht.

In het wqbrd wandelen voelt ge de rust, geenszins het gejaagde. U beluistert in dit woord de gelijke gestadigheid. Met dit wandelen doelt de Heere op de geloofswandel. In de gestadige geloofswandel moet zich openbaren het dagelijkse leven in het geloof. Deze geloofswandel moet zijn voor Gods aangezicht. Voor Gods aangezicht, dat is het aangezicht van God onthuld door de Heilige Schrift. In dat Woord, waarin gewag gemaakt wordt van Gods deugden en werken en eigenschappen en namen enz., welke door Gods lieve Geest worden ontdekt aan het hart van de zondaar, zodat de zondaar deze lief gaat krijgen. S. v. R.

met alle kracht tegen zijn propaganda verzet".

Het is algemeen bekend, dat dr Kuyper het beginsel van de sóuvereiniteit in eigen kring doorlopend gehuldigd heeft. Dit beginsel heeft ook mr de Wilde in zijn geschrift: „De Anti-Revolutionnaire Partij en haar program van beginselen" met kracht verdedigd en zich tegen staatsbemoeienis gekeerd als hij daarin schreef:

„Al die kringen hebben zelve hun eigen belangen te behartigen en te regelen. Toch zijn er duizenden, die daarmede niet insteinmen, die meenen, dat de staat de hoogste en eenige wetgever moet zijn, en dat alles voor de staat in ootmoed heeft te bukken.... En wat is daarvan het gevolg? Wat anders dan eon machtsoverschrijding van de staat, die al weinig minder drukkend wordt dan het despotisme der koningen in vroegere eeuwen".

Docli wat heeft er nu in de staatsverzekfringsdwang, welke in latere tijd door de Anti-Revolutionnaire Partij aanvaard en verdedigd is, plaats gevonden? Wel dit, dat de staat tot verzekering dwingt en alzo het systeem van vrijheid in het particuhere leven door dat van dwang om lials brengt.

Zelfs al verklaart een hierbij betrokkene absoluut niet verzekerd te willen zijn, dan wordt hij door staatsdwang verzekerd, gelijk dat ook al het geval was met die werknemer in het banketbakkersbedrijf, die er zich in een ingezonden artikel in „De Telegraaf' over beklaagde, dat de vrijheid om hals werd gebracht, waarvan wij in een artikel in het nummer van , , Dé Banier" van de vorige week nader melding hebben gemaakt.

En steeds nog breidt de verzekeringsdwang van de staat zich uit. Met ingang van 1 Januari jongstleden werd dè deelneming in het bedrijfspensioen voor het bakkersbedrijf van regeringswege verplicht gesteld - naar schatting 30.000 werknemers — voor de mannelijke werknemers in deze bedrijfstak, die de 19jarige leeftijd hebben bereikt of overschreden, en niet ouder zijn dan 64 jaren. En dezen zijn volstrekt niet de enigen, die met I Januari jongstleden van regeringswege in de kring der verz.ekerden zijn opgenomen. Enige groepen van personen, die tot dus ver over het algemeen wel onder de ongevallenwetten vielen, zijn bij Koninklijk Besluit van 29 December 1952 ook als verzekerden aangewezen voor andere sociale verzekeringswetten.

De krantenbezorgers vallen onder bepaalde omstandigheden nu ook onder de ziektewet (sn het Ziekenfondsenbesluit). Hetzelfde geldt voor de loonslagers, dat zijn slachters, die in de slachthuizen voor slagers en grossiers het vee .slachten. Onder de ziektewet (en het ziekenfondsenbesluit) zijn nu ook gebracht personen, die werkzaam zijn bij het oogsten van fruit en van andere land-en tuinbouwgewassen, alsmede onder anderen zij, die werkzaiam zijn bij het snijden van griendhout en het snijden en scheren van riet, het snoeien en rooien van bomen, het selecteren van te velde staande gewassen en het „klaar maken" van aardappelen. Een zelfde regeling is getroffen voor een aantal kleinere melkslijters, namelijk degenen, die melk kopen van de fabriek en deze aan eigen klanten uitventen, terwijl degenen, die verbonden zijn aan het oogsten van zilveruien in de zomer 1950 reeds onder de sociale verzekering gebracht zijn.

Wij zien hoe de staatsdwangverzekering zich uitbreidt en hoe daarbij hoe langer hoe meer in hun vTÏjheid getroffen worden en hoe de arbeiders in steeds bredere kring onder de voogdij van de staat gesteld worden. Is dat niet in flagrante strijd met de sóuvereiniteit in eigen kring? Wie zal dat naar waarheid kunnen tegenspreken? Wie zal ook kunnen ontkennen, dat hierbij eens door de A.R. beleden beginselen jammerlijk en schromelijk door hen verloochend worden? En dit wordt dan van A.R. zijde vaak goed gepraat, dat er een zedelijke verplichting tot verzekering bestaat. Zeer terecht heeft professor Fabius in zijn „Verzekeringsdwang" blz. 26, opgemerkt:

, , Soms wordt er gezegd, dat de verzekering ejn zedelijke verplichting geacht moet worden; niet allen daaraan voldo< ; n; dus de staat haar met dwang opleggen, daarvan een wettelijke verplichting, een rechtsplicht moet maken. Toch kan een zedelijke verplichting maar niet kortweg in een wettelijke plicht worden omgezet. Misschien ware het juister, te zeggen dat, wdjl het een zedelijke verplichting is, gesteld dat dit volstrekt kan worden aangenomen, daarom geen dwang mag plaats hebben. Veilig is te stellen, dat allen de zedelijke verplichting erkennen, om met het geld, dat men heeft, ook de arme te helpen. Evenzeer is zeker, dat daaraan niet door allen gevolg wordt gegeven. Zo ware dus dwang daarvoor nog eerder gerechtvaardigd. Het is ook een zedelijke verplichting van de man, om met het geld, dat hij verdient, zijn gezin te onderhouden. Velen echter komen die verplichting slecht na. Het is bekend, dat in arbeiderskringen de man vaak een goed deel van zijn loon voor zich houdt, en het gezin daardoor in veel minderen staat verkeert dan nodig is. De vrouw weet dikwijls niet wat haar man verdient. Zij kan u alleen zeggen wat hij thuis brengt. Hier is werkelijk een pijnlijk misverstand, die ook voor de voorziening in de stoffelijke behoeften des gezins groote beteekenis heeft. Waarom dan ook niet de zedelijke verplichting in een wettelijke omgezet en bij voorbeeld bepaald, dat het loon zal worden uitbetaald in handen van een ambtenaar, die zorgt, dat het, misschien na eenigen aftrek, ten bate van het huisgezin komt? Inderdaad is de leer, dat de zedelijke

verplichtingen, als zij niet behoorlijk worden nagekomen, in wettelijke mogen worden omgezet, de dood van alle vrijheid".

Zeer juist heeft prof. Fabius in dit citaat de bewering, als zou er een zedelijke verplichting bestaan tot verzekering, om deze in een^ wettelijke om te zetten, geheel en al ontzenuwd. En zeer terecht heeft hij eenmaal geschreven, dat de verzekeringswetten „met alle Anti-Revolutionnair beginsel onverenigbaar zijn, ja door en door on-Nederlands". .

Het staat onbetwistbaar vast , dat de dwangverzekeringswetgeving geheel in strijd is met wat de A.R. eenmaal als hun beginsel hebben voorgedragen en met kracht verdedigd.

Heel die instemming en het ijveren voor de dwangverzekeringswetgeving doet nog te vreemder aan als wij op allerlei ander gebied de A.R. als kampioenen voor de vrijheid zien optreden. Zo wordt door hen in hun program het oude artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis verworpen, omdat, zo het in praktijk gebracht wordt, daarbij dwang zal plaats vinden, terwijl zij ook, om nog maar iets te noemen, de beoefening van' elke dwang verfoeien ten aanzien van de bestrijding van atheïsme, pantheïsme en deïsme, verklarende, dat aan het hoge en heerlijke goed der vrijheid geen geweld mag worden aangedaan en deswege een ongestoorde propaganda van atheïsme, pantheïsme en deïsme, zelfs van rustige communistische lectuur, van overheidswege moet worden toegestaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 1953

De Banier | 8 Pagina's

Genade van een Almachtige God!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 1953

De Banier | 8 Pagina's