Een derde reiziger op de weg
De twee wandelaars die Jeruzalem verlaten, zijn onderweg naar ‘een vlek dat zestig stadiën van Jeruzalem was, welks naam was Emmaüs’.
Vele archeologen hebben al naar dit Emmaüs gezocht. Verschillende plaatsen kwamen er voor in aan- merking, maar nog steeds is onduidelijk waar het gelegen heeft. Emmaüs kan in elk geval geen bedevaartsoord worden. Wat we weten is: dit gehucht lag zestig stadiën vanaf Jeruzalem. Dat is ongeveer elf kilometer. Twee uur lopen. De beide wandelaars hebben nog een fikse wande- ling voor de boeg.
‘En zij spraken tezamen onder elkander van al deze dingen die er gebeurd waren’ (Luk. 24:14).
Liefst hadden de Emmaüsgangers er ver- der maar over gezwegen, over wat er de laatste dagen allemaal in de stad gebeurd was, over hun teleurstelling, over hun hoop die was vergaan, hun smart en gemis. Het was allemaal zo anders gegaan dan ze hadden gedacht. Ze hadden Jezus willen volgen, waar Hij ook zou heengaan, want ze hadden in Hem hun Zaligmaker gezien. Maar ach, Hij is gekruisigd, gestorven en begraven. Het is een verloren zaak gewor- den. Lag Hij nu nog maar in het graf, maar zelfs het graf is leeg. Anderen hadden gezegd dat Hij leeft, maar zíj hebben Hem niet gezien. Zij zijn onbedacht hun Herder verloren. Ze willen eerst zien, dan zullen ze geloven. Voor deze wandelaars is het buiten hope geworden.
Teken van leven
Hun hart is vol van een dode Jezus en toch vloeit hun mond ervan over, of ze willen of niet. Want als Christus in het hart is, is Hij ook op de lippen. ‘Dit is typisch een teken van echt leven, dat de Heere door Zijn Woord in de harten heeft gebracht’ (Kohl- brugge).
De Emmaüsgangers zijn zichzelf een raadsel. Ze zitten in de put en zijn innig bedroefd over een begraven Zaligmaker, maar hun droefheid is geen droefheid der wereld, want die werkt alleen maar de dood. In hún hart is er leven, maar het ontbreekt hen aan licht. Ze zijn bedroefd terwijl de Levensvorst hen op de weg naar Emmaüs al op de voet volgt. Hij volgt dege- nen die Zijne zijn, ook in hun gemis.
‘En het geschiedde terwijl zij samenspraken en elkander ondervraagden, dat Jezus Zelf bij hen kwam en met hen ging’ (Luk. 24:15).
De beide wandelaars lopen samen op, on- gelovig redenerend en elkaar bevragend. Ongemerkt komt een derde hen achterop, een reiziger, net als zij. Hij voegt Zich bij hen. ‘Als christenen de Heere tot onderwerp van hun gesprek maken, kunnen zij hopen met Zijn gezelschap te worden bevoor- recht’ (Spurgeon).
Waar twee of drie in Zijn Naam bijeen zijn, daar komt Hij Zelf in het midden. Dan is Hij dus nooit verre van hen. Dat is hier ook zo. Die twee mensen zoeken Christus, nu komt Hij tot hen, tot deze dwalende schapen. Wie Hem zoekt, zal Hem vinden en Hij open- baart Zich aan hen die naar Hem vragen.
Op Zijn opstandingsdag zoekt Jezus deze beide tobbers op, deze twijfelmoedige en ongetrooste wandelaars. Dat is ook Zijn liefste werk, voor zulken is Hij gekomen, om het verlorene te zoeken, het weggedrevene weder te brengen en het gebogene op te richten. ‘Zie Hem daar wandelen, de grote Zwerver, Die zeer begeert naar Zijn vaderland, maar ter wille van de Zijnen nog veer- tig dagen op de aarde rondwandelt, hoewel Hij reeds tot de hemel behoort’ (I. Kievit).
Een grote verborgenheid
‘En hun ogen werden gehouden dat zij Hem niet kenden’ (Luk. 24:16). Deze onbekende Vreemdeling is hét voorwerp van hun har- telijke liefde, maar de beide wandelaars naar Emmaüs kennen hun Meester niet.
‘Hun ogen werden gehouden...’. Ze zijn bepaald niet blind, maar Christus zorgt er Zelf voor dat zij Hem nog niet herkennen. Markus, die aan deze geschiedenis twee verzen wijdt, schrijft dat Hij hier ‘in een andere gedaante’ verschijnt (Mark. 16:12). ‘Soms houdt Jezus Zich verborgen voor hen die Hem het liefste zijn’ (Spurgeon). Er zijn dus twee redenen waarom de Em- maüsgangers niet zien Wie hun Metgezel is. Hun gezichtsvermogen wordt belem- merd én Hij is van gedaante veranderd. Ze zien Hem niet, net als Maria die meende dat ze met de hovenier van doen had. Voor deze beide wandelaars is de Opgestane als een verzegeld boek, met zeven zegelen gesloten. Eén grote verborgenheid dus. Híj alleen kan die zegelen verbreken en die verborgenheid openbaren. Zíj niet.
‘Christus had het zo geschikt dat zij des te vrijer met Hem en Hij met hen kon spreken, opdat het zou blijken dat Zijn woord niet afhankelijk was van Zijn lichamelijke te- genwoordigheid’ (Henry).
‘Ook heilige smart kan hinderlijk zijn voor het oog om Hem te zien. Kent u deze op- voeding van de hemel?’ (I. Kievit).
(wordt vervolgd)
J. van ’t Hul, Lieren
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 2021
De Saambinder | 20 Pagina's