Mozes en de Profeten
‘Maar Hem zagen zij niet’. Daarmee zijn de beide Emmaüsgangers uitgepraat. De vrouwen konden wel van alles en nog wat vertellen, en Petrus en Johannes ook, maar Hem Die hun ziel had liefgekregen, was niet gezien.
Nu u is het tijd voor de Heere dat Hij werke, dat Hij spreke. ‘O onver- standigen en tragen van hart...’. Jezus kent de kwaal van hun vleselijke overleggingen. Hij zegt niet: ‘Indien gij dan Mij zoekt, hier ben Ik’. Hij begint Zijn aan- spraak ook niet met: ‘geliefden’, evenmin met: ‘mijne vrienden’, maar noemt hen ‘onverstandigen en tragen van hart’. De Em- maüsgangers worden zachtmoedig maar ook scherp vermaand vanwege hun gebrek aan geestelijk inzicht en hun traagheid in het ter harte nemen van de Schriften. Het ware geloof is dus niet alleen een zaak van het hoofd, van het verstand, maar ook en vooral van het hart, van waaruit de uitgangen des levens zijn. ‘Een waar geloof is niet alleen een stellig weten (...), maar ook een vast vertrouwen’ (Heidelbergse Catechismus, Zondag 7).
De onbekende Metgezel spreekt niet van zachte dingen, want de wond moet eerst worden opengelegd voordat zij genezen kan worden. ‘Wanneer het Evangelie ons ervan langs geeft en ons flink om de oren slaat, moeten wij niet schichtig worden of op de loop gaan, want het zal ons een zalf op ons hoofd zijn. Het is een voorrecht door de Heere op ons nummer gezet te worden. We komen er altijd helemaal ge- nezen uit’ (Kohlbrugge).
Leven bij het Woord
De derde Wandelaar verwijt de Emmaüs- gangers niet dat ze de vrouwen niet hadden geloofd, maar dat ze de Schriften niet verstaan. De profeten hadden toch gezegd dat de Christus eerst moest lijden en sterven, voordat Hij tot Zijn heerlijk- heid kon ingaan! Wéten zij deze dingen niet? Hadden ze de Schriften maar meer onderzocht, want die zijn het immers die van Hem getuigen. Er wordt niet meer ge- sproken over wat de mensen vanochtend allemaal hadden gezegd, Jezus beroept Zich op de Schriften, Hij opent het Woord, want Hij leeft bij het Woord. ‘Het zekerste middel om geestelijk rijk te worden in hemelse kennis is te graven in deze mijn van diamanten, is parels te verzamelen in deze hemelse oceaan’ (Spurgeon).
‘En begonnen hebbende van Mozes en van al de Profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was’ (Luk. 24:27).
Als een Uitlegger, één uit duizend, gaat Christus de Schriften verklaren, de boek- rollen van Mozes, de Psalmen, de profeten Jesaja en Maléachi, alle Schriften die gesproken hebben van de Messias, de Knecht des Heeren, Die als een lam ter slachting moest worden geleid, om via het kruis te komen tot de kroon. Zo staat het toch geschreven! ‘Wie de gekruisigde Christus niet verstaat, kan ook de Opge- stane niet recht kennen’ (I. Kievit).
Schriftuurlijk legt de Medewandelaar uit, hoe alle Schriften vervuld zijn in Jezus van Nazareth. Het volle licht valt op Hem. Aan de hand van het Oude Testament ver- klaart Hij het Nieuwe. Als Machthebbende onderwijst Hij hen die dwalen om ze te brengen in het rechte spoor. Zo past Hij toe en maakt Hij plaats voor Zichzelf. Hier is Christus Die Christus verkondigt. Wat een Bijbelverklaring! ‘Jezus Christus Zelf is de beste Schriftverklaarder, vooral van de Schriften die Hem Zelf betreffen’ (Henry).
De Gegevene des Vaders
De Emmaüsgangers krijgen catechi- satie. Ze zijn van hun ergernis genezen en hebben vast geluisterd met oren op steeltjes. Als de Schriften worden ge- opend, wordt Jezus aangewezen als de Gegevene des Vaders, Die gegeven is tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en tot een volkomen verlossing. Het oude is nieuw geworden. Hun blinde zielsogen worden gaandeweg geopend en hun dorre hart raakt verlevendigd. Na zoveel ban- ge tegenspoed kunnen ze opeens weer ademhalen. Maar nog is de Christus der Schriften verborgen voor hun ogen. Hij loopt naast hen, maar moet Zichzelf gaan openbaren.
Zonder dat ze er goed en wel erg in hebben, zijn ze bijna in Emmaüs. Nog een laat- ste bocht en ze zijn thuis. Dan lijkt de grote Onbekende Zijn reis te willen vervolgen. Hij lijkt als een Wandelaar voorbij te willen gaan. Maar de beide anderen kunnen nog niet genoeg van deze wonderlijke Vreem- deling krijgen. Ze willen meer onderwijs horen en kunnen Hem nog niet missen. Hij had hun hart verklaard en hun ziel zo uitge- haald. ‘En zij dwongen Hem, zeggende: Blijf met ons; want het is bij den avond en de dag is gedaald. En Hij ging in, om met hen te blijven’ (Luk. 24:29).
‘Hoe korter bij de Heere Jezus, hoe meer betrekking wij op Hem krijgen’ (Lamain).
(wordt vervolgd)
J. van ’t Hul, Lieren
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 april 2021
De Saambinder | 24 Pagina's