Van kind tot kind
Opnieuw willen we nog eens terugblikken op de waardevolle serie artikelen over de jeugdproblematiek en de opvoeding die dr. W. Fieret voor De Saambinder schreef.
Vorige week schreven we over opvoedingsverlegenheid en opvoedingsonzekerheid. Opvoeden is de moeilijkste en tegelijk de mooi- ste taak die de Heere een mens oplegt. Laten we dat allebei blijven beseffen. En laten we dan ons uitgangspunt niet nemen in de omstandigheden, noch in de mens, maar in Gód en in Zijn Woord en Zijn Geest, in Hem Die Zijn waarheid nimmer zal krenken en Zijn verbond nooit zal schenden. Zo lang het zonlicht schijnt! Driemaal wordt het de gehuwden op hun trouwdag voorgehouden dat deze getrouwe God ‘Zijn hulp en bijstand altijd wil schenken, ook wanneer men dat aller- minst verwacht’. Opvoedingsverlegenheid en opvoedingsonzekerheid kan zo ongemerkt en onbewust overgaan in opvoe- dingsmoeheid en -gemakzucht. Maar het huwelijk is een lévensroeping. Want ‘de Vader der barmhartigheid heeft u tot deze heilige staat des huwelijks geroepen en samen verbonden’.
Christelijk en godzalig
De kinderzegen is niet vanzelfsprekend. De ‘christelijke en godzalige’ opvoeding doe je er niet even ‘bij’. Het zal waar zijn dat de maatschappij veel van ons vraagt. De samenleving is materialistisch en egoïstisch. Die tijdgeest leeft in ons aller hart en deze lucht ademen we allemaal in. Doorzien we deze tijdgeest ook? Zijn we waakzaam en biddend? Of verzwageren we er ons (heel voorzichtig) mee? Zijn we voldoende overtuigd van de ernst van dit tijdsgewricht én van de waarde van het christelijke gezinsleven, onder Gods onmisbare zegen?
Dit vraagt meer en meer offers. We zijn allemaal kinderen van deze tijd! Daarom moeten we de opvoedingsgemakzucht eerlijk onder ogen zien. Het schijnt allemaal zo vanzelfsprekend, de carrière van pa en de eigen ontwikkeling van ma. Met de neiging om dan maar wat verant- woordelijkheden te delegeren en die bij de school of andere instanties te leggen. ‘Ik vouw mijn diploma’s niet in de luiers’, nee, dat zal niet uit de mond komen van een moeder met Bijbels zicht op het gezin! We moeten - om te beginnen in de bezin- ning - terug naar de basis, naar de goede scheppingsordening van: ‘Hebt gij niet gelezen wat de Schepper nog steeds bedoelt en wil zegenen?’ Terug naar de fundamenten, naar de eenvoud van het Bijbelse huwelijk en gezinsleven.
Opvoedingsdoel
In gehoorzaamheid aan de Schrift luiste- ren we verder naar onze vaderen. In het huwelijksformulier brengen ze het huwe- lijks- en opvoedingsdoel als volgt onder woorden: ‘… opdat ze hun kinderen in de waarachtige kennis en vreze Gods, Hem ter ere en tot hun zaligheid opbrengen’. We belijden van harte ‘dat we van onszelf niets goeds hebben en dat alle goede gaven van Boven komen’. Daarna wordt er met en voor het geknielde bruidspaar gebeden om de onmisbare werking van Gods Geest in hun hart en huis, onder meer met deze woorden: opdat ze ’… de kinderen die het U belieft hun te geven, godzalig opvoeden mogen, tot eer van Uw heilige Naam, tot stichting van Uw gemeente en tot verbreiding van Uw heilig Evangelie’.
Daarom bidden we na de doop van onze kinderen dat de genadeheerschappij in Christus Jezus zal blijken en dat ze daar- toe ‘christelijk en godzalig opgevoed’ mogen worden. Welke doorwerking hebben deze gebedswoorden van de Kerk der eeuwen bij de huwelijksbevesti- ging en de doopsbediening in de huidige opvoedingspraktijk? Zijn het slechts woorden, of zijn het (gebeds)zaken? Als deze elementen uit beeld raken, is dat een ernstige vorm van verwereldlijking. Laten we de doorwerking van Gods zegen vanaf het prille begin niet onderschatten. Want satan en de antichristelijke machten beseffen dit heel goed.
Waar liefde woont
Het gaat om het positieve onderwijs en om het heilzame van de praktijk binnen huwelijk en gezin van: ‘waar liefde woont, gebiedt de Heere de zegen: daar woont Hij Zelf, daar wordt Zijn heil verkregen, en het leven tot in eeuwigheid’. Daarin ligt de hartelijke overtuiging dat alleen de zegen des Heeren rijk maakt. Positief, in de zin van Gods verbondszegen en Zijn bedoe- ling met dit gedoopte kind.
Meer dan ooit is het nu nodig om voor te houden en voor te leven wie de HEERE wil zijn als de God der geslachten! En ook wat het werkelijk betekent om ‘in Chris- tus geheiligd te zijn’. In dit licht willen we elkaar vragen welke praktische conse- quenties het heeft dat het (doop)water scheiding maakt. Er valt dus een scheiding, en dan niet alleen tussen kerk en wereld. Hoewel, dat zeker ook, want God waakt over de heiligheid binnen Zijn verbonds- openbaring. Maar Hij waakt zeker niet minder over Psalm 105 vers 5, over de waarachtigheid van de verbondsopenba- ring, van kind tot kind!
Wat heeft de Heere hiermee positief te zeggen tegen dit (ons) kind? Want de ouders zullen toch gehouden zijn ‘hun kinderen in het opwassen hiervan breder te onderwijzen’? Onderwijzen in woord en voorbeeld, in voorhouden en voorle- ven. Onderwijzen, waarin? Dat het kind gedoopt is, dat het door Gods leiding apart is gezet onder de bediening van het genadeverbond, dat God recht op het hart en leven heeft, dat de Heere wil werken van kind tot kind.
De Heere spreekt het gedoopte kind aan met: ‘Mijn zoon, Mijn dochter, geef Mij je hart’. In de vorming van het geweten door de Tien Geboden zegt Hij vijfmaal dat Hij ‘de HEERE uw God’ is. Bij de wetgeving rond de Sinaï waren het bepaald niet allemaal echte kinderen van God. Maar de HEERE heeft zeker Zijn goede bedoe- lingen met de roep tot afzondering en de oproep tot de bekering van het hart!
Zullen we positief over deze Verbondsgod blijven spreken? Want Hij is het zo waard.
(slot)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 2022
De Saambinder | 20 Pagina's